Algemene wet inzake rijksbelastingen. Geen verzuimboete nu gunstiger regeling gold voordat boete vaststond

De staatssecretaris ziet af van cassatieberoep tegen de uitspraak waarin het hof oordeelde dat de opgelegde verzuimboete moest vervallen. Het besluit waarin een gunstiger regeling staat verwoord, werd van toepassing geacht.

Belanghebbende is een bv, waarvan de directeur tevens enig aandeelhouder is. De boekhouding van de bv wordt verzorgd door de controller van de groep waar zij deel van uitmaakt. De bv heeft een verbeterde aangifte loonbelasting ingediend met het verzoek een naheffingsaanslag op te leggen, aangezien zij had verzuimd het vakantiegeld voor de loonheffing mee te nemen. De inspecteur heeft dit aangemerkt als een vrijwillige verbetering. Er is een naheffingsaanslag opgelegd met een verzuimboete van 5%. De (directeur van de) bv is van mening dat de eventuele schuld van de controller niet aan hem kan worden toegerekend. Hij verwijst daarbij naar HR 1 december 2006, nr. 40.518).

Volgens de rechtbank gaat het hier om een verzuimboete (en niet om een vergrijpboete zoals in het arrest), waarbij niet het vereiste geldt dat sprake moet zijn van opzet of grove schuld. Echter, ook dan wordt een zekere mate van schuld voorondersteld, bij gebreke waarvan de boete vervalt. De bv zelf kan niet een veronderstelde mate van schuld hebben, maar deze schuld moet aanwezig zijn bij haar directeur. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat de directeur niet de zorg zou hebben betracht die redelijkerwijs van hem kan worden verwacht bij de keuze van de deskundige, en de samenwerking met deze persoon. De conclusie is dan ook dat bij de (directeur van) de bv sprake is van afwezigheid van alle schuld.

Het hof oordeelt in hoger beroep dat het Besluit van 21 maart 2007, nr. CPP2006/2918M van toepassing is, hetgeen hier betekent dat geen verzuimboete kan worden opgelegd. Het hof ziet geen aanleiding het grensbedrag van € 5000 te delen door twaalf omdat de vrijwillige verbetering een maandaangifte betrof. Het besluit noch haar toelichting leiden tot die uitleg.

De staatssecretaris gaat niet in cassatie en geeft een toelichting, zie onderstaande doorklik

Toelichting staatssecretaris van 1 april 2008, nr. DGB 2008-1262, n.a.v. uitspraak Hof Leeuwarden van 18 december 2008, 2007/00025, juli 2005, Awr 67e en BBBB 1998 24a