Bijlage-Fichedocument - Kamerbrief inzake Informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen
Fiche 1: Commissie mededeling “Analyse van opties om verder te gaan dan 20% reductie van broeikasgasemissies en het beoordelen van het risico van carbon leakage”
Algemene gegevens
Titel voorstel
“Analyse van de opties voor een broeikasgasemissiereductie van meer dan 20% en
beoordeling van het risico van koolstoflekkage”
Datum Commissiedocument
26 mei 2010
Nr. Commissiedocument
COM(2010) 265/3
Prelex
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199360
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board
Niet van toepassing
Behandelingstraject Raad
Beleidsdebat en Raadsconclusies in de Milieuraad van 11 juni 2010, gedachtewisseling in de Europese Raad van 17 en 18 juni.
Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
2. Essentie voorstel
De mededeling gaat in op de implicaties van zowel de bestaande EU klimaatdoelstelling van een 20% reductie van broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990 als van een eventuele ophoging daarvan naar 30%, inclusief de effecten voor energie-intensieve sectoren en het risico van carbon leakage (verplaatsing van productie naar buiten de EU).Daarbij wordt rekening gehouden met de gevolgen van de economische crisis en de veranderde politieke situatie na het Kopenhagen-akkoord, met name de voorgestelde emissiereducties (pledges) van andere landen.
Door de economische crisis en een hogere olieprijs zijn de kosten voor de Europese economie voor het halen van zowel een 20% als 30% emissiereductie 30% lager dan eerder ingeschat. De kosten van een 30% reductie worden nu geschat op 81 miljard euro (oftewel 0,54% van het BBP in 2020). Dat is 33 miljard meer dan voor de 20% doelstelling (48 miljard), en 11 miljard meer dan de oorspronkelijke kostenschatting voor de 20% uit het energie- en klimaatpakket in 2008 (70 miljard). Hoewel de kosten nu dus duidelijk lager liggen, hebben de verminderde winstgevendheid van ondernemingen, de lagere koopkracht van de consumenten en de moeilijkere toegang tot bankkredieten het vermogen van de EU-economie aangetast om te investeren in koolstofarme technologieën.Bij een kosteneffectieve verdeling dienen de meeste reducties plaats te vinden in de sectoren onder het emissiehandelssysteem ETS (energie, industrie) en in de arme lidstaten. De Commissie geeft globaal aan met welke beleidsinstrumenten in de ETS en niet-ETS sectoren de 30% doelstelling zou kunnen worden gehaald. Op basis van de pledges in het Kopenhagen-akkoord en de huidige maatregelen zijn derisico’s van carbon leakage voor de industrie beperkt. Dat risico verandert niet of nauwelijks bij een overgang naar 30%.
De 20% doelstelling biedt, mede door de crisis, de (tijdelijk) hoge olieprijzen en het ingezette beleid rond hernieuwbare energie en energiebesparing, relatief weinig prikkels voor innovatie en economische vernieuwing. De Commissie stelt dat de 20% de EU niet op een kosteneffectief pad zet voor het bereiken van de 2-gradendoelstelling (in het Kopenhagen-akkoord is de doelstelling opgenomen om de wereldgemiddelde temperatuurstijging niet meer dan 2 graden te laten stijgen). Hierdoor bestaat het risico dat de taak voor de EU om de uitstoot in 2050 met 80-95% te reduceren zwaarder en duurder zal zijn. Toch beveelt de Commissie niet aan om op dit moment over te gaan naar een 30% doelstelling, omdat aan de condities daarvoor (vergelijkbare inspanningen andere landen) nog niet is voldaan en de crisis nog zwaar drukt op het bedrijfsleven en overheidsfinanciën. De mededeling is slechts bedoeld als informatie voor het beleidsdebat tijdens de Milieuraad. De Commissie zal wel de ontwikkelingen in de gaten houden en daarover rapporteren.
3. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
a) Bevoegdheid
Met deze mededeling analyseert de Commissie de implicaties van de EU klimaatambities. De EU heeft op dit terrein een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten.
b) Functionele toets
De subsidiariteitbeoordeling is positief. Met de mededeling voldoet de Commissie aan het verzoek van de Milieuraad van maart 2010 om de implicaties van de 30% reductiedoelstelling van de EU te verkennen. Ook de proportionaliteitsbeoordeling is positief. De analyse sluit aan bij het tot nu toe gevoerde EU beleid en de Europese doelstelling om de gemiddelde wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot maximaal 2 graden boven het pre-industriële niveau. De mededeling bevat geen concrete voorstellen en heeft dus geen financiële implicaties voor de nationale of EU-begroting.
c) Nederlands oordeel
Nederland verwelkomt de analyse van de Commissie, die meer inzicht geeft in de implicaties van de 20% doelstelling en een verhoging van de doelstelling naar 30%, in het licht van de huidige economische omstandigheden en internationale ontwikkelingen. Nader inzicht is gewenst in hoe een 30% doelstelling zou kunnen worden geïnstrumenteerd en wat de precieze kosten en baten zijn.
4. Nederlandse positie
Nederland deelt in grote lijnen de analyse van de Commissie van de implicaties van de 20% en 30% doelstellingen. Daaruit blijkt dat de huidige EU 20% doelstelling om meerdere redenen niet de verwachte effecten heeft. De 20% doelstelling biedt mede door de economische crisis, de (tijdelijk) hoge olieprijzen en het ingezette beleid rond hernieuwbare energie en energiebesparing, relatief weinig prikkels voor de beoogde innovatie en economische vernieuwing, waardoor het veel moeilijker wordt voor de EU om op een kosteneffectief reductiepad te komen op weg naar de reductiedoelstelling van 80-95% in 2050 ten opzichte van 1990, het benodigde eerlijke EU-aandeel voor het bereiken van de 2-gradendoelstelling. Hierdoor bestaat het risico dat de taak voor de EU om de uitstoot in 2050 met 80-95% te reduceren nog zwaarder en duurder zal zijn. Uit de analyse van de Commissie blijkt ook dat de verwachte kosten in 2020 – mede door de crisis – 30% lager zijn dan eerder gedacht, en dat carbon leakage geen belemmering hoeft te vormen voor een overgang naar 30%.
Nederland vindt het belangrijk om de verslechterde economische uitgangspositie mee te wegen. De Commissie laat nu alleen een lineair pad tot 95% reductie in 2050 zien. Nederland heeft vragen ten aanzien van het meewegen van de gevolgen van de economische crisis: bijvoorbeeld het lagere EU BBP per capita. Er zijn ook onzekerheden rond de inschatting van de netto werkgelegenheid van groene banen.
Het Kopenhagen-akkoord vermindert het risico op carbon leakage. De bestaande carbon leakage criteria binnen het ETS voor energie-intensieve sectoren zijn reeds ruim en leiden mogelijk tot ongewenste windfall profits (winst maken door de waarde van gratis verkregen emissierechten in rekening te brengen bij de consument).Er lijkt voldoende reden om bij meer zekerheid over de gevolgen van het Kopenhagen-akkoord of bij een nieuw klimaatakkoord de carbon leakage-lijst en de wijze van tegengaan van carbon leakage te herzien.
Het kabinet is het eens met de Commissie dat het nu niet het moment is om tot 30% te besluiten: in de internationale onderhandelingen is een besluit over de overgang naar 30% op dit moment niet urgent – andere landen verhogen ook hun ambitie niet. Het kabinet vindt dat de 30% wel als heldere en geloofwaardige EU ambitie op tafel moet blijven.
De Commissie baseert haar conclusie om nu niet over te gaan naar 30% hoofdzakelijk op vergelijkbare klimaatinspanningen en de korte termijnkosten van de economische crisis. Volgens het kabinet spelen hierbij meer overwegingen een rol. Zo besteedt de Commissie in mindere mate aandacht aan de lange termijn baten (eco-innovatie, lange termijn klimaatdoelen).Ook de strategische implicaties voor de internationale klimaatonderhandelingen moeten worden meegenomen in de beoordeling van de overgang naar 30%. De EU moet staan voor een geloofwaardige en effectieve strategie (zowel intern als extern) voor het bereiken van de 2-gradendoelstelling.
Om die reden is het van belang dat de EU zich intern voorbereidt op de EU doelstelling van 80-95% reductie van broeikasgassen in 2050 en de maatregelen die daarvoor nodig zijn. Nederland is voorstander van een mandaat voor de Commissie om beleidsmaatregelen voor het implementeren van een 30% reductiedoelstelling nader voor te bereiden, zonder vooruit te lopen op nog te nemen beslissingen. Daarbij verzoekt Nederland de Commissie om een verdere en meer evenwichtige analyse van kosten en baten – ook op het niveau van de individuele lidstaten, van het gelijke speelveld voor industrie en van de financieringsmogelijkheden voor duurzame technologie.
Fiche 2: Raadpleging vangstmogelijkheden voor 2011
1.Algemene gegevens
Voorstel: Raadpleging vangstmogelijkheden voor 2011, mededeling van de Europese Commissie
Datum Commissiedocument: 17 mei 2010
Nr. Commissiedocument: COM(2010) 241
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199313
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: niet opgesteld
Behandelingstraject Raad: Gedachtewisseling in Landbouw en Visserijraad d.d. 28-29 juni 2010,schriftelijke procedure
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
2.Essentie voorstel :
Sinds 2006 presenteert de Europese Commissie jaarlijks rond de zomer een mededeling over de voorgenomen aanpak om de vangstmogelijkheden (TACs (total allowable catch) en quota) voor het daaropvolgende jaar vast te stellen. De onderhavige mededeling schetst wat de stand is van de bestanden in gemeenschapswateren, met welke generieke spelregels de vangstmogelijkheden voor 2011 zullen worden vastgesteld en stelt de agenda voor het komende najaar vast. In het Commissievoorstel komen de volgende onderwerpen aan de orde:
De staat van de bestanden. Er wordt geconstateerd dat het aantal overbeviste bestanden aanzienlijk gedaald is. Wel blijft het aantal overbeviste bestanden nog steeds hoog. Verder is het aantal bestanden, waar een hogere TAC is afgesproken dat het biologische advies, verlaagd. De Commissie wil de overbevissing oplossen met reducties in de vangstmogelijkheden en visserij-inspanning, lange termijn plannen, zowel binnen de EU als in akkoorden met derde landen. Nog immer is van een groot aantal beheerde bestanden de status onbekend. Het aantal bestanden waar de internationale wetenschappers over adviseren om onmiddellijk te stoppen met vissen blijft weliswaar hoog, maar is gedaald van 20 tot 14. De Commissie concludeert dat de bestanden er in de Noordzee beter voor staan dan elders;
De Commissie wil in het kader van de regionalisering het beheer van bestanden die slechts door 1 lidstaat worden benut overdragen aan die lidstaten.
Voor de bestanden waar nog geen meerjarenplannen voor bestaan, hanteert de Commissie generieke regels voor het vaststellen van de TACs. Deze zijn gebaseerd op een aantal uitgangspunten, onder andere het biologisch advies, de stabiliteit en economische perspectieven voor de sector. Met het oog op de doelstelling van Johannesburg 2002 over het halen van MSY (Maximum Sustainable Yield, maximale duurzame opbrengst) in 2015, wil de Commissie in de nog 4 resterende jaren tot 2015 in 4 gelijke stappen trachten MSY te halen. Om dit te bereiken acht de Commissie het noodzakelijk om waar nodig de vangstmogelijkheden in plaats van 15% tot maximaal 25% te reduceren. De regels worden nog voor advies voorgelegd aan de wetenschappelijke adviesraad van de Commissie (STECF);
De agenda voor het tweede semester van 2010 met een doorloop in 2011.
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?
De Commissie stelt een groot aantal mogelijke acties voor, waarbij de lidstaten voldoende mogelijkheden voor inbreng wordt geboden in de onderhandelingen. De Commissie kondigt de volgende acties aan:
Vaststellen van de vangstmogelijkheden (TAC’s) voor 2011: die van de Oostzee in de Raad van oktober, de Zwarte Zee en overige gebieden in de Raad van december, diepzee bestanden zullen in de Raad van november 2010 worden behandeld.
Vaststellen van de visserij inspanning op basis van meerjarenplannen, zoals de reeds vastgestelde plannen voor kabeljauw, schol en tong. Daarnaast zal er gewerkt worden aan een voorstel voor een inspanningsregime voor de westelijke wateren (zuidwesten van Ierland) en zal de Commissie onderzoeken hoe verschillende meerjarenplannen in hetzelfde gebied verankerd kunnen worden;
Nieuwe lange termijn plannen met prioriteit voor bestanden die herstel behoeven en evaluatie en aanpassing van plannen daar waar relevant: om te voldoen aan de doelstellingen inzake maximale duurzame opbrengst tegen 2015, zal de Commissie (voor de nieuwe plannen als voor de bestaande plannen die moeten worden herzien om de doelstellingen ervan op MSY af te stemmen) passende op MSY gebaseerde voorstellen indienen. Voor bestanden waarvoor nog geen langetermijnplannen zijn voorgesteld, stelt de Commissie voor om in de vier nog resterende jaren tot 2015 in vier gelijke stappen te trachten de MSY te halen.
Bevoegdheidsvaststelling:
De voorgenomen acties zijn onderdeel van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB, artikel 38 van het EU- Werkingsverdrag), een exclusieve bevoegdheid van de Unie.
Subsidiariteit:
Het subsidiariteitoordeel is niet van toepassing op de aangekondigde acties, aangezien het gemeenschappelijk visserijbeleid een exclusieve bevoegdheid betreft van de Unie.
Proportionaliteit:
Voorzover de proportionaliteit beoordeeld kan worden, is het Nederlandse oordeel in beginsel positief.De Commissie stelt een groot aantal mogelijke acties voor, waarbij voldoende ruimte aan de lidstaten wordt overgelaten. Middels het opstellen van onder meer meerjarenplannen kan het doel om de bestanden te herstellen, worden bereikt. Voor een oordeel over de proportionaliteit over de gedachte van de Commissie om in vier gelijke stappen te trachten toe te werken naar een MSY niveau voor bestanden waarvoor nog geen langetermijnplannen zijn ingediend, is nog onvoldoende informatie beschikbaar. Wel is Nederland van oordeel dat bij de verdere uitwerking van dit voorstel een zorgvuldige wetenschappelijke onderbouwing noodzakelijk is waarbij ook de maatschappelijke organisaties en industrie bij betrokken zijn. De proportionaliteit kan derhalve pas goed worden beoordeeld wanneer de Commissie eind dit jaar met concrete voorstellen komt.
Financiële gevolgen:
Er zijn geen financiele consequenties voor de EU begroting. Zouden er onverwacht wel gevolgen zijn voor de rijksbegroting, dan worden deze ingepast op de LNV begroting, conform de regels budgetdiscipline.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Nederland is blij met de transparantie rond het proces om te komen tot het vaststellen van vangstmogelijkheden voor 2011 en waardeert dat het document in een eerste gedachtewisseling in juni in de Landbouw en Visserijraad wordt besproken. De Commissie erkent de reeds vorig jaar door Nederland geconstateerde lichtpuntjes en ziet ook in andere gebieden dat het aantal overbeviste bestanden gereduceerd is. Toch baart de toestand van veel bestanden nog steeds zorgen. Reductie in visserij inspanning (zeedagen) is een belangrijk instrument in het reduceren van de hoeveelheid teruggooi. Het aantal zeedagen zal in 2011 verder verlaagd worden, op basis van de meerjarenplannen voor kabeljauw, schol en tong. Nederland onderstreept het belang van meerjarenplannen in het herstel en beheer van bestanden en kan instemmen met een verdere bespreking van nieuwe voorstellen. Voor de bestanden waar geen meerjarenplan voor is, zullen de regels uit dit voorstel dienen als uitgangspunt voor de onderhandelingen. Nederland maakt echter bezwaar tegen de werking van categorie 11 (geen wetenschappelijk advies, geen exacte informatie over het bestand). Nederland wil voor die bestanden een ‘roll over’ (0% wijziging). Voor bestanden zonder meerjaren plan, stelt de Commissie voor om de visserijsterfte in gelijke stappen in de komende vier jaar te reduceren tot zij in 2015 aan MSY voldoen. Om dit te bereiken acht de Commissie het noodzakelijk om waar nodig de vangstmogelijkheden in plaats van 15% tot maximaal 25% te reduceren. Nederland steunt het voorstel van de Commissie, maar acht bij de verdere uitwerking een zorgvuldige wetenschappelijke onderbouwing noodzakelijk waarbij ook de maatschappelijke organisaties en industrie bij betrokken zijn. Ook dient het groot aantal onbekende visserijbestanden verder in kaart gebracht te worden. Vóór de Landbouw en Visserijraad in december worden, in de onderhandelingen met Noorwegen, voor een groot aantal bestanden ook vangstafspraken gemaakt. Tot slot stelt Nederland vragen bij de wens van de Commissie om in het kader van regionalisering het beheer van bestanden die door één lidstaat worden benut over te dragen aan die lidstaten. De vraag is of die situatie überhaupt voorkomt én of het verstandig is vooruit te lopen op een eventuele bredere vorm van regionalisatie in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.
6