Wet financiering sociale verzekeringen. Overgang onderneming in 2002 mag bij premievaststelling 2006 aan de orde komen
De minister geeft een toelichting bij de beslissing zijn cassatieberoep in te trekken tegen de uitspraak waarin het hof besliste dat het belanghebbende vrijstond om ieder jaar de premievaststelling aan de orde te stellen.
X bv voert sinds 2002 schoonmaakwerkzaamheden uit voor Z. Voorheen werden die werkzaamheden door Y verricht. X bv heeft voor die werkzaamheden werknemers in dienst genomen die voorheen bij Y in dienst waren. Andere schoonmaakwerkzaamheden die door Y werden verricht, zijn overgenomen door derden. Bij de vaststelling van de pemba-premie voor 2006 ging de inspecteur uit van een gedeeltelijke overgang van de onderneming van Y aan X bv en heeft hij rekening gehouden met aan ex-werknemers van Y betaalde WAO-uitkeringen. Deze uitkeringen zijn, voor de vaststelling van de pemba-premie, aan X bv toegerekend.
In tegenstelling tot de rechtbank is het hof van oordeel dat nu de inspecteur jaarlijks de pemba-premie bij voor bezwaar vatbare beschikking vaststelt, het X bv vrijstaat om ieder jaar de premievaststelling aan de orde te stellen. Geen rechtsregel verzet zich er tegen dat X bv daarbij de overgang van de onderneming in 2002 in geschil brengt nu dit invloed heeft op de hoogte van de pemba-premie in het onderhavige jaar. Het hof verwijst de zaak terug naar de rechtbank omdat onduidelijkheid bestaat over de feiten die van belang zijn voor de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van een overgang van een onderneming en de rechtbank niet aan die beoordeling is toegekomen.
De minister heeft laten weten dat hij afziet van cassatie. Ter toelichting merkt hij het volgende op.
"Het hof heeft met juistheid geoordeeld dat op grond van art. 59, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (tekst 2006) voor de heffing van de premies van werknemersverzekeringen dezelfde regels gelden als voor de heffing van de loonbelasting. Daardoor zijn de bepalingen inzake bezwaar en beroep van hoofdstuk V van de AWR ook van toepassing op de bestreden beschikking.
In de bestreden beschikking is de gedifferentieerde premie voor de WAO voor het jaar 2006 vastgesteld. De hoogte van deze premie is mede afhankelijk van het antwoord op de vraag of in 2002 sprake is geweest van een overgang van een onderneming van Y naar X bv. Binnen de regels van de AWR bestaat er geen bezwaar tegen de benadering dat X bv de kwestie van de overgang van een onderneming (opnieuw) aan de orde stelt. Dat geldt dus ook in het geval waarin X bv eerder heeft berust in een uitspraak op bezwaar aangaande een eerder jaar. Nu de overgang van de onderneming langer geleden is en X bv die kwestie opnieuw ter discussie stelt, rust naar mijn opvatting binnen de vrije bewijsleer wel in eerste de instantie de bewijslast op de X bv. Ik heb de inspecteur dan ook verzocht dit aspect in de verwijzingsprocedure bij de rechtbank expliciet aan de orde te stellen".
Intrekking cassatieberoepschrift minister van 9 juli 2010 nr. DGB 2010-3670, n.a.v. lopende procedure Hoge Raad, 2010/01952, 2006, Wfsv 37 en 59