die-fichedocument
Fiche 1: Mededeling inzake beroepsonderwijs
1. Algemene gegevens
Titel voorstel: Mededeling “Een nieuwe impuls voor Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie”
Datum Commissiedocument: 9.6.2010
Nr. Commissiedocument: COM (2010) 296
Pre-lex: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0296:FIN:NL:PDF
Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board : n.v.t.
Behandelingstraject Raad
Na bespreking in het Onderwijscomité zullen er door de OJC-raad van 19 november a.s. Raadsconclusies worden aangenomen op basis van deze mededeling. Daarnaast zal de tekst de basis vormen voor het ‘Communiqué van Brugge’ dat in het kader van het Kopenhagen-proces op 7 december 2010 tijdens een Informele Raad van onderwijsministers zal worden uitgegeven.
Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Essentie voorstel
Deze mededeling is het antwoord op de oproep in de Europa 2020 Strategie voor Banen en Groei om de aantrekkelijkheid van het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs en scholing te versterken en geeft een beeld van de mogelijkheden daartoe met betrekking tot de EU-prioriteiten (flagship initiatives) ‘Jeugd in beweging’ (Youth on the move) en ‘Een agenda voor nieuwe beroepsvaardigheden (skills) en banen’ waarvan de Commissie dit najaar (in september resp. november) de uitwerking zal presenteren. Met het oog op de herziening van het Kopenhagen proces, het Europese samenwerkingskader op het terrein van beroepsonderwijs, in december 2010 presenteert de Commissie in deze mededeling haar visie op de toekomst van het beroepsonderwijs. Het gaat daarbij zowel om het middelbaar als hoger beroepsonderwijs.
Toegankelijkheid en arbeidsmarktrelevantie van beroepsonderwijs en -scholing en de doorstroom mogelijkheden naar het hoger onderwijs moeten in 2020 zijn verbeterd door de nationale stelsels flexibel in te richten, goede loopbaanoriëntatie en –begeleiding te bieden, ondernemerschap te bevorderen en grensoverschrijdende mobiliteit tot een integraal onderdeel te maken van alle opleidingen. Hierbij dient ook aandacht te zijn voor de betekenis van het non-formele (particuliere) onderwijs, informeel leren en de erkenning van de resultaten daarvan (verworven competenties).
In verband hiermee zal in 2020 systematisch gebruik gemaakt dienen te worden van de mobiliteitsbevorderende instrumenten die de EU heeft ontwikkeld (Europass, EQF, ECVET en EQAVET).
De Commissie roept de lidstaten op de uitvoering van deze ambitieuze moderniseringsagenda mogelijk te maken door resultaten te definiëren die in de komende tien jaar nagestreefd dienen te worden.
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?
De mededeling bevat geen nieuwe voorstellen, maar biedt een overzicht van afspraken en instrumenten die het afgelopen decennium in EU-verband tot stand zijn gekomen en de uitdagingen waar beroepsonderwijs en –scholing de komende tien jaar voor staan.
Ten aanzien van proportionaliteit en subsidiariteit is sprake van een goede balans. De Commissie schetst een (nog nader uit te werken) context voor toekomstige beleidsontwikkeling door de lidstaten. Nederland verwelkomt deze mededeling die ondersteuning biedt aan noodzakelijke vernieuwingen in de lidstaten zonder deze voor te schrijven. De mededeling bouwt voort op al aanvaarde EU-instrumenten die de lidstaten vrijwillig implementeren en is bedoeld als stimulans. Er is geen sprake van wetgeving. De mededeling heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting.
4. Nederlandse positie over de mededeling
De mededeling vormt in de visie van Nederland een nuttige basis voor het ‘Brugge Communiqué’ dat in december 2010 zal worden uitgegeven. In de afgelopen jaren is een groot aantal initiatieven gelanceerd. Deze initiatieven zijn gericht op
het verbeteren van de toegankelijkheid van onderwijs (vooral bij buitenlandse stages) en arbeidsmarkt door het documenteren van onder meer mobiliteit en talenkennis in Europass
het verhogen van de transparantie en de vergelijkbaarheid van nationale kwalificatieniveaus door middel van het Europees kwalificatieraamwerk EQF (en, ter ondersteuning / in het verlengde daarvan, EQAVET (met regels voor de kwaliteitsborging) en ECVET (een puntensysteem om in het buitenland gevolgde mbo-modules te valideren).
Nederland meent dat de aandacht in de komende periode daarom vooral zal moeten liggen bij het implementeren en succesvol maken van deze initiatieven.
Met het oog op de coherentie van Europees beleid pleit Nederland ervoor dat deze mededeling over Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs volledig aansluit op de andere Europese initiatieven zoals het Strategisch Kader voor Onderwijs en Opleiding 2020 (ET2020) en de nog te verschijnen flagship initiatives ‘Youth on the Move’ en ‘An Agenda for New Skills and Jobs’ uit de EU2020-strategie.
In de mededeling wordt veel nadruk gelegd op de noodzaak de aantrekkelijkheid en de arbeidsmarktrelevantie van het beroepsonderwijs te verbeteren en de doorstroom naar het hoger onderwijs te bevorderen. Naast de ‘onderkant’ – het behalen van een startkwalificatie en het voorkomen voor voortijdig schoolverlaten –, verdient inderdaad ook die ‘bovenkant’ van excellent (hoger) beroepsonderwijs en doorlopende leerlijnen veel meer aandacht. Beroepsonderwijs speelt in de visie van Nederland een sleutelrol bij het realiseren van de onderwijsdoelen van de Europa 2020 Strategie (minstens 40% hoger opgeleiden en minder dan 10% voortijdige schoolverlaters in 2020).
Mobiliteit is voor Nederland een belangrijk speerpunt bij het streven naar internationalisering en het versterken van de internationale oriëntatie van het onderwijs. Nederland onderschrijft de ambitie dat alle jongeren op termijn de mogelijkheid moeten hebben om een periode voor opleiding of stage in het buitenland door te brengen. Uiteraard dient daarbij de specifieke context en uitgangspositie van het beroepsonderwijs te worden meegenomen. Nederland kan het voorstel van de Commissie dan ook steunen om een specifieke streefwaarde voor mobiliteit in het beroepsonderwijs te formuleren binnen het kader van de Europese benchmarkvoor mobiliteit die thans, overeenkomstig de dit jaar aangenomen EU2020 – strategie, in ontwikkeling is.
2
Bijlage fichedocument, pagina