Kamerbrief inzake beantwoording vragen van de leden Driessen en Wilders over Noodhulpverlening door een terroristische organisatie in Pakistan

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Driessen en Wilders over Noodhulpverlening door een terroristische organisatie in Pakistan. Deze vragen werden ingezonden op 24 augustus 2010 met kenmerk 2010Z11825.


De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Driessen en Wilders (PVV) over Noodhulpverlening door een terroristische organisatie in Pakistan.

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht over noodhulpverlening in Pakistan door de terroristische organisatie Jamaat e Dawa? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2
Deelt u de afschuw over de volgende uitspraak van een ‘hulpverlener’ van de terroristische organisatie Jamaat e Dawa richting slachtoffers van de overstromingen in Pakistan: “Laten we bidden dat alle ongelovigen snel zullen sterven en dat wij, de moslims, aan de macht zullen komen”?

Antwoord

De Nederlandse regering hecht onvoorwaardelijk aan het principe dat humanitaire hulpverleners noodhulp niet verbinden aan geloof, etniciteit of enig ander onderscheid tussen mensen. De genoemde uitspraak staat in schril contrast met het humanitaire principe van onpartijdigheid van noodhulp.

Vraag 3
Kunt u garanderen dat Jamaat e Dawa en alle andere terroristische en extremistische islamitische organisaties in Pakistan geen cent aan Nederlandse noodhulp ontvangen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De Nederlandse regering geeft steun aan de overstromingsslachtoffers via het Internationale Rode Kruis, het Wereldvoedselprogramma, UNICEF en de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO). Deze organisaties werken alleen samen met professionele humanitaire organisaties, die de humanitaire principes van onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid hooghouden.

1) NOS Journaal, 21 augustus 2010, 20.00 uur