Inkomstenbelasting. Op implantaten bevestigde brug als hulpmiddel aangemerkt

De minister laat weten dat hij zijn (pro forma) ingediende beroepschrift in cassatie heeft ingetrokken en geeft daarbij een toelichting. Het hof had beslist dat de uitgaven voor het plaatsen van een implantaten in de mond bevestigde brug als persoonsgebonden aftrek in aanmerking mochten worden genomen.

B heeft uitgaven gedaan voor het plaatsen van een op implantaten in de mond bevestigde brug. De brug stelt haar in staat elementaire lichaamsfuncties – het bijten en kauwen van voedsel – te vervullen waartoe zij anders niet in staat zou zijn. Het betreft hier een op implantaten geplaatste gebitsprothese die kan worden bevestigd door middel van magneten, drukknoppen, een staaf-hulsconstructie, of schroeven. In dit geval is de brug geplaatst met schroeven en kan deze uitsluitend geplaatst en verwijderd worden door een tandarts. In geschil is of ter zaken van de uitgaven gedaan voor het plaatsen van een zogenoemde ‘Branemarktbrug’ recht bestaat op het in aanmerking nemen van uitgaven wegens chronische ziekte

Volgens het hof is voor het aanmerken van de brug als hulpmiddel niet vereist dat de brug een bijzondere hoedanigheid bezit die meebrengt dat zij alleen gebruikt wordt door ziek en/of invalide personen. Ook als die eis wél gesteld zou worden, kan een brug als hulpmiddel worden aangemerkt omdat een brug alleen wordt gebruikt door personen doe zonder voorziening niet in staat zouden zijn voedsel op min of meer normale wijze te bijten en te kauwen. De omstandigheid dat de brug na plaatsing zijn zelfstandigheid verliest vormt voor het hof evenmin aanleiding de brug niet als hulpmiddel aan te merken. De uitgaven voor de brug kunnen dan ook als persoonsgebonden aftrek in aanmerking worden genomen.

De minister heeft zijn pro forma ingediende beroepschrift in cassatie ingetrokken. Ter toelichting merkt hij op dat de uitspraak geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en feitelijk van aard is. Hij laat daarbij verder weten dat hij terugkomt van het in het besluit van 21 januari 2010, nr. DGB2010/372M in punt 3.18 neergelegde standpunt dat voor de kwalificatie als hulpmiddel vereist is dat sprake blijft van een zelfstandige zaak. Voor het antwoord op de vraag of een kroon een hulpmiddel is, maakt dit overigens geen verschil. De minister blijft namelijk van mening dat een kroon geen hulpmiddel is. Het plaatsen van een kroon stelt een persoon op zichzelf immers niet in staat tot het verrichten van een elementaire lichaamsfunctie, waartoe hij anders niet in staat zou zijn. Er is veeleer sprake van gebitsonderhoud. Voor de goede orde: de kosten van een kroon kunnen wel als specifieke zorgkosten worden aangemerkt (art. 6.17, lid 1, onderdeel a Wet IB 2001; tekst 2010).

Intrekking cassatieberoep minister op 4 augustus 2010 nr. DGB2010-4459, in lopende procedure Hoge Raad, 2010/00989, 2004, Wet IB 2001 6.20a en 6.17 (tekst 2004)