Kamerbrief inzake verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 10-11 november 2008

Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 10 en 11 november 2008.

De minister van Buitenlandse Zaken, De minister van Defensie,

Drs. M.J.M. Verhagen E. van Middelkoop

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking, De staatssecretaris voor Europese Zaken,

Drs. A.G. Koenders Drs. F.C.G.M. Timmermans

Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB)

van 10 en 11 november 2008

Algemene Zaken

A-punt Birma

De Raad sprak kort over de situatie in Birma. De ministers waren eensgezind in hun opvatting dat de politieke situatie in Birma het afgelopen jaar helaas niet is verbeterd en het Birmese regime de democratische rechtsbeginselen met voeten blijft treden.

Birma dient dan ook hoog op de internationale agenda te blijven staan -ook in contacten met derde landen- en de EU zou haar onverminderde zorg moeten blijven uitspreken over de politieke en humanitaire situatie in het land. Indien geen positieve verandering optreedt in de situatie in Birma behoudt de EU zich dan ook het recht voor het huidige EU-sanctieregime verder te verscherpen, hetgeen werd vastgelegd in Raadsconclusies.

Voorbereiding Europese Raad op 11 en 12 december 2008

De Raad heeft kort gesproken over de samenstelling van de agenda van de Europese Raad van 11-12 december. Daarvoor zijn thans de volgende onderwerpen geagendeerd: het Verdrag van Lissabon, de financiële en economische situatie alsmede het energie- en klimaatpakket. Tevens zal de Europese Raad kennis nemen van de health check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, waarover deze maand in de Raad een politiek akkoord verwacht wordt. Tot de buitenlandspolitieke agendapunten behoren het Europees veiligheids- en defensiebeleid en het Oostelijk partnerschap.

Externe Betrekkingen

Ministers van Buitenlandse Zaken

EVDB: civiele capaciteit bij crisisbeheersing

De ministers van Buitenlandse Zaken gingen zonder discussie akkoord met Raadsconclusies over de verdere ontwikkeling van civiele capaciteiten voor civiele crisisbeheersing in EVDB-kader. In de Raadsconclusies committeert de Raad zich aan de uitkomsten van het Civilian Headline Goal 2010. De ministers stemden ook in met het onderzoeken van manieren om de ontplooiing van civiele operaties sneller te laten verlopen, voortbouwend op de ervaring die is opgedaan bij de ontplooiing van de operatie EUMM Georgië. Daarnaast werden maatregelen geïnitieerd op het gebied van versterking van de capaciteit om lopende operaties aan te sturen, verbetering van de coherentie met de andere middelen die de EU ter beschikking staan, verbetering van de training van civiel personeel en het bevorderen van de ontwikkeling van nationale strategieën voor het uitzenden van personeel voor civiele operaties.

DRC
De Raad (zowel ministers van Buitenlandse Zaken, als later de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking) besprak de politieke en humanitaire situatie in Oost-Congo. De Europese Commissie meldde dat het € 6,3 miljoen aan humanitaire middelen beschikbaar zou stellen, waarvan € 2,4 miljoen voor voedselhulp. Ministers spraken grote zorg uit over de grote aantallen intern ontheemden, evenals de berichten over ernstige mensenrechtenschendingen.

Wat betreft de politieke inspanningen om tot een oplossing van het conflict te komen spraken de ministers hun waardering uit voor de inzet van de Afrikaanse Unie en regionale leiders bij de top in Nairobi. De ministers toonden hun bereidheid om de speciaal gezant van de SGVN, de voormalige president van Nigeria Obasanjo, te ondersteunen in zijn pogingen de regio te stabiliseren. Nederland benadrukte daarbij dat implementatie van de eerdere akkoorden van Nairobi en Goma de kortste weg naar vrede blijven. Minister Verhagen wees, mede in het licht van de motie-Van Dam van 6 november jl., op de noodzaak om een einde te maken aan de illegale winning van grondstoffen en mineralen waaraan de strijdende partijen geld verdienen. Meerdere ministers ondersteunden dit, waarop besloten werd de Raadsconclusies aan te scherpen en te bezien hoe de strijd tegen illegale grondstofwinning nader ondersteund kan worden.

Er werd voorts gesproken over het belang van MONUC (United Nations Mission in the Democratic Republic of Congo) voor de regio. Het mandaat van MONUC dient hernieuwd en, waar nodig, versterkt te worden. Daarbij werd opgemerkt dat de assistent-SG voor VN-vredesoperaties, LeRoy, spoedig aanbevelingen voor versterking van MONUC aan de VN-Veiligheidsraad zou voorleggen. De Raad zal in dit licht verder spreken over MONUC.

Zimbabwe

Hoewel niet voorzien als bespreekpunt, kwam ook de situatie in Zimbabwe kort aan de orde. Er was brede teleurstelling dat de SADC-top geen oplossing kon bieden voor de politieke impasse over de verdeling van ministersposten tussen de ZANU-PF van Mugabe en de MDC van Tsvangirai. Minister Verhagen benadrukte dat aanvullende sancties richting de Zimbabwaanse autoriteiten overwogen moeten worden als president Mugabe de uitvoering van het akkoord van 15 september jl. blijft frustreren, conform de conclusies van de RAZEB van oktober jl.

Irak
De Raad besprak kort de politieke en veiligheidssituatie in Irak. De ministers waren het erover eens dat in Irak een keerpunt was bereikt en dat de democratische krachten in het land steeds meer de overhand kregen. Positief was dat de centrale regering onder leiding van minister-president Maliki inmiddels de controle over 13 van de 18 provincies had verkregen.

Het Voorzitterschap benadrukte dat een stabiel Irak in het belang is van de EU en dat de EU in deze ook een rol te vervullen heeft. Zo dient de EU-aanwezigheid in Irak verder te worden vergroot, zouden de reeds bestaande politieke contacten verder moeten worden geïntensiveerd en zou gepoogd moeten worden om de handelscontacten tussen de EU en Iran verder uit te bouwen.

Commissaris Ferrero-Waldner sloot zich hierbij aan en merkte op dat de stabiliteit van Irak daarnaast ook afhankelijk is van een goede voorbereiding en verloop van de verkiezingen van volgend jaar, steun aan capaciteitsopbouw van de Iraakse instellingen en totstandkoming van de EU-Irak Handels- en Samenwerkingsovereenkomst aan het begin van 2009. Zij sloot af met de opmerking dat de Commissie sinds 2003 ca. € 923 miljoen aan financiële hulp aan Irak had verstrekt.

Voorbereiding EU-Rusland Top d.d. 14 november 2008

De ministers van Buitenlandse Zaken spraken over de voorbereiding van de EU-Rusland Top op 14 november a.s. in Nice en over de relaties van de EU met Rusland in brede zin.

De ministers schaarden zich na discussie achter het voornemen van het Voorzitterschap om bij de EU-Rusland Top op 14 november de hervatting van de onderhandelingen over een nieuwe Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst (PSO) aan te kondigen. De ministers konden zich hierin vinden, aangezien Rusland inmiddels uitvoering geeft aan het zespuntenakkoord. Evenwel kwamen de ministers overeen dat de uitvoering door Rusland van dit akkoord en de relaties van de EU met Rusland blijvend moeten worden geëvalueerd. De ministers stemden in dit licht in met een verklaring van het Voorzitterschap waarin wordt vastgehouden aan de conclusies van Europese Raad van 1 september en de Raadsconclusies van 15/16 oktober jl. inzake de terugtrekking van Russische troepen uit Georgië en de volledige implementatie door Rusland van de akkoorden van 12 augustus en 8 september. De verklaring stelt dat Rusland zich aan de akkoorden dient te houden en zich constructief moet opstellen in bij de besprekingen in Genève. Tegelijkertijd stelt de verklaring dat de EU-Rusland betrekkingen gebaat zijn bij het weer hervatten van dialoog en onderhandelingen over andere onderwerpen dan de Georgië-kwestie. De verklaring verwijst naar de diepgaande evaluatie van de EU-Rusland betrekkingen die door de Commissie en het Raadssecretariaat is uitgevoerd conform de conclusies van de Europese Raad van 1 september en stelt dat er met deze evaluatie rekening zal worden gehouden tijdens de onderhandelingen over een nieuwe Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst. Ook stelt de verklaring dat de evaluatie zal worden voortgezet en dat de EU Rusland zal blijven monitoren. Hervatting van de onderhandelingen betekent niet dat de EU

zich neerlegt bij de status quo in Georgië. De EU verwacht ten slotte van Rusland dat het zich zal blijven opstellen als een verantwoordelijke internationale partner.

Gezamenlijke zitting ministers van Buitenlandse Zaken en ministers van Defensie

EVDB
Het Voorzitterschap informeerde de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie kort over de initiatieven van het Voorzitterschap op het terrein van het EVDB. Het Voorzitterschap benadrukte dat Europese capaciteitsversterking een prioriteit is voor zowel de EU als de NAVO, en dat beide organisaties voor dezelfde uitdaging staan. De ministers gingen vervolgens akkoord met Raadsconclusies waarin voorstellen werden verwelkomd ten aanzien van transporthelikopters, het poolen van strategische luchttransportcapaciteit, operationele samenwerking bij de escortering van vliegdekschepen, mijnenbestrijding en ruimtewaarneming alsmede een Europees initiatief voor uitwisseling van jonge officieren.

Westelijke Balkan
Tijdens de gezamenlijke sessie spraken de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie over de recente politieke ontwikkelingen in Bosnië-Herzegovina (BiH)) en de stagnatie in het hervormingsproces. Ook werd gesproken over de toekomst van de militaire EVDB missie EUFOR/Althea.

Alle ministers spraken hun bezorgdheid uit over de toegenomen politieke retoriek in Bosnië gedurende het afgelopen jaar waardoor de fundamenten van de staatsindeling en machtsverdeling in het geding zou kunnen komen. SG/HV Solana omschreef de situatie in BiH als gecompliceerd maar verwachtte de komende tijd ook positieve ontwikkelingen. Commissaris Rehn onderstreepte de voortgang die Bosnië wel degelijk had geboekt en meende dat het land vanzelf meegetrokken zal worden in het kielzog van de toenadering tot de EU door de Balkan-buurlanden. De EU moest volgens sommige lidstaten meer als magneet fungeren. De overgang van Hoge vertegenwoordiger (OHR) naar EU speciaal vertegenwoordiger moest snel worden ingezet.

Andere ministers waarschuwden tegen dergelijk positivisme en voor het geven van gemengde en deels tegenstrijdige signalen. De situatie in Bosnië is daarvoor te zorgelijk. De EU moet juist het belang van conditionaliteit benadrukken. Het voldoen aan criteria is leidend voor het tempo van de toenadering. De politici in Bosnië moeten meer toekomstgericht worden. De EU zal goed moeten bezien welke instrumenten zij heeft om de politieke leiders tot meer medewerking en samenwerking te bewegen.

Ook minister Verhagen benadrukte dat de situatie momenteel allesbehalve goed is en dat stevig aan de conditionaliteit voor sluiting van het OHR-kantoor moet worden vastgehouden. Minister Verhagen suggereerde daarbij dat een meer diepgaande discussie tijdens de Europese Raad van december over de toekomst van Bosnië en de inzet van EU wenselijk zou zijn. Daarbij zou dan ook kunnen worden gesproken over de rol en het mandaat van een eventuele EU Speciaal Vertegenwoordiger als opvolger van het OHR-kantoor.

De Voorzitter concludeerde dat de Raad het eens was dat de EU nauwer betrokken moest zijn bij de ontwikkelingen in Bosnië-Herzegovina. Ook sprak de Raad steun uit voor het werk van de Hoge Vertegenwoordiger, Miroslav Lajčák, en riep de Bosnische autoriteiten op om intensiever samen te werken zodat de doelstellingen en voorwaarden die zijn gesteld voor de uiteindelijke sluiting van de OHR gehaald kunnen worden.

EUFOR/Althea

In de discussie over de toekomst van EUFOR/Althea beargumenteerde sommige ministers dat EUFOR nu zo snel mogelijk moest worden afgebouwd of omgevormd naar een niet-executieve trainingsmissie. Andere ministers maanden tot meer voorzichtigheid en stelden dat bij planning voor de toekomst van EUFOR/Althea nauw voeling moest worden gehouden met de politieke ontwikkelingen in het land en de besluitvorming over eventuele sluiting van de OHR. Ook ministers Verhagen en van Middelkoop wezen hierop. De EU ministers waren het eens dat EUFOR veel voortgang had geboekt bij de implementatie van het mandaat van de missie en dat de veiligheidssituatie stabiel was gebleven ondanks de zorgelijke politieke ontwikkelingen in het land. De ministers besloten dat het voorbereidende werk voor de opzet van een eventuele niet-executieve vervolgmissie in maart 2009 moet zijn afgerond. Een eventueel definitief besluit over de toekomst van EUFOR/Althea zal t.z.t. rekening moeten houden met de politieke ontwikkelingen en het transitieproces van de OHR.

Afghanistan

Tijdens de gezamenlijke sessie van ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie spraken de ministers over de politieke- en veiligheidssituatie in Afghanistan, in aanwezigheid van SG NAVO Jaap de Hoop Scheffer. Voorzitter Kouchner, Europese Commissaris Ferrero Waldner en SG/HV Solana gaven elk een uitgebreide inleiding.

Voorzitter Kouchner stelde dat Afghanistan zich op een keerpunt bevindt en dat zowel de veiligheidssituatie als de bestuurssituatie snel moeten verbeteren. De EU heeft een belangrijke rol te spelen, maar Afghanistan moet uiteindelijk op eigen benen staan. De ‘Afghanisering’ van de veiligheidssector, en de daarmee samenhangende opbouw en ondersteuning van leger en vooral politie, is volgens het Voorzitterschap de eerste prioriteit. Kouchner benadrukte ook de regionale dimensie. Alle landen in de regio moeten betrokken worden bij het oplossen van heersende problemen in Afghanistan, zoals de drugshandel.

SG/HV Solana sprak hoge verwachtingen uit over de nieuwe Afghaanse Minister van Binnenlandse Zaken, Haneef Atmar. Hij benadrukte ook het belang van de rol van Pakistan en riep de EU op alle middelen te mobiliseren om Pakistan bij te staan en met name door middel van economische en handelsmaatregelen.

Commissaris Ferrero Waldner wees op de assistentie van de Europese Commissie aan de opbouw van de Afghaanse politie en justitie alsmede verzoening en goed bestuur. Tevens benadrukte zij het belang van een goede coördinatie van de internationale gemeenschap. Met het oog op de verkiezingen stelde de Commissaris dat de Afghaanse autoriteiten hun legitimiteit moeten herbevestigen. De Commissie stelt voorlopig €15-25 miljoen beschikbaar voor de voorbereiding van een verkiezingswaarnemingsmissie.

SG NAVO De Hoop Scheffer bracht afspraken in NAVO verband in herinnering over de grotere nadruk op training van het Afghaanse leger en drugsbestrijding. Hij benadrukte ook het belang van het doorgaan van de verkiezingen.
Alle ministers waren het eens over het belang van het garanderen van de veiligheid -en de ‘afghanisering’ daarvan-, de opbouw van het Afghaanse leger en de politie, het plaatsvinden van de verkiezingen, goed bestuur, het opvolgen van de regionale dimensie en de noodzaak van een gecoördineerde en coherente ‘3D’ aanpak.

Sommige ministers wezen naar de VS verkiezingen en de verwachtte prioriteit die inkomend President Obama zal geven aan Afghanistan. Andere ministers wezen op de noodzaak dat in de regio niet alleen naar Pakistan moet worden gekeken maar dat ook Iran, Saoedi-Arabië, India en Turkije nauwer moeten worden betrokken.

Minister Verhagen pleitte voor een actieve rol van de EU en NAVO bij de internationale assistentie aan het verkiezingsproces in Afghanistan. Ook benadrukte hij het belang van het eerdere besluit van de Raad in mei dit jaar om de EUPOL-missie te versterken. Hij informeerde de Raad dat Nederland in dat kader rond de jaarwisseling enkele additionele politiemensen aan EUPOL zal toevoegen (zowel in Kaboel als in Uruzgan). Nederland acht voorts meer aandacht nodig voor verdere verbetering van de bescherming van mensenrechten in Afghanistan.

De ministers van Ontwikkelingssamenwerking spraken eveneens over Afghanistan. Er bestond brede consensus dat veiligheid, goed bestuur en ontwikkeling in Afghanistan onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Een sterker wordende civiele component in de Provinciale Reconstructieteams (PRT's) werd daarom door vele ministers van belang geacht.

Minister Koenders deelde de bevindingen van zijn bezoek eind oktober aan Kabul en Tarin Kowt. Hij vroeg in het bijzonder aandacht voor versterking van politie en justitie. Het aantreden van minister Atmar als minister van Binnenlandse Zaken is een goede gelegenheid om politie hervormingen te versnellen. Verschillende ministers, onder wie minister Koenders, onderstreepten het belang van een door de Afghaanse regering geleid verzoeningsproces. Dat zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de sociaal-economische integratie van gemarginaliseerde groepen. Minister Koenders en anderen pleitten eveneens voor betere EU-coordinatie ter plaatse en een grotere politieke zichtbaarheid van de EU-inspanning in Afghanistan. Er is geen land ter wereld waar zo veel EU-lidstaten actief zijn, zowel met militairen als met OS-instrumenten. Mede daarom werd afgesproken dat wanneer de ministers van Ontwikkelingssamenwerking bijeen zouden komen in het kader van de RAZEB, zij zullen trachten ook over Afghanistan te spreken.

Bijeenkomst van ministers van Defensie

Europees Defensie Agentschap (EDA)

In een aparte sessie van de EDA bestuursraad gingen de ministers van Defensie akkoord met het werkprogramma van het EDA voor 2009 en de Europese strategie voor defensieonderzoek en -ontwikkeling. Over de versterking van een aantal concrete Europese militaire capaciteiten zijn tijdens de bestuursraad afspraken gemaakt. De landen die A400M transportvliegtuigen hebben aangeschaft, hebben besloten tot de pooling van een deel van deze capaciteit. Nederland zal niet deelnemen aan deze pool, maar heeft wel besloten tot ondertekening van de intentieverklaring tot de oprichting van het European Air Transport Fleet project vanwege de relatie met het Europees Luchttransportcommando (EATC) waarvan Nederland één van de initiatiefnemers is.

De Bestuursraad heeft ook ingestemd met een project voor een nieuw systeem van mijnenbestrijding in kustwateren waaraan Nederland met nog negen landen zal deelnemen. Voorts hebben vijf landen een intentieverklaring getekend tot de ontwikkeling van een nieuwe generatie observatiesatellieten (Multinational Space-Based Imaging System). Nederland zal hier niet aan deelnemen.

Ten slotte heeft Nederland zijn steun uitgesproken aan de activiteiten van het EDA voor de tactische training van helikopterbemanningen in operatiegebieden en de oprichting van een Europees forum van militaire luchtvaartautoriteiten dat de harmonisatie van militaire luchtwaardigheidseisen ter hand neemt.

Militaire Capaciteiten

De Raad stemde in met het budget voor het EDA in 2009 (€ 30 miljoen). Nederland tekende voorts met nog acht landen een intentieverklaring voor de oprichting van het European Carrier Group Interoperability Initiative dat verbetering van de operationele samenwerking van Europese marines nastreeft.

De Voorzitter van het Europees Militair Comité, generaal Bentégeat, informeerde de ministers over de bestaande multinationale militaire samenwerkingsverbanden in Europa. Hij stelde voor onderzoek te doen naar de bereidheid van EU-lidstaten deze multinationale samenwerkingsverbanden beter te benutten voor EVDB-operaties. Een aantal landen merkte op dat ook gekeken dient te worden naar de kosten van inzet van deze samenwerkingsverbanden en de mogelijkheden van meer gemeenschappelijke financiering.

EVDB-operaties

EVDB-operaties

Tijdens de werklunch spraken de ministers van Defensie vooral over de voorgenomen EU-missie Atalanta tegen piraterij voor de kust van Somalië. Deze eerste maritieme EU-missie zal onder Britse leiding vanaf december helpen bij de bestrijding van piraten voor de kust van Somalië, waarbij ook schepen met humanitaire hulpgoederen zullen worden geëscorteerd. Zoals bekend, onderzoekt de regering de mogelijkheid en wenselijkheid van een bijdrage aan deze EVDB-operatie. Nederland overweegt in de tweede helft van 2009 een schip en de force commander aan te bieden. Vanaf het begin van de missie zullen enkele Nederlandse stafofficieren deel uitmaken van het operationeel en uitzendbaar hoofdkwartier.

Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking

Voedselfaciliteit

Ministers van Ontwikkelingssamenwerking spraken over het voorstel van de Europese Commissie om € 1 miljard euro beschikbaar te stellen om de gevolgen van de voedselcrisis in ontwikkelingslanden op te vangen.

Ofschoon de voedselprijzen sinds juni (toen de eerste contouren van het voorstel bekend werden) zijn gedaald, onderstreepten vele ministers de nijpende gevolgen van de hoge voedselprijzen, mede omdat de allerarmsten ook zullen worden getroffen door de economische consequenties van de kredietcrisis.

Er tekent zich een brede consensus af dat het bedrag van € 1 miljard kan worden gevonden door ondermeer het flexibiliteitsinstrument in te zetten en te herschikken binnen categorie 4 van de EU-begroting (extern beleid), waarbij er in eerste instantie zal moeten worden gekeken naar het non-ODA gedeelte binnen categorie 4 alsmede de programma's met een minder grote armoedefocus. Een dergelijke oplossing zou recht doen aan de begrotingsregels en extra ODA genereren uit de EU-begroting. Op de begrotingsraad van 20/21 november zal een oplossing moeten worden gevonden.

Ministers spraken ook over kanalisering van de middelen, waarbij een sterke voorkeur uitging naar financiering via de voedselfaciliteit van de Wereldbank, het World Food Programme en ECHO.

Regionale integratie en EPA-onderhandelingen

De discussie over regionale integratie werd door meerdere lidstaten, waaronder Nederland, aangegrepen om de nieuwe Commissaris voor Handel, barones Ashton, te verwelkomen en bij haar aan te dringen op een meer flexibele opstelling van de Commissie in de onderhandelingen over EPA’s (Economic Partnership Agreements).

Minister Koenders feliciteerde de Commissie met de recente ondertekening van de EPA met de landen van het Caraïbisch gebied (Cariforum). De minister wees erop dat het merendeel van de Afrikaanse Minst Ontwikkelde Landen (MOL’s) tot nu toe buiten de interim-EPAs is gebleven omdat deze landen -terecht of onterecht- menen meer te verliezen te hebben op het gebied van handelspreferenties dan te winnen. De Commissie moet beter naar de zorgen van deze groep landen luisteren en oplossingen vinden, omdat dit anders het falen zou kunnen betekenen van EPA’s als middel ter bevordering van de regionale integratie in Afrika. Minister Koenders noemde drie voorbeelden van onderhandelingspunten waarop een meer pragmatische opstelling in de rede zou liggen: (1) de liberalisatiekalender; (2) de MFN-bepaling (Most Favoured Nation); (3) diensten, aanbestedingen en investeringen. Het bovenstaande heeft minister Koenders ook in een EPA-brief, mede-ondertekend door enkele andere ministers, bij de Commissaris aan de orde gesteld. Ook andere lidstaten noemden het belang van flexibiliteit ten aanzien van onder meer de oorsprongsregels, vrijwaring en de MFN-clausule.

Commissaris Ashton concludeerde dat alle sprekers het belang benadrukten van flexibiliteit binnen de mogelijkheden van de WTO. Zij zei een pragmatische koers te willen varen. Ze zou luisteren naar ACS-landen en hun punten adresseren. Desgewenst konden ACS-regio’s bepalingen uit andere EPA’s overnemen (“pick and choose”). Zij wilde eenmaal afgesproken EPA’s monitoren op het bereiken van ontwikkelingsdoelstellingen.

En marge van de Raad sprak minister Koenders nog kort met de nieuwe Commissaris over het belang van een flexibele aanpak.

Doha/ ‘Financing for Development’

De Raad sprak uitgebreid over de richtsnoeren voor de EU-inzet voor de conferentie over ontwikkelingsfinanciering die van 29 november tot 2 december 2008 in Doha plaatsvindt. Het belangrijkste discussiepunt betrof de inzet van de lidstaten op het gebied van de hulpvolumes. Ondanks aanvankelijk verzet van enkele lidstaten, besloot de Raad op Nederlands initiatief om 2010 te noemen als uiterste datum voor het opstellen van een meerjarige planning per lidstaat van de eerder afgesproken groei naar 0,7 procent BNI in 2015 (0,33% voor nieuwe lidstaten). Hoewel dit geen strikte verplichting inhoudt -de nationale begroting blijft immers een competentie van de lidstaten- is hiermee weer een belangrijke nieuwe stap gezet in het controleerbaar maken van de afgesproken groei van de hulpbudgetten binnen de EU. Naast Nederland hadden het VK, Zweden, Denemarken, Spanje, Luxemburg en de Europese Commissie sterk aangedrongen op deze verdere afspraken, terwijl ook andere grote lidstaten als Frankrijk en Duitsland zich hierin konden vinden.

Een ander discussiepunt betrof de toevoeging van het begrip policy space aan de richtsnoeren. Nederland had hierop aangedrongen om tot uitdrukking te brengen dat ontwikkelingslanden, binnen de grenzen van goed bestuur, eigen accenten en prioriteiten op het gebied van economische ontwikkeling moeten kunnen kiezen. De Raad kon akkoord gaan met de door Nederland voorgestelde verwijzing.

Ook andere voor Nederland belangrijke punten zijn in de richtsnoeren opgenomen: zoals goede uitvoering van de afspraken van Accra, de nadruk op genderaspecten van ontwikkelingsfinanciering, aandacht voor belastingheffing en het tegengaan van illegale kapitaalstromen, de toegevoegde waarde van publiek-private partnerschappen en additionaliteit van middelen voor de financiering van het internationale klimaatbeleid.

Al met al bevestigen de Raadsconclusies dat de EU ook in deze tijden van economische turbulentie een leidende rol op zich wil nemen ter ondersteuning van het ontwikkelingsproces in armere landen. Het Franse Voorzitterschap wil in de aanloop naar ‘Doha’ de EU-inzet samen met de lidstaten intensief blijven coördineren om zo een ambitieus resultaat mogelijk te maken.