Omzetbelasting. Levering schoolboeken met CD-Rom was één prestatie tegen laag tarief
De minster heeft laten weten waarom hij afziet van cassatie tegen de uitspraak waarin het hof, in navolging van de rechtbank, besliste de geen sprake is van afzonderlijke leveringen van een hand/werkboek en van de daarvan deel uitmakende CD-Rom.
X bv, maakt sinds 2004 onderdeel uit van een internationaal opererend uitgeversconcern. Zij is uitgever van educatieve leermiddelen en ontwikkelt leermiddelen voor zowel basis als voortgezet onderwijs en beroep- en volwassen educatie. Een door haar ontwikkeld educatief leermiddel bestaat uit een complete lesmethode, met een handboek, werkboek, docenteneditie en aanverwante artikelen. X bv levert vrijwel uitsluitend aan scholen en boekhandels. Van het hand- en werkboek maakt een CD-Rom deel uit, die aan de binnenkant van het werkboek is geplakt. Deze boeken met CD-Rom zijn exemplarisch voor alle hand- en werkboeken met CD-Rom waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft. De geleverde hand/werkboeken voldoen aan de eisen zoals gesteld in Tabel I, post a 30. In geschil is of bij de levering van het hand- en werkboek met bijbehorende CD-Rom sprake is van afzonderlijke leveringen, waarbij de boeken zijn belast tegen het lage tarief en de CD-Rom tegen het normale tarief.
In hoger beroep onderschrijft het hof het oordeel van de rechtbank dat sprake is van één prestatie. Het hof wijst op jurisprudentie van het HvJ. Daaruit blijkt dat om te bepalen of de belastingplichtige verschillende van elkaar te onderscheiden prestaties dan wel één enkele prestatie verricht, moet worden bepaald wat de kenmerkende elementen zijn van de betrokken handeling. Het hof onderzoekt die kenmerkende elementen. Mede gelet op de ter zitting gegeven demonstratie van het gebruik van de CD-Rom is het hof er van overtuigd dat deze slechts een door de leerling als aanvulling op het handboek en het werkboek te gebruiken leermogelijkheid biedt. Het door X bv aanbieden van de CD-Rom is volgens het hof voor haar cliënten geen doel op zich maar een middel om haar hoofdprestatie (de levering van hand- en werkboek) zo aantrekkelijk mogelijk te maken. De conclusie is dat de levering van het handboek en het werkboek een hoofdprestatie vormt en dat de levering van de CD-Rom moet worden beschouwd als een bijkomende prestatie die het lot van de hoofdprestatie deelt.
De minister laat weten dat hij afziet van cassatie. Met het in acht nemen van het rechtskader uit de vaste jurisprudentie van het HvJ geeft het hof geen blijk uit te gaan van een onjuiste rechtsopvatting. Vervolgens vergt de beantwoording van de in geschil zijnde vraag een onderzoek van feitelijke aard. De conclusies van het hof acht de minister niet onbegrijpelijk. Voor de goede orde merkt hij nog op dat het besluit van 15 december 2004, nr. CPP2004/2597M en de beantwoording van kamervragen daarover hieraan niet afdoen. Het uitgangspunt van de minister is dat er in de regel sprake zal zijn van twee afzonderlijke prestaties en dat pas bij (hoge) uitzondering sprake zal zijn van absorptie in die zin dat de levering van de CD-Rom het fiscale lot van de levering van het boek volgt. In dit geval heeft het hof op basis van feitenonderzoek tot een dergelijke uitzonderingssituatie kunnen concluderen.
Toelichting minister van 9 juli 2010 nr. DGB 2010-3947 inzake uitspraak Hof Den Bosch van 4 juni 2010, 2009/00312, 01-01-2002 t/m 31-12-2004, Ob 1968 Tabel I-a 30