Kamerbrief over het UNDP-rapport inzake betalingen aan mevrouw Herfkens
Hierbij stuur ik u ter informatie toe een brief die ik ontving van de heer Kemal Dervis, algemeen directeur van het United Nations Development Program (UNDP) over het onderzoek dat het UNDP heeft uitgevoerd naar aanleiding van de vergoedingen die door Nederland aan mevrouw Herfkens zijn uitgekeerd. In de brief zijn de belangrijkste conclusies van het UNDP-onderzoek opgenomen. Het gehele rapport is door UNDP als personeelsvertrouwelijk aangemerkt en zal niet met derden worden gedeeld.
In overleg met o.a. externe deskundigen is bezien of de genoemde conclusies van het rapport voldoende aanknopingspunten bieden tot terugvordering van de ten onrechte betaalde vergoedingen aan mevrouw Herfkens over te gaan.
Uit het onderzoek van het UNDP blijkt dat mevrouw Herfkens indertijd de vergoedingen niet in ontvangst had mogen nemen omdat deze strijdig waren met de interne VN-regelgeving (staff regulation 1.2j).
Uit het onderzoek is gebleken dat onderzoek dat aan mevrouw Herfkens bij haar indiensttreding de relevante VN regelgeving inclusief de staff regulations is overhandigd. Mevrouw Herfkens heeft voor de ontvangst hiervan getekend. Het UNDP acht het echter mogelijk dat mevrouw Herfkens door het ontbreken in 2002 van een systematisch introductietraject voor nieuwe medewerkers en als gevolg van administratieve problemen rond de opbouw van de Millennium Campaign Office zich onvoldoende bewust was van het verbod op het ontvangen van vergoedingen.
In het onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden dat mevrouw Herfkens op de hoogte was van het verbod op het ontvangen van vergoedingen. Verder blijkt uit het onderzoek dat Nederland zich bewust had moeten zijn van het feit dat het verstrekken van vergoedingen in strijd was en is met de VN-regelgeving.
Ik stel vast dat het UNDP-onderzoek bevestigt dat mevrouw Herfkens de vergoedingen niet in ontvangst had mogen nemen en dat Nederland deze niet had behoren te betalen. Uit het onderzoek blijkt verder dat de bewuste regelgeving aan mevrouw Herfkens is overhandigd en dat zij voor de ontvangst daarvan heeft getekend. Uit het onderzoek blijkt niet dat mevrouw Herfkens zich bewust is geweest dat de ontvangst van de vergoedingen strijdig was met de interne VN-regelgeving.
Eerder, onder andere in de brief van 22 februari jl. (Kamerstuk 2007 -2008, nr. 1500), heb ik u bericht dat de feiten zoals die ons bekend waren over deze zaak gelet op het beginsel van rechtszekerheid onvoldoende aanknopingspunten boden om tot juridische actie over te gaan. Dat zou anders kunnen liggen indien het UNDP-rapport nieuwe informatie zou bevatten met name op het punt of mevrouw Herfkens zich bewust was van de strijdigheid met de VN-regels. Uit het rapport blijkt dit niet. De brief van UNDP stelt dat er geen bewijs is dat mevrouw Herfkens niet te goeder trouw heeft gehandeld. Verder bevestigt het rapport dat er ook door Nederland en door UNDP fouten zijn gemaakt in deze kwestie.
Tegelijkertijd stel ik echter vast dat de conclusies van het VN-rapport op een punt nieuwe relevante informatie bevatten, nl. dat mevrouw Herfkens bij haar indiensttreding de relevante regelgeving heeft gekregen en voor de ontvangst daarvoor heeft getekend. Daardoor behoorde zij in ieder geval te weten dat zij de vergoedingen niet mocht ontvangen en had zij bij twijfel navraag behoren te doen. Dat zij zich kennelijk niet van de inhoud van de ontvangen regelgeving op de hoogte heeft gesteld en daardoor deze vermoedelijk onbewust heeft overtreden, is iets wat haar is aan te rekenen en daarom voor haar risico komt. Dat ook van de kant van het ministerie fouten zijn gemaakt doet daar niets aan af, omdat het niet-mogen ontvangen van de vergoedingen voortvloeit uit de arbeidsrelatie tussen de VN en mevrouw Herfkens en het ministerie daarbij geen partij is.
Ik ben dan ook van plan op basis van de huidige informatie actie te ondernemen die kan leiden tot gehele of eventueel gedeeltelijke terugbetaling van ten onrechte uitgekeerde vergoedingen (bijvoorbeeld middels een schikking), waarbij ik een formele actie tot terugvordering niet uitsluit.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen