Omzetbelasting: carrouselfraude niet aannemelijk geacht
De staatssecretaris heeft laten weten af te zien van cassatieberoep tegen de uitspraak waarin het hof besliste dat een carrouselfraude niet aannemelijk is gemaakt. Dit gelet op de het sterk feitelijke karakter van de uitspraak.
X bv handelt in computeronderdelen en is ondernemer voor de OB. X importeert haar handel voor een groot deel uit Taiwan en Hongkong en exporteert naar landen zowel binnen als buiten de EU. De verkoop naar Spaanse afnemers is de helft van de totale omzet, die in de betreffende jaren gemiddeld € 25 miljoen bedroeg. X heeft met betrekking tot de Spaanse afnemers steeds voorafgaande aan de eerste levering aan de Belastingdienst verzocht om verificatie van de opgegeven btw-nummers. Volgens de Belastingdienst stemmen die gegevens overeen met die van de Spaanse belastingdienst. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur zich op het standpunt dat X bv niet aan de hand van boeken en bescheiden heeft aangetoond recht te hebben op toepassing van het tarief van nihil.
Het hof beslist inzake de al dan niet juiste tenaamstelling in het voordeel van de inspecteur. In een uitvoerig betoog concludeert het hof ten slotte dat X recht heeft op het tarief van nihil. Vervolgens is de vraag aan de orde of recht bestaat op aftrek van voorbelasting. De inspecteur meent van niet omdat X moest weten dat zij deel uitmaakte van een organisatie die zich bezighield met carrouselfraude. Ook hier vangt de inspecteur bot bij het hof: aan de hand van de feiten wordt geoordeeld dat X niet wist of moest weten dat haar leveranciers niet aan hun fiscale verplichtingen voldeden.
De staatssecretaris deelt mee dat hij geen beroep in cassatie instelt tegen de hofuitspraak. Ter toelichting merkt hij onder meer op van mening te zijn dat het hof de bewijslast niet onjuist heeft verdeeld. X heeft volgens het hof aangetoond dat de goederen naar Spanje zijn verzonden of vervoerd en dat de goederen het grondgebied van de lidstaat van levering ingevolge deze verzending of dit vervoer fysiek hebben verlaten. Het hofoordeel is sterk verweven met waarderingen van feitelijke aard. Van het instellen van cassatieberoep is volgens de staatssecretaris geen succes te verwachten. Verder acht het hof X kennelijk te goeder trouw.
Toelichting staatssecretaris van 23 juli 2009 nr. DGB 20090-4000 n.a.v. uitspraak Hof Den Bosch van 19 juni 2009, 2002/04182, 1997-1999, Ob 1968 9 en Ob 1968 Tabel II-a 6 en Uitv besl ob 1968 23