Inkomstenbelasting. Aftrekbaarheid rente hypothecaire geldlening in geschil
De staatssecretaris ziet af cassatieberoep tegen de uitspraak waarin het hof besliste dat recht bestond op aftrek van het volledige bedrag aan hypotheekrente dat door belanghebbende was betaald.Belanghebbende (A) en zijn echtgenote kochten in augustus 2000 een woning te Y voor € 191 722. Daarbij was € 13 015 overdrachtsbelasting en overige kosten verschuldigd. De transportakte is gepasseerd op 1 november 2000. Op 6 september 2000 verkocht A zijn toenmalige woning in Z voor € 188 319. Ook die transportakte passeerde op 1 november 2000. Na aflossing van de betreffende hypotheek met € 69 183 en betaling van € 3 688 aan kosten resteerde € 115 447. Hiervan maakte de notaris € 92 295 over naar zijn collega waar eerstgenoemde transportakte werd gepasseerd. Het bedrag werd aangewend voor de gedeeltelijke voldoening van de koopsom van de woning in Z, inclusief kosten. Op 12 september 2000 brengt de bank offerte uit voor een lening van € 343 796, ter financiering van de woning, een overbruggingskrediet en een bouwdepot. Uiteindelijk werd een lening verstrekt van € 247 764 (voor woning, belasting en overige kosten en verbouwing). Uit de hypotheekakte ook van 1 november 2000 blijkt dat A € 90 302 moet storten op een beleggingsrekening.
In geschil is of de rente verschuldigd uit hoofde van de hypothecaire lening integraal aftrekbaar is.
De staatssecretaris gaat niet in cassatie en geeft een toelichting, zie onder "informatie" de doorklik
Toelichting staatssecretaris van 8 april 2008, nr. DGB 2008-1243, n.a.v. uitspraak Hof Leeuwarden van 22 februari 2008, 2007/00037, Wet IB 2001 3.110 en 3.120