Kamerbrief "Universal Periodic Review"
Op woensdag 16 april 2008 wordt Nederland in Genève door de VN-mensenrechtenraad doorgelicht op de binnenlandse naleving van de mensenrechten. Dit gebeurt door middel van de Universal Periodic Review (UPR). Graag bied ik u hierbij de nationale rapportage aan die ten behoeve van de UPR is opgesteld en die vandaag is ingediend bij het Kantoor van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens in Genève.
Hoewel het gaat om mensenrechten in het binnenland, heb ik het opstellen van de rapportage gecoördineerd. De inhoudelijke input is aangeleverd door acht andere ministeries1. Verder is conform de uitgangspunten van de Mensenrechtenraad voor de UPR2 het maatschappelijke middenveld geconsulteerd dat zich richt op de naleving van de rechten van de mens in Nederland.
Op basis van de voorgeschreven indeling en omvang (twintig pagina’s) is in goed overleg met de betrokken ministeries een keuze gemaakt van de onderwerpen die in de rapportage aan bod komen. Onderwerpen die niet zijn opgenomen gaan mee in het dossier van de delegatie voor de review in april.
Achtergrond
De UPR is een nieuw instrument waarmee de in 2006 ingestelde VN-Mensenrechtenraad alle 192 lidstaten van de VN voortaan elke vier jaar zal doorlichten op de binnenlandse mensenrechtenprestaties. Nederland heeft zich vanaf het begin zeer ingespannen voor de UPR en zich vrijwillig aangemeld om als één van de eersten te worden doorgelicht. Nederland ziet de UPR nadrukkelijk niet als een momentopname, maar als een continue proces dat in de lidstaten moet leiden tot permanente aandacht voor de rechten van de mens op nationaal niveau. Het is een belangrijke stap vooruit dat in beginsel elke lidstaat van de VN zich moet onderwerpen aan een mensenrechtentoets door andere staten.
Een van de uitgangspunten van de UPR is dat landen zich coöperatief opstellen en in een interactieve dialoog op gelijke wijze worden beoordeeld. Het is daarbij wel de bedoeling dat de UPR complementair zal zijn aan de bestaande mensenrechtenmechanismen (zoals de verdragsorganen) en het optreden van de Mensenrechtenraad in urgente mensenrechtensituaties niet in de weg staat. Verder moeten alle belanghebbenden, inclusief ngo’s en nationale mensenrechteninstituten aan het proces kunnen deelnemen.
De UPR heeft plaats op een zeer ruime normatieve basis en omvat het hele spectrum van burger- en politieke, economische, sociale en culturele rechten. Staten zal de mensenrechtenmaat worden genomen op basis van het VN-Handvest, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de mensenrechtenverdragen waarbij zij partij zijn, eenzijdige verklaringen (zoals de pledges bij de kandidatuur voor de Mensenrechtenraad) en verplichtingen voortvloeiend uit het internationale humanitaire recht. Dat betekent dat niet in alle gevallen dezelfde maatstaf kan of zal worden gehanteerd: staten hebben immers een verschillend ratificatiepatroon van mensenrechtenverdragen.
De ‘examens’ of reviews worden uitgevoerd door een werkgroep die bestaat uit alle leden van de Mensenrechtenraad. Uit hun midden wordt een groep van drie rapporteurs gekozen om de toetsing voor te bereiden. Deze rapporteurs of Trojka baseren zich daarbij op door de te ‘examineren’ staat verstrekte informatie in de vorm van een nationale rapportage. Daarnaast zal het kantoor van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens (HCRM) een compilatie maken van informatie, die onder meer in de rapporten van verdragsorganen over de desbetreffende staat is opgenomen. Voorts zal het Kantoor van de HCRM een compilatie maken van door andere relevante ‘ stakeholders’ (ngo’s) aangedragen informatie. In het geval van Nederland heeft het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM) dit in november 2006 namens dertien Nederlandse ngo’s gedaan.
De werkgroep stelt na afloop van de review een rapport op dat door de plenaire zitting van de Mensenrechtenraad (vermoedelijk in juni) wordt vastgesteld. Daarin kunnen aanbevelingen aan de desbetreffende staat worden opgenomen, waarbij moet worden aangegeven met welke aanbevelingen de besproken staat kan instemmen. Bij de andere aanbevelingen wordt het commentaar van de staat vermeld. Er is voorzien in enkele follow-up maatregelen, waarbij de besproken staat primair verantwoordelijk is voor de uitvoering van aangenomen aanbevelingen.
Na afloop van de Nederlandse review in april, breng ik u verslag uit over het verloop daarvan.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
>
1: Justitie; Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; Wonen, Wijken en Integratie; Onderwijs Cultuur en Wetenschap; Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; Jeugd en Gezin; Economische Zaken
2: A/HRC/RES/5/1 van 18/06/2007