Inrichting voor veelplegers niet geschikt voor vreemdelingen
De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming adviseert negatief over het voorstel van de minister van Justitie om vreemdelingen zonder verblijfstitel die zijn veroordeeld tot een isd-maatregel in één inrichting bij elkaar te plaatsen. Dit advies is uitgebracht op verzoek van de minister.
De isd-maatregel (plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders) kan sinds een jaar ook worden opgelegd aan vreemdelingen die na het einde van de maatregel niet in Nederland mogen blijven. De minister verwacht dat een deel van de vreemdelingen door de isd alsnog wordt gemotiveerd om aan het vertrek uit Nederland mee te werken.
De Raad is van mening dat er bij toepassing van de isd-maatregel in deze gevallen geen sprake is van een volwaardige isd-maatregel. Een echte behandeling is namelijk niet aan de orde, terwijl de isd daar wel voor is bedoeld. Hierdoor resulteert de maatregel in een kale opsluiting van twee jaar. De Raad vindt dat de maatregel daarvoor niet mag worden gebruikt.
Vrijheidsbeneming met uitzetting als doel kan door middel van vreemdelingenbewaring worden gerealiseerd. Die is omgeven met een aantal rechtswaarborgen die bij de isd-maatregel ontbreken.
Met een isd-maatregel gaan veelplegers van veelal relatief lichte delicten maximaal twee jaar de gevangenis in. In die twee jaar kunnen hun verslaving of andere problemen worden aangepakt om een einde te maken aan hun overlastgevende levenspatroon. Het laatste deel van de maatregel is de veroordeelde onder toezicht vrij, om te leren weer een normaal leven te leiden. Bij deze groep vreemdelingen is de maatregel echter niet gericht op resocialisatie in de Nederlandse of buitenlandse samenleving. Dit betekent dat de maatregel volledig binnen de muren van de inrichting ten uitvoer wordt gelegd. Volgens de Raad staat dit op gespannen voet met de doelstelling van de maatregel. Van een echte behandeling is geen sprake, terwijl dit wel nodig is om de lengte van de isd te rechtvaardigen ten opzichte van de relatief kleine delicten waarvoor de maatregel doorgaans wordt opgelegd.
De Raad vindt de nieuwe isd-variant bovendien onnodig, omdat er al voldoende andere mogelijkheden bestaan om tegen criminaliteit en irregulier verblijf in Nederland op te treden. Daar komt bij dat door het toepassen van de isd de (internationaal voorgeschreven) rechtsbescherming rond de vreemdelingenbewaring wordt omzeild. Vreemdelingenbewaring mag bijvoorbeeld alleen bij uitzondering langer dan een half jaar duren.
De Raad verwacht niet dat de maatregel, inclusief het bij elkaar plaatsen van deze groep, bijdraagt aan een effectieve uitzetting. Het vormgeven van een programma dat de vreemdeling effectief voorbereidt op het leven in zijn land van bestemming lijkt niet haalbaar. Daarbij speelt mee dat het vaak gaat om vreemdelingen bij wie uitzetting eerder al niet is gelukt. Ten slotte blijkt de doelgroep voor de maatregel tot nu toe klein: in een jaar tijd zijn er nog slechts enkele vreemdelingen in een inrichting voor stelselmatige daders geplaatst.