Kamerbrief inzake beantwoording vragen over de Turkse hulporganisatie IHH en de betrokkenheid van Turkije hierbij
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van der Staaij over de Turkse hulporganisatie IHH en de betrokkenheid van Turkije hierbij. Deze vragen werden ingezonden op 18 juni 2010 met kenmerk 2010Z09566.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Van der Staaij (SGP) over de Turkse hulporganisatie IHH en de betrokkenheid van Turkije hierbij. (Ingezonden 18 juni 2010)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht, dat Israël de Turkse hulporganisatie IHH, die nauw betrokken was bij het hulpkonvooi dat door Israëlische commando’s is onderschept, heeft bestempeld als een terroristische organisatie? 1)
Vraag 2
Hoe beoordeelt u deze stap van Israël? Heeft deze hulporganisatie inderdaad nauwe banden met Hamas?
Antwoord op vragen 1 en 2
Ja, ik heb kennisgenomen van de Israëlische woordvoering omtrent het Turkse “Insani Yardim Vakfi” (IHH). Het IHH staat niet op de Europese lijst van terroristische organisaties en er zijn mij vooralsnog geen aanwijzingen bekend, die nopen tot stappen in die richting.
Vraag 3
Welke relatie bestaat er precies tussen deze Turkse hulporganisatie, één van de grootste van Turkije, en de Turkse regering?
Antwoord
De “Freedom Flotilla Coalition” was een samenwerkingsverband van meerdere ngo’s, met als belangrijkste partners het IHH en de “Free Gaza Movement”. Het IHH is één van de grotere ngo’s in Turkije, dat volledig onafhankelijk opereert en in die zin geen formele banden heeft met de Turkse staat. Dit laat onverlet dat de Turkse regering sympathiseerde met de humanitaire doelstellingen van de zogenaamde “Gaza-flottielje”.
Vraag 4
Bent u bereid om bij de Turkse regering dringend opheldering te vragen over het feit, dat deze Turkse hulporganisatie onder toeziend oog van de Turkse regering heeft kunnen komen tot haar provocatieve actie jegens Israël?
Vraag 5
Bent u tevens bereid – mocht betrokkenheid van de Turkse regering bij deze zaak evident zijn – de Turkse betrokkenheid hierbij ten zeerste te veroordelen?
Vraag 6
Bent u eveneens bereid deze kwestie in EU-verband aan te kaarten?
Antwoord op vragen 4, 5 en 6
De Nederlandse regering heeft op de dag van het incident aangedrongen op een spoedig, onafhankelijk en onpartijdig onderzoek, conform internationale standaarden, naar de achtergrond van deze gebeurtenissen, uit te voeren door Israël en – desgewenst – betrokken vlaggenstaten. Hierbij kan dan tevens de rol van het IHH aan de orde komen. Ook heeft de Hoge Vertegenwoordiger in een verklaring, namens alle EU-lidstaten, opgeroepen tot een «immediate, full and impartial inquiry into the events and the circumstances surrounding them».
Inmiddels heeft Israël een eerste stap gezet door de benoeming van een zogenaamd fact-finding panel waaraan twee internationale waarnemers zijn toegevoegd. De Nederlandse regering meent dat de internationale gemeenschap niet moet vooruitlopen op de uitkomsten van dit onderzoek. Ook mag dit tragische incident niet afleiden van de bredere noodzaak van een vreedzame oplossing van het conflict in het Midden-Oosten. Nederland hecht er in dit verband aan dat Israël en Turkije bilateraal blijven zoeken naar manieren om de traditioneel goede banden te herstellen. Deze opvatting draagt Nederland zowel in contacten met beide landen als in EU-verband uit. De EU dient in haar dialoog met Israël en Turkije, waar mogelijk, bij te dragen aan verbetering van de relaties tussen beide landen.
1) Reformatorisch Dagblad, 17 juni 2010