Algemene wet inzake rijksbelastingen. Geen verlengde navorderingstermijn bij aftrekbaarheid van kosten?

De staatssecretaris stelt geen cassatie in tegen de uitspraak waarin het hof oordeelde dat de verlengde navorderingstermijn van 12 jaar in dit geval niet geldt.

X bv heeft in 1994 en 1995 vooruitbetalingen gedaan aan een in de VS gevestigde advocaat gedaan. Deze betalingen heeft zij ten laste van het resultaat gebracht. De inspecteur is van mening dat het hier gaat om niet aftrekbare uitgaven. In verband hiermee heeft hij –buiten de vijfjaarstermijn– navorderingsaanslagen opgelegd. Volgens hem geldt hier namelijk de verlengde navorderingstermijn van 12 jaren. Hiertegen komt X met succes in beroep.

Het hof leidt uit de wetsgeschiedenis af dat de wetgever met de verlengde navorderingstermijn het oog heeft gehad op baten en niet op de aftrekbaarheid van kosten en dat de verruiming van de bevoegdheid tot navordering dient ter compensatie van het gebrek aan controlebevoegdheden van de fiscus. Nu het in dit geval gaat om de aftrekbaarheid van uitgaven en de fiscus niet was beperkt in de controlemogelijkheden, geldt de verlengde navorderingstermijn niet.

De staatssecretaris gaat niet in cassatie en geeft een toelichting, zie onderstaande doorklik

Toelichting staatssecretaris van 28 februari 2008, nr. DGB 2008-697, n.a.v. uitspraak Hof Arnhem van 23 januari 2008, 2005/00124, Awr 16