Omzetbelasting. Prestaties manege niet uitsluitend gelegenheid geven tot sportbeoefening
De staatssecretaris licht toe waarom hij afziet van cassatie tegen de uitspraak waarin het hof de prestatie van een manege in drieën splitst. Hij voert inmiddels overleg met de sector of afspraken mogelijk zijn over de berekening van het deel van de vergoeding dat is toe te rekenen aan het gelegenheid geven tot sportbeoefening.
Firma X exploiteert een ruitersportcentrum. Bij de manege behoort een rijhal en een buitenbak; in beide accommodaties wordt les gegeven, maar er wordt ook gebruik van gemaakt zonder instructie. Niet-pensionklanten kunnen tegen betaling ook gebruik maken van de accommodaties. Het merendeel van de pensionklanten houdt zich bezig met de beoefening van de recreatieve ruitersport. X bepleit toepassing van het verlaagde tarief omdat alles zou opgaan in het gelegenheid geven tot sportbeoefening.
De rechtbank denkt daar anders over en maakt een onderscheid in: sportbeoefening, onderworpen aan het verlaagde tarief; voeren en verzorgen, onderworpen aan het algemene tarief en de verhuur van boxen dat vrijgesteld is. In hoger beroep beantwoordt het hof eerst de vraag of de prestatie van X gesplitst kan worden zonder dat er sprake is van kunstmatigheid als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 25 februari 1999, nr. C-349/1996. Nadat deze vraag bevestigend is beantwoord, oordeelt het hof dat de gelegenheid tot sportbeoefening niet zodanig overheerst dat de overige diensten als bijkomend moeten worden gezien. Het hof sluit zich wat de verdeling tussen de verschillende prestaties betreft aan bij de rechtbank.
De staatssecretaris gaat niet in cassatie en geeft een toelichting, zie onderstaande doorklik
Toelichting staatssecretaris van 28 april 2008, nr. DGB 2008-1888, n.a.v. uitspraak Hof Den Bosch van 20 maart 2008, 2006/00369, 01-01-2004 t/m 30-06-2004, Ob 1968 9 en Ob 1968 Tabel I-b 3