Belastingen Algemeen/AWR: heffingsrente bij terugvorderen algemene heffingskorting
De staatssecretaris laat weten waarom hij afziet van cassatieberoep. In zijn toelichting wijst hij op een brief uit 2006 waarin hij aangeeft dat bedoelde heffingsrente in strijd kan blijken met de beginselen van behoorlijk bestuur.
Aan B is bij het opleggen van de aanslag IB 2002 heffingsrente in rekening gebracht. Zij vindt dit niet terecht. Niet in geschil is dat haar bij het opleggen van de voorlopige aanslag, ongevraagd, en ten onrechte, de verhoging van de gecombineerde heffingskorting is uitbetaald.
Het hof wijst op een aangenomen motie van Tweede Kamerlid Crone waarin wordt gesteld dat in dergelijke situaties op verzoek van de belanghebbende de heffingsrente wordt terugbetaald. De omstandigheid dat B werd bijgestaan door een deskundige, maakt dit niet anders. Verder overweegt het hof dat de Belastingdienst bij het bepalen van de gecombineerde heffingskorting ten onrechte geen koppeling heeft gemaakt met het inkomen van de partner. Volgens het hof heeft de inspecteur onzorgvuldig gehandeld; er is sprake geweest van een onzorgvuldige aanslagregeling, zodat ook op die grond het in rekening brengen van heffingsrente niet op zijn plaats is.
De staatssecretaris licht toe waarom hij afziet van cassatieberoep. Hij wijst op zijn brief van 21 april 2006, waarin hij aangeeft dat de bij het terugvorderen van de algemene heffingskorting in rekening gebrachte heffingsrente in strijd kan blijken mate de beginselen van behoorlijk bestuur. Verder wijst het hof terecht op de motie van het lid van de Tweede Kamer Crone en de reactie van de Minister daarop. Gelet hierop kon het hof oordelen dat B geen nadeel mag ondervinden in de vorm van in rekening gebrachte heffingsrente.
Toelichting staatssecretaris van 4 september 2009 nr. DGB 2009-4500 n.a.v. uitspraak Hof Leeuwarden van 24 juli 2009, 2008/00055, jaar 2002, Bel alg en Awr 30j