Toespraak minister Hirsch Ballin bij symposium SSR Next op 8 juni 2010

Inleiding

De SSR - zo vermeldt de site keurig - wordt betaald door OM en ZM, waardoor officieren en rechters zelf hun opleidingsaanbod kunnen bepalen. “Volledig onafhankelijk van het Ministerie van Justitie”, staat er nog uitdrukkelijk bij. Dat is zo, dat blijft ook zo en ik ondersteun daarbij de voornemens van de SSR van harte. “Wij kijken altijd vooruit” zegt de rector, mevrouw Rosa Jansen, op de SSR-site. Heel verstandig vind ik. Maar dat mag ons niet beletten om te bezien waar we nu staan. Daarom wil ik graag een drietal zaken wat nader belichten, te weten:

- het belang van het Europese en internationale recht;

- de noodzaak tot zelfreflectie;

- en de heroverwegingen.

Het belang van het Europese en internationale recht

Het internationale recht wordt - algemeen en al jaren - erkend als belangrijk, maar is nog niet op alle punten even sterk ontwikkeld binnen de rechterlijke macht. Des te beter dat de SSR het internationale element in haar wervingsactiviteiten zo nadrukkelijk onder de aandacht brengt. Ook de internationale politiek heeft in de afgelopen jaren op dit gebied de nodige initiatieven genomen. De Nederlandse inzet was daarbij gebaseerd op twee uitgangspunten: vertrouwen en praktische samenwerking, ingegeven door concrete behoeften. Vertrouwen tussen autoriteiten, diensten, burgers en politiek vormt de grondslag voor de samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken; de JBZ. Dat vertrouwen moet worden opgebouwd, versterkt en voortdurend onderhouden. Het is onze taak om ervoor te zorgen dat de EU functioneert en dat burgers zich daarvan bewust zijn. We moeten de boodschap overbrengen dat Europese samenwerking de criminaliteit effectiever kan bestrijden en dat burgers kunnen vertrouwen op de Area of Freedom, Security and Justice (Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht). Ik denk hierbij met name aan de Franse resolutie inzake de opleiding én aan het Nederlands initiatief inzake het monitoren van de rechtstaat, dat is opgenomen in het Stockholm programme.

Internationale opleiding

Het vertrouwen van mensen in de samenleving weerspiegelt zich in het vertrouwen van justitiabelen én magistraten in de instituties als onderdeel van die samenleving en dat geldt evenzeer voor vertrouwen in de communautaire rechtsorde en rechtspleging. Europese initiatieven op het gebied van de opleiding van rechters, het netwerk voor rechtsvergelijking en de verdere ontwikkeling van het Justice Forum (een forum van stakeholders in het Justitieveld dat vorig jaar is opgezet door de Commissie) helpen het vertrouwen tussen autoriteiten, diensten en burgers te vergroten.

Rechterlijke uitspraken zijn óók belangrijke bronnen van gemeenschappelijke -i.c. ook Europese- normen en waarden. Het belang daarvan kan nauwelijks overschat worden. Maar dan is wel vereist dat de magistratuur (actuele) kennis heeft van het Europees recht. Een gemeenschappelijke basis in opleidingen kan helpen om het vertrouwen van magistraten in elkaar te versterken.

Daartoe heeft in oktober 2008 de Raad van de Europese Unie een resolutie betreffende de opleiding van rechters, aanklagers en justitieel personeel aangenomen. Om mijn steun voor het speerpunt “wederzijds vertrouwen” te onderstrepen heb ik een actieve bijdrage geleverd aan het verder invullen van deze resolutie. Ook de SSR is hier namens Nederland in het vervolgtraject betrokken geweest en heeft in Brussel de nodige activiteiten ontplooid om de opleidingen in het Europese recht vorm te geven en meer uitwisseling met de buitenlandse rechterlijke macht te bevorderen. Een bewijs dat de SSR daadwerkelijk en met open blik “vooruit kijkt”. En een bewijs dat onafhankelijkheid van het Ministerie van Justitie niet betekent dat je niet kunt en móet samenwerken!

Rechtstaatmonitor

Het vertrouwen in elkaars rule of law is gebaseerd op gedeelde Europese waarden en normen. Dat vertrouwen is niet statisch: als een lidstaat niet in staat is op een behoorlijke wijze fundamentele rechten te beschermen of als een lidstaat niet effectief genoeg onderzoekt en vervolgt in internationale rechtszaken, dan zal dat vertrouwen tussen lidstaten, autoriteiten en burgers worden uitgehold. En op den duur zal dat - vanwege de onderlinge koppeling van rechtssystemen in de EU – de kwaliteit en geloofwaardigheid ondermijnen van de rule of law in alle 27 lidstaten.

Op het terrein van justitie en binnenlandse zaken bestaat het principe van wederzijdse erkenning. Dat principe is afhankelijk van wederzijds vertrouwen en maatregelen zijn nodig om dat vertrouwen niet te beschamen. Nederland heeft daarom samen met Duitsland en Frankrijk het initiatief genomen voor een aanvullend evaluatiemechanisme op het gebied van strafrechtelijke samenwerking. Aanvullende evaluatie kan een goede rol vervullen bij het verbeteren van de praktische samenwerking. Nu ons initiatief is opgenomen in het Stockholmprogramma en de eerste draft versies van het Aktieplan, willen we een pilot starten waarbij de nadruk ligt op de methode van evalueren. Onder andere Finland en Bulgarije hebben aangegeven hieraan mee te willen werken. Op dit moment wordt gewerkt aan het onderwerp, de wijze waarop het proces wordt georganiseerd en de effectuering van de aanbevelingen die uit de pilot komen.

De noodzaak tot zelfreflectie

Vertrouwen is ook het sleutelwoord in het tweede punt dat ik u wil voorleggen. Er zijn in de afgelopen jaren meerdere gevallen geweest waarbij het functioneren van de rechterlijke macht van vraagtekens voorzien werd en waarbij rechterlijke uitspraken het nieuws haalden. Samenleving, media en politiek reageerden bijvoorbeeld verontwaardigd op de schorsing door het gerechtshof te Arnhem van de voorlopige hechtenis in de zaak van ‘Saban B’. Ook zijn kritische kanttekeningen geplaatst bij enkele rechterlijke beslissingen in omvangrijke mensenhandelzaken (Sneep, Koolvis, raamprostitutie Alkmaar). Ik wijs daarbij onder meer op een serie achtergrondartikelen in het dagblad ‘Trouw’. Ook de vrijspraak van Lucia de Berk en een weerwoord hierop door de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak konden rekenen op ruime belangstelling en pittige commentaren in de media.

Los van de vraag of er al dan niet juridische fouten zijn gemaakt, bewijst deze kritische aandacht nog niet dat het vertrouwen in de rechtspraak of in de kwaliteit van rechterlijke beslissingen tanende is. Wel is duidelijk dat vertrouwen niet meer vanzelfsprekend is. Laat ik het anders zeggen. De commotie die rechterlijke uitspraken zo nu en dan veroorzaken, laat zien dat burgers zich bij de rechtspraak maatschappelijk betrokken voelen. Dat is op zichzelf positief en strookt met de ambities van het Handvest Verantwoordelijk Burgerschap (kamerstukken II, 2008-2009, 29 614, nr 12), dat de onderlinge betrokkenheid tussen burgers wil versterken en zich richt op een actievere en meer verantwoorde deelname van burgers aan de samenleving. Het is een illusie te denken dat consternatie naar aanleiding van rechterlijke uitspraken kan worden voorkomen. Maar de turbulentie en hectiek - die zo kenmerkend zijn voor de hedendaagse samenleving, media en politiek - verlangen wel dat snel en effectief wordt gereageerd op incidenten. Juridisch formalisme, maatschappelijke insensiviteit en traag handelen kunnen een incident zo groot maken dat de rechterlijke macht vanaf de zijlijn moet toezien hoe dit zich verder ontrolt en uiteindelijk politiek-bestuurlijk wordt afgewikkeld.

Het vertrouwen in de rechterlijke macht zal in dialoog met de samenleving, politiek en bestuur telkens moeten worden herbevestigd, zonder afbreuk te doen aan de onafhankelijkheid van de rechter waarop rechtzoekenden en verdachten mogen rekenen. Een meer openlijke zelfkritische houding kan hierbij niet worden gemist. Het blijkt een moeizaam proces te zijn om rechters met elkaar ervaringen te laten uitwisselen. De rechterlijke macht zal moeten groeien naar een lerende organisatie, die hetgeen ze heeft geleerd ook wil delen. Dat veronderstelt een open, ontvankelijke attitude.{Misschien kunnen deze regels van de negentiende-eeuwse dichter Staring daarbij inspireren: “schijnt anderen wat u krom scheen recht, heet niemand daadlijk dom of slecht”.}

Heroverwegingen

Dan de heroverwegingen. De SSR is in gesprek met de Raad voor de Rechtspraak en het College van Procureurs-generaal over de verwezenlijking van het voornemen om SSR te transformeren tot een hoogwaardig internationaal kennisinstituut voor de rechterlijke macht.

Raad en College hebben aangegeven deze plannen te steunen. De ambities zijn groot, net als het enthousiasme om ze te realiseren, zo valt op te maken uit mijn correspondentie met mevrouw Rosa Jansen. Ik citeer: ''Het gaat tenslotte om het behoud van de kwaliteit van de rechtspleging voor de samenleving; daarvoor is geen inspanning te zwaar."

Ik onderstreep die woorden graag. Maar de rechtspraak leeft niet op een eiland en op de achtergrond speelt de financiële crisis ons inmiddels behoorlijk parten. U hebt dat ongetwijfeld ook opgemerkt in de verkiezingscampagne. Met name het invoeren van kostendekkende griffierechten voor de rechtspraak en de kortingen op de rechtsbijstand zorgen op dit moment voor de heftige reacties, zoals blijkt uit een inventarisatie van het blad Meester van vorige week. Het wordt wellicht niet overal gesignaleerd, maar ook de SSR wordt indirect genoemd in de heroverwegingswerkgroep. Ik citeer een zin uit het rapport: “In de Raio-opleiding (rechterlijke organisatie) zou bekorting tot 5 miljoen euro aan besparing opleveren, door het schrappen van de buitenstages.” (p 36). Natuurlijk, het is een van de vele ideeën, voorbereid door een ambtelijke werkgroep. Dat het verlies van de buitenstage deel van het nieuwe kabinetsbeleid wordt, is dan ook hoogst onzeker. Maar het lijkt me een goede zaak als de rechterlijke macht de druk van buiten juist nu gebruikt voor innovatie van de eigen organisatie. Ze zou zich hardop moeten afvragen hoe groot het verlies is om de raio’s niet meer direct vanuit de universiteitsbanken in te laten stromen. Is het niet waardevol als jonge mensen eerst elders de nodige juridische praktijkervaring en levenswijsheid opdoen, buiten de muren van de rechterlijke macht? Zou deze praktijkervaring bovendien niet nuttige impulsen kunnen bieden voor de hiervoor genoemde noodzakelijke zelfreflectie? Dat alles overwegende lijkt het me - onder bepaalde voorwaarden – niet onmogelijk om de buitenstage van het raio-curriculum te heroverwegen.

Afsluiting

Het is goed dat SSR met een open mind vooruit blijft kijken naar samenleving en politiek. Dat blijkt ook uit het programma van vandaag, waar trendwatchers de toekomst gaan duiden en waar de justitiewoordvoerders zullen debatteren over de relatie tussen recht en politiek. Ik wens u daarbij veel inspiratie en genoegen. Ook hier kan Staring ons voorgaan met zijn woorden: "De meester, in zijn wijsheid, gist. De leerling, in zijn waan, beslist."

Waarbij ik nu maar even in het midden laat wie in dit gezelschap de meester is en wie de leerling..