Bijlage-fichedocument - Kamerbrief inzake Informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen

Fiche 1: Verordening van het Financieel Reglement van toepassing op de Europese begroting (herziening)

1. Algemene gegevens

Voorstellen

- Voorstel voor een verordening van het Financieel Reglement van toepassing op de Europese begroting (herziening)

- Mededeling: Meer of minder controles? Het vinden van de juiste balans tussen administratieve kosten van controles en het risico op fouten

Datum Commissiedocumenten: 28 mei 2010 (en 26 mei 2010)

Nr. Commissiedocument: COM(2010) 260 definitief (en COM(2010) 261 definitief)

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199364

(en http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199358 )

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

Nog niet vastgesteld. Besluitvorming zal geschieden op een Ecofin raad (datum nnb).

Eerstverantwoordelijk ministerie: Financiën (FIN)

Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie

a) Rechtsbasis

Artikel 322 VWEU.

b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement

- Het financieel reglement wordt door de Raad en het Europees Parlement vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure (met QMV in de Raad), waarbij de Europese Rekenkamer zal worden geraadpleegd. De herzieningen van 2002 en 2006 vonden plaats onder unanimiteit in de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement.

c) Comitologie

De voorstellen worden besproken in het Begrotingscomité.

2. Korte inhoud

Het Financieel Reglement omvat de basisregels voor de opstelling en de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie. De huidige verordening is, na een integrale herziening, eind 2006 aangenomen. Het Financieel Reglement wordt thans om de drie jaar bezien. De Mededeling “Meer of minder controles” is tegelijk gepresenteerd met het voorstel van het Financieel Reglement. De Commissie heeft een evaluatie uitgevoerd en op basis hiervan het nu voorliggende wijzigingsvoorstel gepresenteerd. Met deze revisie beoogt de Commissie:

  • introductie van flexibelere toepassing van de budgettaire principes gericht op het verlichten van administratieve lasten voor ontvangers van Europese subsidies

  • verschuiving van het managementsysteem gebaseerd op werkelijke kosten (real-costs) naar een systeem gebaseerd op de verstrekking van toelages op basis van prestaties (performance), onder meer door de uitbreiding van “lump sum” verstrekking.

  • stroomlijning van de voorschriften voor goed financieel beheer voor de implementerende partners (lidstaten, internationale organisaties, publieke en private partners, agentschappen etc.) van de Commissie met het oog op proportionaliteit; en

  • modernisering van het systeem voor risicomanagement en controlemaatregelen die o.m. moet uitmonden in de vaststelling van een toelaatbare foutenmarge. Hiertoe heeft de Commissie tevens in haar mededeling (meer of minder controles, zie dit fiche) voorstellen voor de beleidsterreinen Onderzoek, Energie en Vervoer en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling gedaan.

Bij de voorgestelde wijzigingen heeft de Commissie de volgende criteria gehanteerd:

  1. reductie van administratieve lasten voor (eind)begunstigden, contractanten en implementerende partners;

  2. faciliteren, waar mogelijk, van de hefboomwerking van Europese middelen;

  3. faciliteren van de plicht van de Commissie, conform uit artikel 317 TFEU, die strekt tot het uitvoeren van de begroting en haar beleidsdoelen middels het verbeteren van uitvoeringsinstrumenten en het vereenvoudigen van regels en procedures;

  4. borgen van goed financieel beheer (rechtmatigheid) en de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie tegen fraude en andere illegale activiteiten;

Als gevolg van de herziening dienen ook de specifieke uitvoeringsvoorschriften (UV) van het financieel reglement te worden gewijzigd.

3. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  1. Bevoegdheid: de EU is op grond van artikel 322 VWEU bevoegd om de financiële regels betreffende de EU-begroting vast te stellen.

  2. Functionele toets:

  • Subsidiariteit: n.v.t. Het betreft hier de EU-begroting.

  • Proportionaliteit: positief. Een verordening is het door artikel 322 VWEU voorgeschreven instrument . Verder acht Nederland het positief dat elke drie jaar de begrotingsregels van de EU tegen het licht worden gehouden en waar mogelijk gemoderniseerd, vereenvoudigd en verduidelijkt worden.

  1. Nederlands oordeel: positief

4. Implicaties financieel

  1. Consequenties EU-begroting

De Commissie heeft geen concrete indicatie gegeven welke gevolgen de toepassing van het gewijzigde Financieel Reglement heeft voor de EU-begroting. De directe financiële gevolgen zullen echter naar verwachting gering zijn. Nederland is van mening dat eventuele financiele middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiele kaders van de EU-begroting.

  1. Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden en/of voor bedrijfsleven en burger

De Commissie maakt niet specifiek duidelijk wat de consequenties voor en binnen de lidstaten zijn van de vereenvoudiging en verduidelijking van het Financieel Reglement. De directe financiële gevolgen zullen echter naar verwachting gering zijn.

  1. Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger:

Het is vooralsnog onduidelijk welke consequenties de wijzigingen precies zullen hebben. De voorstellen zijn er echter voor een belangrijk deel op gericht de administratieve verplichtingen vanuit de Europese Unie te verlagen. Daar zullen ook Nederlandse overheden, bedrijven en instellingen van kunnen profiteren. De precieze consequenties van het voorstel zijn echter nog niet duidelijk.

5. Implicaties juridisch

  1. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: geen

  2. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v.

Haalbaarheid: de Commissie voorziet aanname van haar voorstel voor 2012. Volgens het voorstel treedt de verordening in werking op de derde dag na publicatie in het Publicatieblad van de EU. De verordening moet volgens de Commissie op z’n laatst in werking treden op 1 januari 2012.

  1. Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: de FP-verordening loopt eind 2013 af. Voor de periode na 2013 zal mogelijk het financieel reglement weer aangepast moeten worden.

6. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Het besluit betreft de uitvoeringsregels van de EU-uitgaven en zal alleen consequenties hebben voor zover het uitgaven voor buitenlandsbeleid of ontwikkelingssamenwerking betreft. Het is nog niet duidelijk welke consequenties de voorstellen van de Commissie zullen hebben

7. Nederlandse positie (eerste algemene standpunt)

Nederland staat in zijn algemeen positief tegenover de doelstellingen van de Commissie met betrekking tot de voorgestelde herziening van het Financieel Reglement. Gezien de omvang en de technische aard van de wijzigingsvoorstellen, valt op dit moment echter nog niet de gehele impact van de wijzigingsvoorstellen te overzien. Dit zal pas duidelijk worden na grondige bestudering door betrokken departementen en gedurende de behandeling in het begrotingscomité, waarvan nog onbekend is wanneer het Belgisch Voorzitterschap deze zal starten.

Nederland is voorstander van een strikte interpretatie van begrotingsdiscipline, vereenvoudiging, die onduidelijke en onwenselijke regelgeving aanpast of schrapt en hecht veel waarde aan een goed financieel beheer in de EU. Nederland is in dit licht verheugd dat de Commissie op deze punten, eerder aangereikte suggesties van Nederland heeft overgenomen. Deze suggesties vormden onderdeel van de Nederlandse bijdrage aan de Consultatieronde die de Commissie voorafgaand aan het uitbrengen van haar wijzigingsvoorstellen had uitgeschreven. Nederland stelt daarin onder meer voor:

  • minder eisen te stellen aan de verstrekking van kleine subsidies in lijn met het in Nederland per 1/1/2010 van kracht geworden uniform subsidiekader.

  • voor de uitvoering van contracten en de verantwoording daarvan een benadering te kiezen die niet is gericht op “zero risk”, maar meer op “high trust”.

  • verder heeft Nederland specifieke suggesties voor het verbeteren van het financieel beheer gedaan, bijvoorbeeld middels de aanscherping van de “Annual Summary”.

Nederland is van mening dat de door de Commissie voorgestelde wijzingen bij kunnen dragen aan goed financieel beheer en de Nederlandse inzet zal er onder meer op gericht zijn deze wijzigingsvoorstellen te behouden. Veder zal Nederland bij de herziening o.a. inzetten op:

  • Handhaving van de begrotingsdiscipline en het verder verbeteren van goed financieel beheer;

  • Waarborgen dat het risico op fraude en onregelmatigheden geminimaliseerd is;

  • Vereenvoudiging van uitvoering en verantwoording van verstrekking van Europese subsidies;

  • Vereenvoudiging van wet- en regelgeving met het oog op de vermindering administratieve lasten

Met betrekking tot modernisering van het systeem voor risicomanagement en controlemaatregelen hecht Nederland er groot belang aan dat er voorrang wordt gegeven aan de voorkant van het proces daarmee doelend op de verbetering van de uitvoering, intelligentere controlemethoden en vereenvoudiging van regelgeving. Nederland zal, indien noodzakelijk, o.a. op basis van de verkregen informatie over de uitvoering van regelgeving, de inzet op vereenvoudiging van regelgeving en de afronding van het actieplan voor verbetering van het financiële beheer een eventueel besluit nemen over het wel of niet vaststellen van een aanvaardbaar foutenrisico. In het licht van de zojuist uitgekomen mededeling zal Nederland dit standpunt nader bezien.

Fiche 2: Mededeling inzakebioafvalbeheer in de Europese Unie

1. Algemene gegevens

Voorstel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europese Parlement betreffende toekomstige stappen op het gebied van bioafvalbeheer in de Europese Unie.

Datum Commissiedocument: 18 mei 2010

Nr. Commissiedocument: COM(2010) 235

Pre-lex

http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199326

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Hoofdrapport: Assessment of the options to improve the management of the bio-waste in the European Union ( ARCADIS Project number – 11/004759 | Version C | 12-02-2010) http://ec.europa.eu/environment/waste/compost/pdf/ia_biowaste%20-%20final%20report.pdf

Bijlage A: http://ec.europa.eu/environment/waste/compost/pdf/ia_biowaste%20-%20ANNEX%20A%20-%20baseline%20scenarios.pdf

Bijlage B: http://ec.europa.eu/environment/waste/compost/pdf/ia_biowaste%20-%20ANNEX%20B%20%20-%20scenarios%202%20and%202a.pdf

Bijlage C: http://ec.europa.eu/environment/waste/compost/pdf/ia_biowaste%20-%20ANNEX%20C%20-%20scenarios%203%20and%203a.pdf

Bijlage D: http://ec.europa.eu/environment/waste/compost/pdf/ia_biowaste%20-%20ANNEX%20D%20-%20industrial%20biowaste.pdf

Bijlage E: http://ec.europa.eu/environment/waste/compost/pdf/ia_biowaste%20-%20ANNEX%20E%20%20-%20approach%20to%20costs.pdf

Bijlage F: http://ec.europa.eu/environment/waste/compost/pdf/ia_biowaste%20-%20ANNEX%20F%20-%20environmental%20assumptions.pdf

Behandelingstraject Raad

Op 3 december 2008 heeft de Commissie een Groenboek betreffende het beheer van bioafval uitgebracht. Tijdens de Milieuraad van 25 juni 2009 zijn Raadsconclusies over dit Groenboek aangenomen. De Raad heeft daarin aangegeven dat hij in afwachting van een regelgevende voorstel van de Commissie hierover, geen actie zal ondernemen. Voorliggende Mededeling is gepresenteerd onder diversenpunten in de Milieuraad van 11 juni 2010. Gezien de inhoud van deze Mededeling wordt niet verwacht dat besluiten hierover aan de Raad zullen worden voorgelegd.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie vanVROM

  1. Essentie voorstel

Aanleiding voor de Mededeling is een bepaling in Kaderrichtlijn afvalstoffen 1 (KRA) welke de Europese Commissie vraagt om de effectiviteit van het beheer van bioafval in Europa te beoordelen en zo nodig voorstellen tot nieuwe regelgeving, wijzigingen van de richtlijn of richtsnoeren in te dienen.

Met de publicatie van het Groenboek bioafval eind 2008 is de Commissie een onderzoek gestart. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat een verbeterd beheer van bioafval in de Europese Unie belangrijke voordelen met zich meebrengt, zowel voor het milieu als de economie. Tevens is uit het onderzoek gebleken dat die voordelen reeds bij een optimaal gebruik van de bestaande wetgeving (waaronder de KRA) behaald zouden kunnen worden en het dus niet nodig is om aparte bioafval wetgeving daarvoor in het leven te roepen.

In de Mededeling zet de Commissie mogelijke toekomstige stappen uiteen, die zij nodig acht voor het optimaliseren van het beheer van bioafval in de Europese Unie. Hierbij onderscheidt de Commissie mogelijke initiatieven op EU-niveau ter ondersteuning van bestaande regelgeving en maatregelen die lidstaten zelf kunnen nemen om het bioafvalbeheer te optimaliseren.

Belangrijke initiatieven op EU-niveau heeft de Commissie als volgt benoemd.

De Commissie is voornemens:

- specifieke richtsnoeren inzake bioafvalpreventie op te stellen binnen de kaders van de reeds verplichte nationale afvalbeheersplannen volgens de KRA;

- te onderzoeken in hoeverre vaststelling van afvalpreventiestreefcijfers in de toekomst adequaat is;

- haar onderzoek naar noodzaak voor vaststelling van streefcijfers voor de verwerking van bioafval voort te zetten en uiterlijk in 2014 hierover een besluit nemen. Indien op basis van het onderzoek blijkt dat EU-doelen t.a.v. de verwerking van bioafval wenselijk zijn dan zal de Commissie hiertoe alsnog een voorstel uitbrengen.

- de mogelijkheid tot vaststelling van EU minimumeisen voor compost en digestaat te onderzoeken via het herzieningstraject van de richtlijn zuiveringsslib 2 .

- meer aandacht te schenken aan de volledige tenuitvoerlegging van het bestaande EU-acquis, door onder meer betere monitoring en, waar nodig, financiële steun aan lidstaten, bijvoorbeeld via het Europese regionale beleid.

Volgens de Commissie zouden de lidstaten de volgende maatregelen moeten nemen.

- Een volledige tenuitvoerlegging van de bepalingen van de KRA, met een behoorlijke toepassing van de daarin vervatte afvalhiërarchie;

- Uitbreiding van afvalpreventie, door optimaal gebruik te maken van de KRA-afvalpreventieprogramma’s;

- Het bevorderen van gescheiden inzameling en (biologische) verwerking van bioafval, volgens het gestelde in de KRA;

- Het nastreven van “de nulstort”van onverwerkt bioafval;

- Een behoorlijke uitvoering van alle bestaande EU wetgeving inzake bioafval, zo ook de richtlijn storten van afvalstoffen.

Voor Nederland leidt dit naar verwachting niet tot financiële gevolgen, Nederland voldoet aan de eisen van de bestaande EU regelgeving.

De Commissie concludeert dat bij de uitvoering van de hierboven geschetste stappen aan lidstaten veel ruimte moet worden gelaten om de voor hun situatie meest geschikte opties te kiezen voor een optimaal bioafvalbeheer.

  1. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

De EU kent een gedeelde bevoegdheidmet de lidstaten op het gebied van het milieu en heeft op basis van artikel 192 VwEU het recht om maatregelen op het gebied van milieu te nemen, waar een verbeterd bioafvalbeheer aan kan bijdragen.

Subsidiariteit: Positief

Vanwege verschillende lokale en regionale omstandigheden in diverse lidstaten, zoals de Commissie ook in de Mededeling onderschrijft, dient het beheer van bioafval op lokale of regionale schaal ingevuld te worden, of hoogstens op nationale schaal.

Europa kan echter een coördinerende rol spelen in het bevorderen van een goed bioafvalbeheer in de afzonderlijke lidstaten. De aangekondigde acties van de Europese Commissie in de Mededeling passen uitstekend in de coördinerende rol die Europa op zich wil (of zou moeten) nemen. Een belangrijk actiepunt is dan ook een volledige uitvoering en strikte handhaving van bestaande wetgeving (voornamelijk de KRA en richtlijn storten), zodat een verbeterd bioafvalbeheer in heel Europa mogelijk is.

Proportionaliteit: Positief.

De door de Commissie aangekondigde acties, zoals bij punt 2 beschreven, zijn voornamelijk aanbevelingen, voortkomend uit reeds bestaande EU-wetgeving, of voornemens van de Commissie om de noodzaak tot nieuwe maatregelen of richtsnoeren te onderzoeken. Bij de uitvoering concludeert de Commissie dat lidstaten ruimte moeten behouden om de voor hun situatie meest geschikte opties te kiezen voor een optimaal bioafvalbeheer.

De andere aangekondigde acties van de Commissie passen goed in de coördinerende rol die Europa op zich zou moeten nemen en staat daarom in goede verhouding tot het doel om in heel Europa een verbeterd bioafvalbeheer na te streven.

Naar aanleiding van de aangekondigde acties zouden in de toekomst concrete beleidsvoorstellen kunnen worden gedaan. Het positieve oordeel van Nederland op deze Mededeling laat onverlet dat toekomstige initiatieven opnieuw worden onderworpen aan een subsidiariteit/proportionaliteit toets.

De Mededeling heeft op dit moment geen financiële consequenties voor de EG-begroting. Voor de in de Mededeling aangekondigde initiatieven en onderzoeken geldt naar de mening van Nederland dat de financiële middelen hiervoor gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland hecht, net als de Europese Commissie, aan het optimaliseren van het beheer van bioafval in de Europese Unie.

De Commissie concludeert naar de mening van Nederland terecht dat de optimalisatie van het bioafvalbeheer in heel Europa het beste bereikt kan worden door een goede tenuitvoerlegging van bestaande EU-wetgeving inzake bioafval, waarvan de KRA en de richtlijn storten de belangrijkste zijn. Dat lidstaten volgens de Commissie bij de tenuitvoerlegging voldoende ruimte moeten krijgen, om op basis van hun lokale omstandigheden de juiste keuze te maken, ziet Nederland als een vanzelfsprekendheid.

Reeds in de kabinetsreactie op het Groenboek bioafval, heeft Nederland het belang van het overlaten van keuzes aan de lidstaten aangestipt. In Nederland is de keuze van de inrichting van het (bio)afvalbeheer in grote mate overgelaten aan lokale overheden, gemeenten. De geboden flexibiliteit maakt het mogelijk dat op basis van lokale omstandigheden een geschikte keuze gemaakt kan worden voor een goed afvalbeheer, zo ook voor het beheer van bioafval. Nederland houdt graag deze flexibiliteit, zodat lidstaten zelf de keuze kunnen blijven maken.

De Commissie noemt in de Mededeling Nederland terecht als een voorbeeldland, waar een goed bioafvalbeheer is gelukt en het dus reeds mogelijk is op basis van de bestaande EU-wetgeving, op voorwaarde dat deze goed worden uitgevoerd en gehandhaafd.

De focus van de Commissie op een goede tenuitvoerlegging van bestaande EU-regelgeving is dan ook naar mening van Nederland helemaal terecht.

Nederland kan zich ook vinden in de aanbevelingen naar de lidstaten en ziet hierin een ondersteuning van het huidig beleid. Niet alle lidstaten delen de positie van Nederland op dit punt, een aantal andere lidstaten, alsmede het Europees Parlement en sommige belangenorganisaties, ziet graag dat de Commissie bindende EU-doelen voorstelt voor het beheer van bioafval. In de Mededeling behoudt de Commissie dan ook wel de ruimte (tot uiterlijk 2014) om deze lidstaten tegemoet te komen, mocht op basis van nader onderzoek naar de implementatie van bestaande EU afvalregels in de lidstaten blijken dat dergelijke doelen alsnog nodig zijn om een goed beheer van bioafval te waarborgen.

Tot slot ziet Nederland uit naar de uitkomsten van de aangekondigde onderzoeken, zoals de vaststelling van richtsnoeren voor bioafvalpreventie of het onderzoek naar de minimumeisen voor compost en digestaat. Nederland deelt graag haar ervaringen en kennis op het gebied van bioafvalbeheer met de Commissie en/of andere lidstaten en is bereidwillig een bijdrage te leveren aan de aangekondigde onderzoeken.

1 2008/98/EG

2 86/278/EEG

8

Bijlage fichedocument, pagina