Inkomstenbelasting: tijdelijk in eigen woning achterblijven kinderen leidde niet tot terbeschikkingstelling
De staatssecretaris heeft laten weten af te zien van cassatieberoep tegen de uitspraak waarin het hof besliste dat in de woning van belanghebbende achterblijvende kinderen nadat hun ouders naar het buitenland waren verhuisd geen sprake is van het ter beschikking stellen van de eigen woning aan derden. De staatssecretaris licht zijn beslissing toe.
Halverwege 2002 werd A uitgezonden naar Curaçao en verhuisde daarheen met zijn vrouw en dochter. Twee zoons bleven in Nederland in het ouderlijke huis achter. In de aangifte voor het jaar 2002 heeft A de woning in Nederland als eigen woning opgegeven voor het gehele jaar.
Volgens de rechtbank is het gebruik van de woning door beide zoons en de vriendin van één van hen geen terbeschikkingstelling aan derden. De woning kon het gehele jaar als eigen woning worden aangemerkt. In hoger beroep stelt de inspecteur dat alleen gevallen waarin het huis na de uitzending van de eigenaar leegstaat onder het begrip eigen woning vallen. Het hof is het hier niet mee eens en oordeelt dat in dit geval waarin twee zoons voor het vertrek van A bij hem in de woning woonden, na het vertrek daar bleven wonen en na terugkomst van A daar nog steeds verbleven, geen sprake is van het ter beschikking stellen van de eigen woning aan derden. De omstandigheid dat de vriendin van één van de zoons regelmatig daar verbleef, doet daar niet aan af.
De staatssecretaris heeft laten weten dat hij afziet van het instellen van beroep in cassatie. Ter toelichting merkt hij op dat uitgaande van de feitelijke vaststelling dat de zoons niet langer deel uitmaken van het huishouden van A, de zoons derden zijn in de zin van de wet. Desondanks ziet de staatssecretaris reden om voor dit soort situaties goed te keuren dat de regeling van art. 3.111, lid 6 IB 2001 kan worden toegepast. Daarbij geldt als voorwaarde dat de woning uitsluitend wordt bewoond door kinderen van de belastingplichtige of zijn/haar partner die jonger dan 27 jaar zijn en die direct voorafgaand aan de uitzending tot het huishouden van de belastingplichtige behoorden. Tevens moet het gaan om situaties dat de kinderen om niet de woning blijven bewonen en er dus geen huur wordt betaald.
Toelichting staatssecretaris van 16 juli 2009, nr. DGB 2009-3550 n.a.v. uitspraak Hof Amsterdam van 4 juni 2009, 2006/00555, 2002, Wet IB 2001 3.111