Algemene wet bestuursrecht: bestrijding voorlopige aanslag ook als definitieve onherroepelijk vaststaat
De staatssecretaris heeft toegelicht waarom hij afziet van cassatieberoep tegen de uitspraak waarin het hof besliste dat belanghebbende het recht behoudt de juistheid van de voorlopige aanslag in rechte te bestrijden, ook als de definitieve al onherroepelijk vaststaat.
Aan belanghebbende, een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde algemeen nut beogende instelling, is wegens een verkrijging krachtens erfrecht in het jaar 2003 een voorlopige aanslag successierecht opgelegd. Vervolgens is aan belanghebbende over die verkrijging de definitieve aanslag opgelegd, waarbij de voorlopige aanslag volledig is verrekend. De inspecteur heeft uiteindelijk meegedeeld het bezwaar tegen de voorlopige aanslag niet in behandeling te nemen. Hiertegen heeft belanghebbende beroep ingesteld.
Volgens het hof moet er onder de gegeven omstandigheden van worden uitgegaan dat het bezwaar tegen de voorlopige aanslag niet is ingetrokken. Vervolgens oordeelt het hof dat aan de ontvankelijkheid van een bezwaar, beroep of hoger beroep inzake een voorlopige aanslag niet in de weg staat dat deze voorlopige aanslag is verrekend met een definitieve aanslag, ook niet als de definitieve aanslag inmiddels onherroepelijk vaststaat. Belanghebbende behoudt het recht de juistheid van de voorlopige aanslag in rechte te bestrijden en behoudt in zoverre een belang bij die aanslag. Onder verwijzing naar Hoge Raad 21 maart 2008, nr. 43 126, NTFR 2008/610, oordeelt het hof tot slot dat belanghebbende recht heeft op toepassing van het tarief van 11%.
De staatssecretaris heeft laten weten dat hij afziet van het instellen van beroep in cassatie. In een toelichting onderschrijft hij het oordeel dat het bezwaarschrift niet is ingetrokken. Hij is het echter oneens met het vervolg van 's-hofs oordeel. Hij wijst daarbij op het beginsel van de formele rechtskracht van de definitieve aanslag, met inbegrip van de daarin opgenomen verrekening van de voorlopige aanslag, in samenhang met een drietal arresten van de Hoge Raad. Desondanks heeft hij, onder meer op grond van de omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang bezien, besloten om te berusten in de uitkomst waartoe het hof komt.
Toelichting staatssecretaris van 7 juli 2009, nr. DGB 2009-3533 n.a.v. Hof Den Haag van 26 mei 2009, 2007/00458, Awb 6:21