De zwarte tulp bestaat wél
Tijdens de opening van een jubileumexpositie in museum De Zwarte Tulp in Lisse sprak minister Verburg over de toekomst van de bloembollensector.
Toespraak van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg, bij de opening van de jubileumexpositie museum De Zwarte Tulp, 3 september 2010.
Mijnheer Breure, mijnheer Rietdijk, dames en heren,
We kennen natuurlijk allemaal de Zwarte Tulp, nietwaar? We zijn tenslotte - zeker na het succes van het Nederlandse elftal - allemaal voetballiefhebbers. De Zwarte Tulp: de bijnaam van Ruud Gullit.
Maar verder bestaat de Zwarte Tulp niet. Althans, volgens de kenners. Er bestaan wel donkere varianten, zoals de Black Parrot, de Black Beauty en de Queen of the Night, maar echt diep-zwart zijn ze niet. Eerder paars, of heel donker bruin.
Toch hebben de kenners het dit keer mis, want de Zwarte Tulp bestaat wel degelijk. Hier, in het hart van de bloembollenstreek. In Lisse.
Dames en heren, van harte gefeliciteerd met het 25-jarig jubileum van deze Zwarte Tulp. Van dit prachtige en sfeervolle museum. Van deze mooie verzamelplaats van alles wat de bloembollencultuur ons land heeft geschonken. En overigens nog steeds schenkt.
Want laten we dat vooral niet vergeten, dames en heren de bloembollensector is één van de absolute paradepaardjes van de Nederlandse land- en tuinbouw. De sector staat op eenzame hoogte in de wereld. Meer dan de helft van het wereldwijde areaal van bloembollen is in Nederland te vinden en van de wereldexport van bloembollen neemt Nederland een dikke 80% voor zijn rekening, met een totale waarde van 602 miljoen euro per jaar.
Dat zijn indrukwekkende cijfers. En voor wie niet beter weet, lijkt het alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Maar u en ik weten beter. De bloembollensector heeft het - net als de andere tuinbouwsectoren - op dit moment niet makkelijk. De economische tegenwind, de concurrentie die steeds groter wordt. De steeds weer nieuwe en steeds weer striktere fytosanitaire eisen. Ontwikkelingen op het gebied van regelgeving - denk bijvoorbeeld aan de Europese regelgeving omtrent Aardappelmoeheid - . Zorgen over de druk van de teelt op het milieu. Zorgen over de druk op de ruimte, de regelmatige aanspraak op extra gebied, dat ten koste kan gaan van eerste klas bollengrond. En denk tenslotte ook aan de grillige consumenten die voortdurend wat anders wenst. Het zijn ontwikkelingen die de sector onder druk zetten. En waar de sector op moet reageren.
Gelukkig is die reactie gekomen. Zoals u misschien weet, heb ik op 19 mei jl., tijdens de bijzondere algemene ledenvergadering van de KAVB, de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur, een Visie voor de toekomst van de sector in ontvangst mogen nemen.
En in die Visie staat een aantal zaken, die mijn inziens de toekomst van de sector kunnen veiligstellen.
- Meer aandacht voor vraagsturing, meer aandacht dus voor de wensen van de consument. Een mooi voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld het succesvolle 'bol-in-pot' product.
- Meer aandacht voor ondernemerschap
- Nog meer aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, ook omdat het imago in het buitenland - duurzaam, hoge kwaliteit - top moet blijven.
- Meer aandacht fundamenteel onderzoek en productverbetering. Op mijn ministerie is men bijvoorbeeld erg te spreken over het onderzoek naar de inhoudsstof galantamine van de narcis, voor de behandeling van de ziekte van Alzheimer.
- En tenslotte - een hele belangrijke - meer aandacht voor samenwerking binnen de keten. En ik denk dan met name aan meer samenwerking tussen handelsorganisatie Anthos, branchevereniging KAVB, Productschap Tuinbouw (PT), de voormalige Plantenziektenkundige Dienst (PD), en de Bloembollenkeuringsdienst (BKD). En natuurlijk ook met de ketenpartijen, de consumenten en de burgers!
Dat zijn geen gemakkelijke opgaven, die de sector zichzelf heeft gesteld. Er liggen een aantal forse opgaven en uitdagingen. Maar de wil is er en er is op een aantal onderdelen al een voortvarende start gemaakt.
Om de bloembollensector daarbij te helpen, heb ik tijdens die Algemene Ledenvergadering in mei twee toezeggingen gedaan:
- Ik heb 50.000 € vrijgemaakt voor het verder uitwerken en concreter maken van bepaalde delen van de Visie.
- En ik heb voor de komende drie jaar, jaarlijks 150.000 € toegezegd voor een leerstoel fysiologie. En dat is een hoop geld - zeker in deze economisch wat moeilijkere tijden - maar het is het meer dan waard als op deze manier baanbrekende vindingen op het gebied van teelt en afzet een nieuwe impuls kunnen krijgen.
En verder probeer ik met de diverse partijen natuurlijk ook een oplossing te vinden voor het ruimtelijke ordeningsvraagstuk. Met name ook hier in de Duin- en Bollenstreek, toch het centrum van de bloembollensector. Want hoewel de teelt - als je kijkt naar de aantallen hectare land - er weliswaar beperkt is, heeft het gebeid wel een grote betekenis als het gaat om innovatie en om het compleet maken van het assortiment.
Vandaar ook dat ik me in Randstad Urgent-verband - samen met de bestuurders uit de regio - sterk heb gemaakt voor een integrale gebiedsontwikkeling die is gericht op greenport en landschap. En dat heeft succes gehad. Alle gemeenten in het gebied gaan nu akkoord met één gebiedsagenda, en hebben daarvoor een gebiedsontwikkelingsmaatschappij opgericht.
En daarmee is de druk van de ketel, want hoewel we de gebiedsagenda op korte termijn niet helemaal kunnen uitvoeren, ligt er nu wel een gezamenlijk document waar iedereen zich aan gecommitteerd heeft.
Zaak is nu om die koers aan te houden. En om al die opgaven die de sector zichzelf heeft opgelegd in de Visie uit te voeren. Want dan, dames en heren, heeft de bollensector en de Duin- en Bollenstreek weer toekomst.
Ik roep de sector dan ook op om dit voortvarend aan te pakken, want hoewel er een aantal prachtige schilderijen hier in dit museum te bewonderen zijn, zie ik toch het liefst al die bloemenkleuren in het echt, buiten op de velden.
Dames en heren,
Ik ga afsluiten. U weet dat ik de bloembol en de bloembollensector een warm hart toedraag.
- Omdat de sector van belang is voor onze economie.
- Omdat de bloembol belangrijk is als icoon, als merk voor Nederland
- Maar natuurlijk ook omdat de kleuren, de geuren en de gevarieerdheid in soorten verblindend mooi zijn.
Zo'n mooi product verdient het natuurlijk om op gepaste wijze geëtaleerd te worden. Waarbij wordt ingegaan op de geschiedenis van het vak en van de streek. Waar wordt verteld over de ontwikkeling van de teelt, de verwerking en de handel. Waarbij ook nog wordt gedacht aan het onderrichten van de jeugd.
Dat, dames en heren, gebeurt hier allemaal. En meer. Al 25 jaar. Ik vind het dan ook een eer en een groot genoegen om de jubileumexpositie te mogen openen.