Toespraak van minister J. P. H. Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij CNV Dienstenbond, 17 juni 2010

Slim werk sociaal innoveren

Dames en Heren

Onze voorvaderen, de Batavieren, zakten de Rijn af in holle boomstammen; zij vestigden zich hier, zij dronken bier en zij verdobbelden hun vrouwen, aldus de vaderlandse geschiedenis. Wij zakken de Rijn niet meer af in boomstammen, maar varen er op met motorboten; dat is technische vernieuwing. Wij drinken nog steeds bier en verkopen er oranje jurkjes bij; dat is slim werken. Wij dobbelen helaas nog steeds, maar wij verdobbelen onze vrouwen niet meer; dat is sociale innovatie - er is nog wel discussie of dit ook sociale vooruitgang is.

Het is goed de verschillende begrippen te onderscheiden. Slim werk is wat anders dan sociaal innoveren, maar beide zijn nodig. Slim werk dat zijn de verbeteringen in de werkwijze waardoor we hetzelfde doelmatiger, sneller en met minder inspanning kunnen verrichten. Iedereen is het doorgaans eens met slimmer werken. Sociaal innoveren is een verandering in perceptie van maatschappelijke vraagstukken of functies waardoor we op een heel nieuwe wijze gaan werken met als gevolg dat het probleem verdwijnt. Doorgaans bestaat daar aanvankelijk grote weerstand tegen, omdat men pas achteraf de voordelen ziet.

Ooit heb ik het fileprobleem genoemd als illustratie van sociaal innoveren. Files zijn mede een probleem omdat met uitzondering van vrachtrijders iedereen in zijn eigen tijd in de file staat. Een oplossing vergt dan ook een gedragsverandering van velen die het wel lastig vinden, maar niet zodanig hinderlijk dat men het anders gaat doen. Zouden we het woon-werk verkeer echter tot arbeidstijd verklaren, dan staat u in de tijd van de baas in de file; het maakt iedereen gelukkig, behalve werkgevers, maar die kunnen dan ook veel effectiever maatregelen nemen om het probleem te beperken of op te lossen: collectief vervoer, flexibele werktijden, extra-betaalde verkeersstrook.

Het denken een draai geven is vaak de eerste stap naar sociale innovatie. Wilt u de armoede in de gemeente Den Haag willen verminderen, voeg dan de gemeente Wassenaar bij Den Haag. Wilt u korter vergaderen; verwijder stoelen uit de vergaderzaal. Wilt u de arbeidsproductiviteit verhogen; schaf alcohol bij recepties af. De recepties duren korter en je kunt daarna nog werken.

We hebben sociale vernieuwing en slim werken hard nodig. Samenleving en economie staan voor voortgaande, ingrijpende veranderingen als gevolg van vergrijzing en ontgroening. In de inleiding op het thema van vandaag wordt gewezen op het gegeven dat vanaf dit jaar de beroepsbevolking gaat krimpen. Ook daar ziet u de betekenis van sociaal innoveren. Zouden we een aantal jaren geleden de AOW-leeftijd met twee jaren hebben verhoogd dan zou de beroepsbevolking nu nog niet krimpen. Tussen nu en 2040 zal de beroepsbevolking met 1 mln. krimpen en zal uiteindelijk net 50% van de bevolking omvatten. Veel ondernemingen en organisaties vrezen dat dit binnen twee à drie jaar al tot personeelsproblemen zal leiden. In verschillende sectoren dreigt een verontrustende schaarste aan vakbekwaam personeel. Deze week heeft u in de krant kunnen lezen welke scenario wetenschappers voor het jaar 2050 voorspellen: een tekort van meer dan een miljoen (1,2 miljoen) arbeidskrachten op de Nederlandse arbeidsmarkt.

We staan daarnaast in de komende jaren voor de niet geringe opgave om de overheidsfinanciën weer op orde te krijgen. We zijn in één jaar tijd 5% in onze groeiverwachting achteruitgegaan; het begrotingstekort voor 2009 bedraagt meer dan 6%; de staatsschuld loopt per dag met 100 mln op. En let wel, Nederland heeft daarbij nog een van de gunstigste uitgangsposities in Europa; een vroeg begin van groei, relatief lage werkloosheid, afnemende jeugdwerkloosheid, nog beheersbare overheidsfinanciën en relatief lage rente op de staatsschuld. Nederland staat er niet slecht voor dankzij het beleid van de afgelopen jaren, maar dan zullen we bereid moeten zijn om de tering naar de nering te zetten, om kansen die zich aanbieden te grijpen en onze mogelijkheden te realiseren. Daarbij is cruciaal wat we met de arbeidsmarkt en de arbeidsparticipatie doen. Want iedereen heeft het wel over herstel en groei, maar als de arbeidsparticipatie en de arbeidsmarkt niet op orde worden gebracht, kunnen zij de Achilleshiel van het herstel blijken.

Mobilisatie van arbeidspotentieel, duurzame inzetbaarheid, een leven lang leren, flexibiliteit en mobiliteit op de arbeidsmarkt, het is hard nodig gegeven de onvermijdelijke aanpassingen in de economie aan schaarsere energie en grondstoffen, aan de grenzen van natuur en klimaat en aan de opkomst van nieuwe economieën, zoals India, China en landen in Zuid-Amerika. Het zal ingrijpende verschuivingen van bedrijvigheid en werkgelegenheid met zich meebrengen. Al deze ontwikkelingen vragen om aanpassingen; niet alleen om arbeidsproductiviteit en concurrentievermogen te verhogen, maar ook arbeidsparticipatie, arbeidsplezier en werkzekerheid van individuele werknemers te verbeteren. "Als we willen dat alles blijft zoals het is, moet alles anders worden." is een mooie uitspraak uit een andere revolutionaire periode opgetekend.

We kunnen het arbeidspotentieel uitbreiden: door mensen die nu buiten de arbeidsmarkt blijven te mobiliseren, door langer door te werken, door langere deeltijdbanen, door mensen te stimuleren in wat ze wel kunnen in plaats van te benadrukken wat ze niet kunnen. Dat zal investeringen vergen; investeringen in mensen, in de ontwikkeling van hun kennis en vaardigheden, verbreding van hun inzetbaarheid en verbetering van de voorwaarden om met plezier gezond door te werken.

Het zal echter ook sociale vernieuwing vergen. Het zal niet lukken met alleen het aanboren van nieuwe handen en hoofden voor de economie. Nu al wordt berekend dat er in de zorg 450.000 extra mensen nodig zijn om het groeiend aantal mensen dat zorg behoeft te kunnen verzorgen. Die zijn er eenvoudig niet.

We hebben een ambivalente houding jegens sociale vernieuwing. Mensen zijn gewoontedieren; we hebben het liefst een betrouwbare, voorspelbare en regelmatige omgeving. Daarin voelen we ons zeker. Instinctief hebben we een afkeer van veranderen; dat doe je alleen als het nut en noodzaak vaststaan en niet enkel om te veranderen. Gevolg is dat we vaak te laat veranderen; als de noodzaak onontkoombaar is, de veranderingen het meeste pijn veroorzaken en de weerstand daartegen dus het grootst is.

Sociale vernieuwing is nodig; anders zouden we onze vrouwen nog steeds verdobbelen. Maar het maakt ook onzeker en geeft een gevoel van verlies. Beiden: vernieuwing en houvast, zijn nodig. Om vooruit te komen, moet je je voet verplaatsen; maar als je geen vaste grond onder de voeten hebt, kom je niet vooruit. Evenzo behoeven we houvast om te veranderen en te vernieuwen. Maar te veel houvast, te veel behoudzucht, is de dood in de pot. “Slechts vernieuwing kan behouden, achter raakt wie blijft staan.” zei Potgieter. Vernieuwing in een omgeving waar alles voortdurend verandert, levert echter geen vernieuwing op maar chaos en onzekerheid; daarin slaat iedere vernieuwing dood en blijft alles hetzelfde zoals gezegd. "Als we willen dat alles blijft zoals het is, moet alles anders worden."

Want het grote gevaar is dat we vernieuwing en innovatie zo gewoon gaan vinden, dat we denken dat het vanzelf gaat. Dat is niet het geval. Het vergt een voortdurende inspanning, te meer omdat vernieuwen vaak van ‘au’ gaat, of omdat gevraagd wordt: ‘waar heb het voor nodig?’ Het kan best. Neem een van de belangrijkste sociale vernieuwingen op het terrein van de arbeidsmarkt in de afgelopen jaren; de twee jaar loondoorbetaling bij ziekte. Het heeft op het terrein van gezondheid groot gevolg gehad. Ziekteverzuim gehalveerd, arbeidsongeschiktheid meer dan gehalveerd. Die verandering was nodig om de groeiende instroom van arbeidsongeschikten te remmen. Nu zullen de veranderingen mede gezocht moeten worden in het loopbaanbeleid. Een loopbaanbeleid dat het mogelijk moet maken langer door te werken; in dezelfde baan of in een andere baan.
Om niet op een dood spoor te belanden, moeten werknemers de mogelijkheid krijgen de wissel op tijd om te gooien en van baan te veranderen. Als dat niet binnen het bedrijf lukt, dan buiten het bedrijf. Als dat niet in de eigen sector lukt, dan in een andere sector.

Om dezelfde reden zullen we moeten kijken naar ontslagrecht. Niet om het af te schaffen, maar om het dienstbaar aan verandering te maken.

Sociale innovatie is dus niet alleen van belang om het beschikbare talent beter te benutten en de toenemende tekorten op de arbeidsmarkt te bestrijden, maar ook om werknemers de vrijheid en verantwoordelijkheid te geven die ze verdienen.

Hoe werknemers en werkgevers daar in de praktijk hun voordeel mee kunnen doen, bespreekt u hier vandaag aan de hand van vier thema’s in vier workshops.

Ik loop ze even met u door.

In de eerste plaats: het nieuwe werken.

Ik begrijp wat ermee wordt bedoeld, maar er is weinig dat zo snel veroudert als het woord nieuw. Dat ziet u in de krant. Wat gisteravond nog nieuw was, is vanochtend al weer oud nieuws.

Bij het nieuwe werken moet ik onwillekeurig denken aan het Oude Testament, Prediker om precies te zijn, waar staat geschreven: ‘Wanneer men van iets zegt: ‘Kijk, iets nieuws!’, dan is het altijd iets dat er sinds langvervlogen tijden is geweest.’ Dat geldt ook voor werken. Niet dat de oplossing achter ons ligt. Maar kan er wel om gaan oude vondsten nieuw leven in te blazen. Weten te onderscheiden…

Weten te onderscheiden tussen wat kan en moet veranderen, en wat juist daarbij houvast moet bieden; en knopen doorhakken als je bevangen dreigt te worden in de tegenspraak, dat is wijsheid die vernieuwing schept.

Die wijsheid is van alle tijden, en is vaak nog steeds bruikbaar. Neem de vondst van Herakles in de Griekse mythologie om de stinkende koeienstallen van koning Augias schoon te maken binnen één etmaal. De oplossing van Herakles was om de nabijgelegen rivier om te leggen zodat deze door de stallen stroomde. Een klassiek voorbeeld van slimmer werken, dat nog steeds gebruikt wordt door de Parijse reinigingsdienst; ’s ochtends pompt men het Seine water naar de hoger gelegen afvoerputten, om het vervolgens door de goten en over de straat naar beneden te laten stromen; zo reinig je een stad.

Het laat zien dat sociale innovatie niet noodzakelijkerwijze een rigoureuze reorganisatie vergt. Het verleggen van één steen in een rivier kan al veel aan de stroom veranderen. Een kleine verandering in het werkproces of in procedures kan al een groot resultaat opleveren. Vaak is het een zaak van anders naar een probleem kijken of de vraag anders percipiëren. Dan is het grootste probleem dat we vastzitten in denkpatronen en concepten.

Dat is met het nieuwe werken ook een beetje zo. Met het nieuwe werken keren we hier en daar terug naar het oude werken: het thuis werken. Het is goed daarbij te beseffen dat onze nationale arbowetgeving geen onderscheid maakt tussen werknemers die op kantoor werken en werknemers die, in het kader van flexibel werken, thuis werken. Dat betekent dat de arbowetgeving op enkele uitzonderingen na integraal van toepassing is op deze thuiswerkers. Ik sluit niet uit dat onze nationale wetgeving onvoldoende is toegesneden op de trend om meer thuis te werken. Ik heb de Tweede Kamer daarom onlangs laten weten dat deze ontwikkeling aanleiding geeft om de nationale wetgeving op dit punt opnieuw te bezien en waar mogelijk belemmeringen weg te nemen. Daarbij kan echter niet getornd worden aan het internationale uitgangspunt om alle werknemers in principe een gelijk beschermingsniveau te bieden.

Dat brengt me bij het volgende thema: zelfroosteren. Dat lijkt mij op het eerste oor een uitnodiging voor een barbecue: zelf roosteren!

Een flexibel werkrooster is van groot belang voor mensen die arbeid en zorg willen of moeten combineren. Net als andere vormen van sociale innovatie is het primair de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers, maar de overheid wil het beter benutten van flexibele werktijden wel bevorderen. Bijvoorbeeld met subsidies. U weet dat mijn ministerie een deel van het budget van het ESF-programma beschikbaar stelt voor sociale innovatie. Dit jaar is daar twaalf miljoen euro voor beschikbaar. Op dit moment wordt er gewerkt aan het uitwerken van de regeling voor dit jaar. Ik kan u de details daarom nog niet geven, maar raad werkgevers met belangstelling voor deze subsidie aan om de website van het agentschap SZW in de gaten te houden. Brede maatschappelijke werktijden om meer vrouwen in te schakelen.

Het derde thema is innovatie door werknemers. Slimmer werken? Hoe doe je dat?

Met het CNV geloof ik in de kracht van werknemers om hun problemen zelf aan te pakken en op te lossen. Dat hoort bij de eigen verantwoordelijkheid die de overheid niet over kan nemen. Er kan niet vanuit Den Haag worden bepaald hoe u in uw specifieke situatie slimmer moet werken, daar bent u zelf het beste toe in staat. Sociale innovatie is in de allereerste plaats de verantwoordelijkheid van werknemers en werkgevers. De beste ideeën om het beter te doen ontstaan meestal binnen de organisatie zelf.

Het gaat er ook om mensen het vertrouwen te geven zelf verantwoordelijkheid te nemen. Niet alleen voor hun werk vandaag, maar ook voor hun werkzekerheid morgen. De overheid kan van alles doen om duurzame inzetbaarheid van mensen te bevorderen, maar het zijn uiteindelijk werknemers zelf die moeten investeren in hun vaardigheden, in hun gezondheid, in hun inzetbaarheid, in hun kansen op werk in de toekomst. Werknemers hebben zelf de regie.

Tot slot het laatste thema: werknemer 2.0.

Ik begrijp wat er wordt bedoeld, maar weet als man van ’48 – 1948 – dat zulke begrippen na verloop van tijd hun glans verliezen. Werknemer 2.0? Over een tijdje klinkt dat misschien toch een beetje als Video 2000.

Het is wel goed dat u hier een nieuwe generatie werknemers in beeld brengt. Is deze nieuwe generatie klaar voor de arbeidsmarkt? En is de arbeidsmarkt klaar voor deze nieuwe generatie? Met nieuwe generaties in de startblokken moeten we op zoek naar de antwoorden op die fundamentele vragen. Andere tijden, andere werknemers. Andere werknemers, andere arbeidsmarkt.

Dat die nieuwe generatie eraan komt, is reden om de vlag uit te steken. Dat gebeurt ook. Dat heeft u gisteren kunnen zien. Overal in het land hing de vlag uit, vaak met een schooltas erbij, voor jongeren die hun vmbo met succes hebben afgrond. En als u vanmiddag naar huis rijdt, ziet u nog meer vlaggen hangen. Niet omdat er een nieuwe Tweede Kamer wordt geïnstalleerd, niet omdat de heer Robben weer helemaal fit is om mee te voetballen, maar omdat ook grote groepen jongeren van havo en vwo vandaag te horen krijgen dat ze zijn geslaagd voor hun eindexamen. Veel van deze jongeren zullen, nadat ze feest hebben gevierd, eerst nog verder gaan studeren, maar uiteindelijk staan ze straks te trappelen om aan de slag te gaan.

Wij staan voor de taak de arbeidsmarkt klaar te maken voor deze generaties van de toekomst. Of het nou gaat om de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd of het verlagen van de staatsschuld, het zijn deze generaties aan wie we ons land in goede conditie over dienen te dragen.

Het past in de traditie van het CNV om daar een bijdrage aan te leveren. Ook met dit congres. Sociale innovatie is er immers op gericht om het beschikbare talent beter te benutten, om mensen langer en met plezier te laten werken, om mensen verantwoordelijkheid te geven voor hun eigen toekomst. Dat hoort bij een sociaal proces dat op een gemeenschappelijke toekomst is gericht.

U gaat hier straks spreken over het nieuwe werken en zelf roosteren. Ik zou daar graag bij willen zijn, maar helaas ben ik nog geen baas over mijn eigen rooster en moet ik hierna snel naar een andere afspraak. Met het nieuwe werken moet ik ook nog even wachten. Voor een minister die ook nog eens het werk van zijn vertrokken staatssecretaris erbij moet doen, is er maar één manier van werken: ouderwets hard werken.

Als ik de laatste berichten uit Den Haag goed heb gelezen, dan kan ik daar volgende week ook nog wel mee doorgaan. Ik ga er dus niet van uit dat dit mijn laatste toespraak was als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het zou ook wel iets te dramatisch zijn: mijn laatste woorden als minister uitspreken in de week dat de sterfdag van Piet Hein wordt herdacht.

Voorlopig zult u het nog met mij moeten doen. Zolang er aan een nieuw kabinet wordt gewerkt, staat er een bord ‘Werk in uitvoering’ op het Binnenhof, maar blijven de overgebleven ministers en staatssecretarissen doen wat nodig is in het belang van het land.

Om het anders te zeggen. Tot de heer Cohen de boel bij elkaar gaat houden of de heer Rutte de boel in beweging gaat brengen, houden wij de boel draaiend.

Slim doorgaan tijdens werk in uitvoering, zou ik dat willen noemen.