Kamerbrief inzake Informele bijeenkomst van NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken d.d. 6 maart 2008

Ingevolge het verzoek van uw Kamer voorafgaand aan ministeriële bijeenkomsten van de NAVO Raad te worden geïnformeerd over de agenda en de Nederlandse inzet bericht ik u als volgt.

Op 6 maart a.s. zal een informele bijeenkomst van de NAVO Raad in de samenstelling van ministers van Buitenlandse Zaken plaatsvinden te Brussel. De bijeenkomst dient ter verdere voorbereiding van de NAVO top die van 2 tot 4 april a.s. in Boekarest zal worden gehouden. Voornaamste agendapunten zijn Afghanistan, de Westelijke Balkan met in het bijzonder aandacht voor Kosovo en de mogelijke uitbreiding van de NAVO.

Afghanistan

De ministers van Buitenlandse Zaken zullen spreken over het Strategisch Politiek Militair Plan inzake Afghanistan dat zal worden vastgesteld door de regeringsleiders tijdens de top in Boekarest. Naar Nederlands inzicht moet dit plan ook door de Afghaanse autoriteiten gedragen worden en dient inzet op snelle Afghanisering van de veiligheidsstructuren centraal te staan in deze strategie. De komende twee jaar zal de NAVO hieraan nog grotere prioriteit moeten toekennen, ondermeer door het ter beschikking stellen van voldoende trainers en mentoren. Ofschoon het te verwachten is dat, zij het in afnemende mate, externe veiligheidsassistentie in Afghanistan ook in de fase na 2010 noodzakelijk blijft, moet het Afghaanse leger in toenemende mate in staat worden gesteld zelfstandig veiligheidsoperaties uit te voeren.

Nu dat de Afghaanse overheid zijn gezag over de provincies stelselmatig intensiveert, is het meer dan ooit belangrijk dat de uitvoeringstaken van de Provinciale Reconstructie Teams worden geharmoniseerd met het beleid van de Afghaanse (provinciale) overheid. Afghaans eigenaarschap en leiderschap bij bestuurs- en opbouwprocessen zijn essentieel. Wederopbouw en bestuursondersteuning zijn geen primaire taken voor de NAVO en dienen civiel te geschieden. Nederland meent dat de VN leidend zou moeten zijn bij het coö rdinere n en begeleiden van de internationale assistentie op het gebied van (bestuurs-)opbouw.

Nederland zal voorts onderstrepen dat er geen louter militaire oplossing is voor de veiligheidsvraagstukken in Afghanistan. De Afghaanse regering onderneemt pogingen, ook in regionaal verband (vredes-jirga’s met Pakistan) om de extremistische elementen binnen de Taliban te isoleren van de meer politiek en tribaal gemotiveerde tegenstanders. Deze laatste groep is te verzoenen. Nederland moedigt dit proces aan.

Ook het vraagstuk van de evenredige verdeling van de lasten zal naar verwachting aan de orde komen. Met een aantal andere landen is Nederland van mening dat de militaire en financiële inspanningen in het bondgenootschap eerlijker zouden moeten worden gespreid. Deze discussie dient zich tussen de NAVO-partners af te spelen. Publieke oproepen aan specifieke landen om troepen te leveren voor het Zuiden van Afghanistan dienen vergezeld te gaan van constructieve dialoog tussen de bondgenoten. Het proces van “ force generation” is het meest effectief als het binnenskamers geschiedt. Dat heeft de praktijk bewezen. Sinds anderhalf jaar is het aantal landen met troepen in Zuid-Afghanistan sterk toegenomen. 15 Landen hebben nu troepen in het Zuiden. Onlangs heeft ook België besloten F-16 jachtvliegtuigen en 140 man grondpersoneel in Kandahar te stationeren. Ook Frankrijk overweegt zijn bestaande committering (trainers in Uruzgan, vliegtuigen in Kandahar) uit te breiden.

Tot slot zal Nederland in NAVO-kader aandacht blijven vragen voor een zorgvuldig detentiebeleid en maatregelen om de kans op burgerslachtoffers te verminderen.

Westelijke Balkan/Kosovo

De ministers van Buitenlandse Zaken zullen spreken over de situatie in Kosovo, zoals die zich sinds de onafhankelijkheidsverklaring d.d. 17 februari jl. ontwikkelt. De bondgenoten zullen herbevestigen dat KFOR in Kosovo zal blijven op basis van VN Veiligheidsraadresolutie 1244, tenzij de VN Veiligheidsraad anders beslist. Zij zullen eveneens de verantwoordelijkheid van de NAVO voor de veiligheidsituatie benadrukken, evenals de onpartijdigheid van KFOR.

Meer in het algemeen zal de Raad ingaan op de toekomstige betrekkingen van de NAVO met de buurlanden van Kosovo. Bondgenoten zijn het erover eens dat integratie op termijn in Euro-Atlantische structuren het belangrijkste instrument is voor het bevorderen van duurzame stabiliteit in de regio. Het gaat dus niet om de vraag of deze landen lid van de NAVO kunnen worden, maar om het moment waarop. Het tijdstip van toetreding zal in belangrijke mate afhangen van het moment waarop de landen voldoen aan de “performance based” criteria van de NAVO. Echter, het toetredingsproces kent geen automatismen. Uiteindelijk zal van geval tot geval een politieke beoordeling worden gemaakt, waarbij de bijdrage van het betreffende land aan de Euro-Atlantische veiligheid een belangrijke rol speelt.

Tijdens de top in Riga is aan Servië, Bosnië-Herzegovina en Montenegro deelname aan het Partnerschap voor Vrede (PvV) aangeboden. Vooral Bosnië en Montenegro hebben het PvV sindsdien benut om hun samenwerking met de NAVO te verdiepen. De samenwerking met Servië is door de interne politieke ontwikkelingen vertraagd op gang gekomen. Montenegro heeft recentelijk verzocht om toekenning van de Intensified Dialogue status tijdens de top in Boekarest. Een dergelijk verzoek is van Bosnië nog niet ontvangen en valt van Servië voorlopig niet te verwachten.

Nederland staat niet afwijzend tegenover een positief signaal richting Montenegro en Bosnië. Wel ben ik van mening dat de NAVO niet verder moet gaan dan waar deze landen tot nu toe om hebben verzocht; het proces is niet aanbod-, maar vraaggestuurd. Servië heeft aangegeven op dit moment geen initiatieven te zullen nemen om te komen tot verdere toenadering tot de NAVO. Wat Nederland betreft ligt de weg naar Euro-Atlantische integratie voor Servië pas open als sprake is van volledige samenwerking met het Joegoslavië Tribunaal.

Uitbreiding

Tijdens de NAVO-top in Riga is overeengekomen dat het bondgenootschap tijdens de top in Boekarest de landen die voldoen aan de NAVO-standaarden en in staat zijn bij te dragen aan Euro-Atlantische veiligheid en stabiliteit zal uitnodigen toe te treden. Kandidaten zijn de drie landen die momenteel een Membership Action Plan (MAP) hebben, te weten Kroatië, Macedonië en Albanië. Ministers van Buitenlandse Zaken zullen spreken over de voortgang die de drie landen tijdens de laatste, verkorte MAP-cyclus hebben geboekt. Nederland is één van de landen die zich kritisch heeft opgesteld teneinde zolang mogelijk druk op de ketel te houden. De voortgangsrapportages tonen aan dat die benadering vruchten heeft afgeworpen: alle drie de landen hebben in de afgelopen periode aanzienlijke voortgang geboekt. Het hervormingsproces is daarmee, met name in Macedonië en Albanië, nog niet voltooid, maar wel op een punt aangekomen dat de vraag zich voordoet hoe deze landen het beste te stimuleren tot het uiterste te gaan om de resterende punten op te lossen. Daarbij zal ook de bijdrage van deze landen aan de stabiliteit in de regio moeten worden meegewogen. Nederland zal zich waar het de beoordeling van de voortgang in Macedonië betreft, verzetten tegen het introduceren van een nieuwe voorwaarde, te weten de naamskwestie. Dit is in eerste instantie een bilaterale kwestie tussen Griekenland en Macedonië die los staat van NAVO-toetreding. De bespreking in Brussel zal niet het laatste woord zijn: finale besluitvorming over toetreding zal eerst in Boekarest plaatsvinden.

Naast de toekomst van de huidige MAP-landen zal worden gesproken over de wens van Georgië en Oekraïne om MAP-status te verkrijgen. Beide landen hebben m omenteel ID-status. Ook hier is de verwachting dat de discussie op 6 maart niet conclusief zal zijn. Binnen het bondgenootschap is verlening van de MAP-status aan Georgië en Oekraïne nog geen uitgemaakte zaak. Naast de vraag naar de duurzaamheid van de “performance” van beide landen, speelt in de discussie ook de relatie met Rusland een belangrijke rol. Daarbij bestaat overigens overeenstemming dat Rusland geen veto heeft over de uitbreiding van het bondgenootschap. Specifiek met betrekking tot Georgië speelt de problematiek van de ‘bevroren conflicten’ in Abchazië en Zuid-Ossetië een rol. Wat betreft Oekra ïne verwelkomt Nederland de MAP-aanvraag als signaal van de nieuwe regering van het belang dat aan nauwere samenwerking met de NAVO wordt toegekend. Oekraïne is een zeer gewaardeerde partner die bijdraagt aan alle lopende NAVO-operaties. De steun van de bevolking voor de NAVO is echter niet bijzonder groot. Nederland stelt zich in de discussie terughoudend en kritisch op, maar het eindoordeel zal afhankelijk zijn van vele factoren.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen