Wijziging van de Regeling forfaitaire winstvaststelling zeescheepvaart 2001 en Staatsblad 2010, 286

DIRECTORAAT-GENERAAL VOOR FISCALE ZAKEN

DIRECTIE DIRECTE BELASTINGEN


‘s-Gravenhage, 8 juli 2010

NR. DB/2010/0154M, Staatscourant 2010, 11178

Regeling van 8 juli 2010 tot wijziging van de Regeling forfaitaire winstvaststelling zeescheepvaart 2001

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 3.22, dertiende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

Besluit:

Artikel I

Artikel 4 van de Regeling forfaitaire winstvaststelling zeescheepvaart 2001 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.
2. Na het eerste lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Het eerste lid is niet van toepassing ingeval een belastingplichtige van wie de winst uit zeescheepvaart wordt bepaald volgens artikel 3.22, eerste lid, van de wet als gevolg van een wetswijziging van dat artikel met betrekking tot een of meer schepen gaat voldoen aan de voorwaarden betreffende de exploitatie bedoeld in het vierde en vijfde lid van dat artikel. In dat geval wordt tot de winst van het kalenderjaar waarin of bij de aanvang waarvan de wetswijziging in werking is getreden mede gerekend het gezamenlijke bedrag – dat is bepaald naar de toestand op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan de wetswijziging – van:
a. de op grond van de artikelen 3.53 en 3.54 van de wet gevormde reserves met betrekking tot de hiervoor bedoelde schepen voor zover die worden gebruikt voor het behalen van winst uit zeescheepvaart;
b. een bedrag ter grootte van het positieve verschil tussen de waarde die in het economische verkeer wordt toegekend aan de hiervoor bedoelde schepen en de waarde waarvoor deze schepen op dat tijdstip te boek zijn gesteld; een en ander voor zover deze schepen worden gebruikt voor het behalen van winst uit zeescheepvaart. De eerste en tweede volzin zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot andere zaken.
3. Het in het tweede lid bedoelde gezamenlijke bedrag blijft buiten aanmerking voor zover dit uitgaat boven het bedrag waarvoor de belastingplichtige bij de aanvang van het kalenderjaar aanspraak kan maken op verrekening van verliezen volgens afdeling 3.13 van de wet. Het bedrag dat buiten aanmerking blijft wordt voor de toepassing van artikel 3.24 van de wet geacht op grond van artikel 3.23, derde lid, van de wet buiten aanmerking te zijn gebleven. Dit bedrag of het door de inspecteur eerder reeds op grond van artikel 3.23, derde lid, van de wet bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgestelde bedrag vermeerderd met dit bedrag, wordt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën,
J.C. de Jager.

Toelichting

Algemeen

In het Belastingplan 2010 is de tonnageregeling uitgebreid met de vervoersactiviteiten van kabelleggers, pijpenleggers, onderzoeksschepen en kraanschepen. De desbetreffende wijzigingen zijn, nadat de goedkeuring van de Europese Commissie is verkregen, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2010 in werking getreden bij koninklijk besluit van 5 juli 2010, stb. 286. Zonder nadere regelgeving zou deze wetswijziging tot gevolg hebben dat belastingplichtigen met kabelleggers en dergelijke die reeds gebruik maken van de Nederlandse tonnageregeling direct moeten afrekenen over de met betrekking tot deze schepen en andere zaken gevormde fiscale en stille reserves. Directe afrekening over de reserves is echter ongewenst omdat in vergelijkbare situaties (onder meer bij introductie van de tonnageregeling) evenmin directe afrekening heeft plaatsgevonden. Ook bij overgang op verzoek van het normale winstregime naar de tonnageregeling vindt - afgezien van verliessituaties – geen directe afrekening over de stille en fiscale reserves van de schepen en de andere zaken plaats. Gelet op het voorgaande wordt voor belastingplichtigen die reeds onder de tonnageregeling vallen en schepen hebben die door een wetswijziging van rechtswege onder de tonnageregeling gaan vallen een overgangsbepaling opgenomen in de Regeling forfaitaire winstvaststelling zeescheepvaart 2001. Voor zover het bedrag van de reserves van de schepen en de andere zaken die gaan kwalificeren het bedrag van de verrekenbare verliezen te boven gaat, blijft dit bij de heffing buiten aanmerking. Voor de systematiek wordt aangesloten bij artikel 3.23, tweede en derde lid, van de Wet IB 2001.
Aan de wijziging van de Regeling forfaitaire winstvaststelling zeescheepvaart 2001 zijn geen budgettaire aspecten verbonden. Er zijn geen administratieve lasten of uitvoeringskosten aan deze wijzigingsregeling verbonden.

ARTIKELGEWIJS

Artikel I (artikel 4 van de Regeling forfaitaire winstvaststelling zeescheepvaart 2001)

De wijziging van artikel 4 van de Regeling forfaitaire winstvaststelling zeescheepvaart 2001 houdt verband met de uitbreiding van de tonnageregeling met de vervoersactiviteiten van kabelleggers, pijpenleggers, onderzoeksschepen en kraanschepen, zoals opgenomen in het Belastingplan 2010 en in werking getreden bij koninklijk besluit van 5 juli 2010, stb. 286. In het nieuwe tweede lid en derde lid van artikel 4 wordt voor belastingplichtigen die reeds gebruik maken van de Nederlandse tonnageregeling geregeld dat niet direct behoeft te worden afgerekend over de fiscale en stille reserves van de tot het ondernemingsvermogen behorende schepen en de andere zaken die door wetswijziging gaan voldoen aan de voorwaarden betreffende de exploitatie, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 3.22 Wet IB 2001, voor zover het bedrag van de reserves het bedrag van de verrekenbare verliezen te boven gaat. De bepaling heeft eveneens betrekking op eventuele toekomstige wijzigingen van artikel 3.22 van de Wet IB 2001.
Voor de systematiek wordt aangesloten bij artikel 3.23, tweede en derde lid, van de Wet IB 2001. Het bedrag dat buiten aanmerking blijft wordt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld. Indien reeds een beschikking is afgegeven op de voet van artikel 3.23, derde lid, laatste volzin, van de Wet IB 2001 wordt het gewijzigde bedrag dat buiten aanmerking blijft, door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld. Op het bedrag dat buiten aanmerking blijft, rust een claim waarover de belastingplichtige moet afrekenen indien binnen de lopende tienjaarstermijn geheel of gedeeltelijk wordt gestaakt. Na afloop van de lopende tienjaarstermijn vervalt de claim van rechtswege.

Artikel II (inwerkingtreding)

Deze regeling treedt ingevolge artikel II in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010. Deze terugwerkende kracht houdt verband met de inwerkingtreding van de maatregelen ter uitbreiding van het tonnageregime per 1 januari 2010.

De Minister van Financiën,
J.C. de Jager.