Arrest Hoge Raad over Fijnstofdifferentiatie BPM

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Ons kenmerk: DV/2010/286 U

Betreft: HR-uitspraak fijnstofdifferentiatie BPM

Geachte Voorzitter,

Op 11 juni jl. heeft de Hoge Raad het arrest van het Gerechtshof Den Haag in het kort geding fijnstofdifferentiatie BPM vernietigd en het geding naar het Gerechtshof Amsterdam verwezen ter verdere behandeling en beslissing. Dit betekent dat de Staat in het gelijk is gesteld. Hierbij wil ik u informeren over de uitkomst van dit arrest.

Voorgeschiedenis
Bij Belastingplan 2008 is in het kader van de fiscale vergroening een fijnstofdifferentiatie voor dieselpersonenauto’s in de BPM ingevoerd. Vanwege de invoering van de fijnstofdifferentiatie op 1 april 2008 hebben RAI en Bovag de Staat gedagvaard in een kort geding bij de rechtbank Den Haag op 19 maart 2008. Bij vonnis van 31 maart 2008 is de vordering van RAI en Bovag door de rechtbank afgewezen en de regeling niet in strijd met het EG-recht geacht. Tegen de uitspraak zijn RAI en Bovag in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof Den Haag. Op 14 oktober 2008 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in dit hoger beroep in kort geding. Het Hof heeft de fijnstofdifferentiatie onmiskenbaar onverbindend verklaard. Het Hof heeft de Staat met ingang van vier weken na betekening van dit arrest verboden uitvoering te geven aan de fijnstofdifferentiatie. Het Hof concludeerde dat de fijnstofdifferentiatie in strijd is met de € 5/6 verordening[1] voor nieuwe personenauto’s. Het Hof achtte namelijk aannemelijk dat de import van dieselauto’s zonder roetfilter door de fijnstofdifferentiatie ernstig wordt belemmerd.

Met mijn brieven van 30 oktober, 6 en 19 november 2008 (Kamerstukken II, 2008/09, 31 704, nr. 15, 26 en 67) heb ik u geïnformeerd over de Hofuitspraak en de wijze waarop ik daarmee wilde omgaan. Zo heb ik aangegeven het wenselijk te achten cassatie bij de Hoge Raad (HR) in te stellen. Het Hof is eraan voorbij gegaan dat de fijnstofdifferentiatie geen verbod op dieselauto’s zonder affabriek roetfilter betekent; deze auto’s worden duurder maar niet per definitie onverkoopbaar. De overwegingen bij Verordening 715/2007 waarin de € 5 norm is geregeld, geven de ruimte om belastingen te heffen op basis van emissies en biedt derhalve de mogelijkheid om een belasting te differentiëren op basis van i.c. fijn stof[2]. De cassatie had echter geen opschortende werking. Dit betekende dat al wel uitvoering moest worden gegeven aan de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Dit is als volgt gebeurd. Voor de in 2008 verkochte dieselauto’s is niet teruggekomen op de kortingen die als gevolg van de fijnstofdifferentiatie op de BPM zijn verleend. Indien de toepassing van de fijnstofdifferentiatie in 2008 heeft geleid tot een verhoging van de BPM, is deze verhoging terugbetaald aan de houder van de dieselauto[3]. De fijnstofdifferentiatie is per 1 januari 2009 vervallen. Ter vervanging van de fijnstofdifferentiatie is voor 2009 een korting in de BPM ingevoerd van € 600 voor dieselauto’s met een fijnstofuitstoot van niet meer dan 5 mg/km. Deze uitstoot is in de praktijk alleen te bereiken met een affabriek roetfilter. Voor 2010 is deze korting vastgesteld op € 300.

Uitspraak Hoge Raad
Op 11 juni 2010 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in het beroep in cassatie dat de Staat heeft ingesteld. De HR heeft het arrest van het Gerechtshof Den Haag vernietigd en verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing. In de redenering van de HR speelt overweging 19 van de preambule van de Verordening een grote rol. Op grond van preambule 19 is het – aldus de HR - de uitdrukkelijke bedoeling van de gemeenschapswetgever dat de Verordening geen afbreuk mag doen aan het recht van de lidstaten om emissies op te nemen in de grondslag van voertuigbelastingen. Het oordeel van het Hof dat de onderhavige fijnstofdifferentiatie op ontoelaatbare wijze afbreuk doet aan het nuttig effect van de Verordening geeft blijk van ofwel een onjuiste rechtsopvatting ofwel is onbegrijpelijk.

Consequenties uitspraak Hoge Raad
Ik heb cassatie ingesteld vanuit de gedachte dat de fijnstofdifferentiatie niet in strijd is met het Europese recht. Ik ben dan ook gelukkig met de uitspraak van de Hoge Raad, waarin tot de conclusie wordt gekomen dat de wetgeving houdende de fijnstofdifferentiatie niet onmiskenbaar onverenigbaar is met de Verordening. De Hoge Raad heeft het arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarin het de Staat verboden werd de fijnstofdifferentiatie toe te passen, vernietigd. Het arrest van de Hoge Raad zal geen consequenties hebben voor de wijze waarop in 2008 is omgegaan met de fijnstofdifferentiatie. Voor 2010 geldt een BPM-korting voor een affabriekroetfilter op dieselauto’s van € 300. Vanaf 2011 verdwijnt de BPM-korting aangezien vanaf dat moment het affabriek roetfilter op dieselauto’s verplicht is op grond van de eerdergenoemde Europese verordening. Onder invloed van de fijnstofdifferentiatie beschikken inmiddels nagenoeg alle nieuw verkochte dieselpersonenauto’s over een affabriekroetfilter.

Hoogachtend,

de Minister van Financiën,
mr. drs. J.C. de Jager

[1]Verordening 715/2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en € 6).
[2]Overweging 19 van de preambule bij Verordening 715/2007 bepaalt (overeenkomstig het voorstel van de Commissie: COM(2005) 683 def) dat de voorschriften van de Verordening geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten om emissies op te nemen in de grondslag voor de berekening van voertuigbelastingen. Een regeling als de fijnstofdifferentiatie, die in de grondslag voor de berekening van de BPM een variabele introduceert die afhangt van de fijnstofuitstoot van de auto, valt dus buiten het bereik van de Verordening.
[3]Zie Besluit BCCP 2009/046M.