Kamerbrief inzake het verslag van de onderzoekscommissie- Storimans
Op 28 augustus jl. heb ik U per brief geïnformeerd over mijn besluit een onderzoek te laten uitvoeren naar oorzaak en omstandigheden van de tragische dood van de Nederlandse RTL-cameraman Storimans op 12 augustus 2008 in de Georgische stad Gori (Kamerstuk 3159, nr. 1). In die brief heb ik toegezegd U te zullen informeren over de resultaten van dit onderzoek, dat is uitgevoerd door een commissie onder leiding van oud-ambassadeur Jacobovits de Szeged en oud-commandant der Marechaussee Beuving.
De commissie heeft mij vandaag haar rapport met de onderzoeksresultaten aangeboden. Het rapport is als bijlage bij deze brief gevoegd. Ik ben de commissieleden erkentelijk voor de zorgvuldigheid en grondigheid waarmee het onderzoek is verricht. Na lezing van het rapport heb ik direct de naaste familie van de heer Storimans en de hoofdredacteur van RTL Nieuws geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek.
De commissie komt tot de conclusie dat de dood van de heer Storimans is veroorzaakt door anti-personeels submunitie van een clusterwapen dat is afgeworpen door een raket waarover alleen Russische strijdkrachten beschikken. Ik acht het rapport overtuigend en deel derhalve de conclusie. Ik heb de nabestaanden en RTL dat ook laten weten. Deze conclusie is inmiddels ook met de Russische autoriteiten gedeeld. Zij hebben hier nog geen inhoudelijke reactie op gegeven.
Zoals bekend, is het gebruik van clustermunitie als zodanig nog niet verboden. Echter, in een situatie van gewapend conflict moeten partijen altijd scherp onderscheid maken tussen militaire en burgerdoelen en dat geldt temeer bij de inzet van dit type munitie. De uitwerking van deze munitie noopt tot uiterste terughoudendheid bij de beslissing
tot inzet daarvan. In dit geval, mede gegeven het feit dat de Georgische militairen en politie op 12 augustus de stad Gori hadden verlaten, hadden de Russische strijdkrachten daar van moeten afzien. In dit licht vind ik de conclusie van de onderzoekscommissie bijzonder ernstig, en ik heb de Russische autoriteiten dat dan ook duidelijk gemaakt.
De bevindingen van de onderzoekscommissie zijn dan ook voor mij aanleiding met extra nadruk alle landen die clustermunitie bezitten, waaronder Rusland (maar ook bijvoorbeeld Georgië), op te roepen het voorbeeld te volgen van de ongeveer honderd landen, waaronder Nederland, die op 3 december a.s. in Oslo het Verdrag inzake clustermunitie zullen ondertekenen. Dit verdrag zal het gebruik, de produktie, ontwikkeling, opslag of het anderszins verkrijgen van vrijwel alle bestaande clustermunitie, waaronder de munitie die de heer Storimans heeft gedood, verbieden.
Voorts wil ik, vooruitlopend op de inwerkingtreding van dit verdrag, actief de mogelijkheden benutten die de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) biedt om te komen tot concrete aanvullende politieke afspraken over de inzet van clusterwapens teneinde het risico op burgerslachtoffers zo veel mogelijk te beperken. Dergelijke afspraken zouden ertoe moeten leiden dat landen er eenzijdig voor kiezen met directe ingang af te zien van inzet van clustermunitie in situaties waarin voorzienbaar is dat deze wel burgerslachtoffers maakt maar geen wezenlijk militair doel dient. Nederland zal hiertoe nog deze week in de Permanente Raad van de OVSE in Wenen een initiatief nemen.
Ik kies hier voor de OVSE omdat het een staand forum is dat bij uitstek dient voor overleg van landen over Europese veiligheid in de breedste zin van het woord. De OVSE, waarin zowel Rusland als Georgië participeren, vormt een goed kader waarbinnen dergelijke wapenbeheersingsonderwerpen, inclusief vertrouwenwekkende maatregelen, kunnen worden besproken.
Op deze wijze wil ik bijdragen aan een zo scherp mogelijke inkadering van het gebruik van clustermunitie en bovendien zo breed mogelijke ondertekening en spoedigste inwerkingtreding van het nieuwe verdrag over clustermunitie bevorderen.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen