Belasting Algemeen: gelijkheidsbeginsel bij waardering perceel grond
Den-Haag. De staatssecretaris laat weten waarom hij afziet van cassatie tegen de uitspraak waarin het hof oordeelde dat terecht een beroep op het gelijkheidsbeginsel was gedaan bij de waardering van een perceel grond.
B is eigenaar van een perceel, dat sinds 1995 voor onbepaalde tijd is verhuurd aan de NAM. De NAM gebruikt het perceel voor grondopslag. Voor de aanslag IB 2003 is in geschil de waardering van dit perceel, dat is opgenomen als bezitting in box 3.
De rechtbank stelde de waarde van het perceel in goede justitie vast, waarop B hoger beroep aantekende. Hij beroept zich voor het hof op een afspraak uit 1990 over de waardering van percelen. Deze afspraak zou gemaakt zijn tussen een vereniging van grondeigenaren van NAM-locaties en de Belastingdienst. Bij deze vereniging is de overgrote meerderheid van NAM-locatiehouders aangesloten, B echter niet. Volgens het hof is het beroep op het gelijkheidsbeginsel terecht. De indertijd gemaakte afspraak, waarvan de inspecteur het bestaan niet ontkent, geldt ook voor B, zelfs na inwerkingtreding van de Wet IB 2001. B kan zich met succes beroepen op het door de inspecteur in de meerderheid van de gevallen gevoerde begunstigende beleid van waardering.
De staatssecretaris gaat niet in cassatie en geeft een toelichting, zie onder meer informatie
Toelichting staatssecretaris van 20 mei 2009, nr. DGB 2009-2351, n.a.v. uitspraak Hof Leeuwarden van 3 april 2009, 2006/00136, 2002, Bel alg