Kamerbrief inzake Geannoteerde agenda van de Europese Raad d.d. 19 en 20 juni 2008

Graag bieden wij u hierbij, mede namens de minister-president, de geannoteerde agenda aan van de Europese Raad van 19 en 20 juni 2008.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

De staatssecretaris voor Europese Zaken,

Drs. F.C.G.M. Timmermans

Geannoteerde agenda van de Europese Raad van 19 en 20 juni 2008

Verdrag van Lissabon

De Europese Raad zal zich naar verwachting in hoofdzaak buigen over de gevolgen van de negatieve uitkomst van het Ierse referendum van 12 juni jl.

De Ierse premier, Cowen, zal in de Europese Raad een toelichting geven op de uitkomst van het referendum van 12 juni jl. Overigens lijkt het onwaarschijnlijk dat de Ierse regering al en volledig beeld heeft van de achtergronden van het ‘ nee’. Het ligt dan ook niet voor de hand de Europese Raad al uitgebreid zal ingaan op mogelijke oplossingen. Wel is de verwachting dat door de overige lidstaten, waaronder uiteraard ook Nederland, zal worden aangegeven dat zij het Verdrag van Lissabon de juiste basis vinden voor het toekomstig functioneren van de Unie. Ook zal menigeen benadrukken dat een langdurige impasse moet worden vermeden. In dat licht acht het kabinet een voortzetting van de goedkeuringsprocedure van het Verdrag van Lissabon de enige aangewezen weg.

De oorspronkelijk voorziene discussie over de stand van de voorbereiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zal hierdoor minder prioritair zijn. Het ligt in de rede dat de Europese Raad zich nu eerst verdiept in de stand van het proces van de ratificatie van het Verdrag van Lissabon.

Euro-invoering Slowakije

De ER zal een gedachtewisseling voeren over de invoering van de euro in Slowakije per 1 januari 2009. De Ecofin Raad van 8 juli a.s. zal uiteindelijk het besluit met betrekking tot Euro-invoering moeten nemen.

Na toetsing door zowel de ECB als de Commissie van de Convergentieverslagen 2008 heeft de Commissie geoordeeld dat Slowakije duurzaam is geconvergeerd met het eurogebied en daarom voldoet aan de (direct meetbare) eisen voor euro-invoering.

De Commissie maakt nog wel een voorbehoud ten aanzien van het begrotingscriterium, omdat Slowakije momenteel nog in een buitensporig tekortprocedure zit.

De Commissie heeft reeds op basis van de Voorjaarsvoorspellingen een voorstel voor abrogatie van de buitensporig tekortprocedure van Slowakije gedaan.

De Ecofin Raad van 3 juni jl. onderschreef de visie van de Commissie (en de ECB): intrekken derogatie op euro-invoering in Slowakije en abrogatie met betrekking tot de buitensporig tekortprocedure.

Nederland stemt in met de opheffing van de derogatie op euro-invoering in Slowakije.

Wel is het belangrijk dat Slowakije beleid voert om de inflatie te beperken en dat de Ecofin Raad dit beleid goed blijft volgen.

Beleidsimplicaties van de hoge voedselprijzen

Voor het Algemeen Overleg over deze komende Europese Raad op 18 juni a.s. heeft uw Kamer tevens het onderwerp internationale voedselcrisis geagendeerd als separaat punt. Ten behoeve van dit agendapunt wordt daarom uitvoeriger dan gebruikelijk ingegaan op de beleidsimplicaties van de hoge voedselprijzen.

De Europese Raad zal een gedachtewisseling voeren over de beleidsimplicaties van de hoge voedselprijzen. Als voornaamste input voor de discussie gelden de Commissiemededeling over de stijgende voedselprijzen van 20 mei jl. (COM(2008) 321 final) en een document van de Raad Economische en Financiële Aangelegenheden van 4 juni jl. (doc. 10326/08). Beide documenten geven een analyse van factoren die geleid hebben tot de hoge prijzen en van de effecten ervan binnen de EU en op mondiaal niveau. Vervolgens worden voorstellen gedaan voor een beleidsreactie langs drie sporen, namelijk maatregelen op korte en middellange termijn, maatregelen op lange termijn en initiatieven op het internationale niveau. Het BNC-fiche over de Commissiemedeling werd recent naar uw Kamer gezonden.

De hoge voedselprijzen kwamen reeds tijdens de voorjaarsvergadering van IMF/ WB aan de orde. Daarnaast organiseerde de FAO tussen 3-5 juni jl. een High Level Conference on World Food Security: the challenges of climate change and bio energy. De slotverklaring van deze conferentie onderstreept de urgentie van een mondiale aanpak, concrete strategieën en praktische oplossingen voor de voedselprijzencrisis. Ook de OESO besteedde aandacht aan het onderwerp. Tijdens de ministeriële conferentie van 4-5 juni jl. werd gesteld dat de voedselcrisis om een multilaterale aanpak vraagt.

De belangrijkste achterliggende oorzaak van de recente voedselprijsontwikkelingen is de gestegen voedselconsumptie in onder meer opkomende landen, terwijl de ontwikkeling van de productie daarmee geen gelijke tred hield.. Daarnaast zijn tal van andere oorzaken belangrijk, zoals de energieprijs, het toegenomen gebruik van biobrandstof, onvoldoende investeringen in de agrarische sector van in het bijzonder Afrika en Azië, incidentele factoren als weer en ziekte, de geslonken wereldvoedselvoorraad, de termijnmarkten, de dollardepreciatie en de invoering van handelsbelemmerende maatregelen. Het gewicht van deze factoren varieert sterk over de tijd en al naar gelang naar welke specifieke voedselmarkt wordt gekeken.

Er is al een scala aan EU-instrumenten beschikbaar om voedselhulp te verstrekken, ontwikkelingslanden te helpen met het ontwikkelen van hun landbouwsector en om sociale vangnetten te creëren.

Om de korte termijn gevolgen van hogere voedselprijzen op te vangen, is in de EU-begroting 2008 € 500 miljoen beschikbaar. Het reguliere budget voor voedselhulp bedraagt € 223 miljoen in 2008. In verband met de hoge voedselprijzen is hiervoor recent € 60 miljoen extra beschikbaar gesteld via de noodhulpreserve. Via het Europees Ontwikkelingsfonds is € 200 miljoen beschikbaar in 2008 om problemen met hoge voedselprijzen snel te kunnen opvangen. Via het Stabiliteitsinstrument is in 2008 € 15 miljoen beschikbaar voor het opvangen van knelpunten in conflictgebieden.

Voor lange termijn maatregelen is circa € 2,2 miljard beschikbaar in de periode 2008-2010. Vanuit het programma voor Voedselzekerheid (onderdeel van DCI) is € 715 miljoen beschikbaar in 2008-2010. Dit zal vooral worden gebruikt voor het stimuleren van landbouwmaatregelen die gerelateerd zijn aan voedselzekerheid, inclusief landbouwkundig onderzoek, productiestimulering bij kleine boeren en vangnetten. Daarnaast heeft circa een derde van de ACS-landen landbouw en voedselzekerheid gekozen als een prioriteit voor steun vanuit het Europees Ontwikkelingsfonds (samen € 1,1 miljard in 2008-2013). Ook diverse landen in Azië, Latijns Amerika en in buurregio's hebben deze sector gekozen voor EU-steun (samen € 475 miljoen in 2008-2010). Tot slot is € 1,1 miljard beschikbaar in 2008-2013 (waarvan € 0,5 miljard in 2008-2010) voor ontwikkelingslanden die zich moeten aanpassen aan nieuwe handelsregels met betrekking tot suiker, zoals diversificatie van landbouw, concurrentievermogen van de suikersector en vangnetten.

Nederland vindt het van belang dat de huidige hoge voedselprijzen besproken worden in Europees kader en verwelkomt daarom de mededeling van de Commissie over dit onderwerp, evenals de agendering van dit onderwerp voor de Europese Raad.

Nederland is van mening dat één van de voornaamste oplossingsrichtingen gelegen is in het ruimte bieden aan de landbouwmarkten om met een adequate aanbodrespons te komen. Daarbij is het doorgeven van prijsprikkels aan producenten cruciaal. Verdere handelsliberalisatie is daarom ook geboden. Tegelijkertijd is het aannemelijk dat sommige ontwikkelingslanden ondersteuning nodig hebben om hierop te kunnen reageren.

Nederland acht een succesvolle afronding van de WTO-ronde essentieel omdat open markten een noodzakelijke voorwaarde zijn voor groeiherstel en een aanbodrespons op de hogere voedselprijzen.

Daarom zal Nederland tijdens de ER (onverminderd) de inspanningen van de Commissie steunen om in de onderhandelingen een ambitieus en evenwichtig resultaat te bereiken, dat rekening houdt met de offensieve en defensieve belangen van Nederland en dat ook serieus werk maakt van de ontwikkelingsdimensie van deze ronde.

Nederland zal aangeven voorstander te zijn van het afbouwen van handelsverstorend markt- en prijsbeleid binnen het mondiale landbouwbeleid. De wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie in het kader van de zogenaamde Health Check van het GLB op het gebied van de afslanking van het markt- en prijsbeleid bieden daarvoor op korte en middellange termijn een goede basis.

Nederland wil actief inspelen op de noodzaak van grotere aandacht voor rurale armoede, de rol van de landbouwsector hierbij en de problematiek van voedselzekerheid en handel binnen de Groei- en Verdelingsagenda, waarbij koopkrachtverbetering van de armste centraal staat. Nederland zal in het verlengde hiervan tijdens de ER pleiten voor meer investeringen in de landbouw in OS-landen.

Hoge olieprijzen

De Europese Raad zal discussiëren over de hoge olieprijzen op basis van een op 13 juni jl. uitgekomen Commissiemededeling (COM (2008) 384). In haar mededeling analyseert de Commissie de oorzaken van de hoge olieprijzen en de effecten op de economie van de EU. Volgens de Commissie is de huidige scherpe stijging van de olieprijzen grotendeels het resultaat van een sterke structurele verschuiving van vraag en aanbod op de oliemarkt in de mondiale economie. De gestegen olieprijzen leiden volgens de Commissie tot hogere inflatie in de EU.

De Commissie doet een aantal concrete suggesties ten behoeve van de discussie in de ER. Onder meer geeft de Commissie aan dat:

  • zij voornemens is rapport uit te brengen over het mogelijk gebruik van belastingprikkels, waaronder verlaagde BTW-tarieven als aanmoediging tot energiebesparing;
  • lidstaten, indien gerechtvaardigd, doelgerichte steun kunnen geven aan kwetsbare huishoudens en aan de meest getroffen instellingen, indien deze steun wordt ingezet voor industriële herplaatsing, omscholing of herstructurering;
  • overige maatregelen die worden genomen om de onmiddellijke impact van hoge olieprijzen te verlichten, proportioneel dienen te zijn en de lange-termijn aanpassing aan een CO2-arme economie te bespoedigen.

Daarnaast herhaalt de Commissie haar positie dat het staande en geplande EU-beleid het beste antwoord op hoge olieprijzen is: het wetgevingspakket energie en klimaat, een ambitieuzere inzet op energie-efficiëntie, de Strategic Energy Review die dit najaar uitkomt, voorstellen voor herziening van de richtlijn Energiebelasting en het Eurovignet, voorstellen voor mogelijk gebruik van fiscale prikkels voor energie-besparing, zoals verlaagde BTW-tarieven en ondersteuning van olie-importerende ontwikkelingslanden.

Nederland is geen voorstander van interveniëren in de markt door bijvoorbeeld verlaging van belastingen of accijnzen. De hoge olieprijzen komen tot stand als gevolg van marktwerking en dergelijke maatregelen voorkomen juist dat de markt een nieuw evenwicht vindt, waarbij de consumptie is afgestemd op het beschikbare aanbod.

Met een eventuele verlaging van belastingen of accijnzen moeten de lagere inkomsten overigens ook worden opgevangen door andere belastingen te verhogen (bijvoorbeeld de inkomstenbelasting hetgeen slecht is voor groei en werkgelegenheid).

Tot slot is de Manchester-verklaring uit juni 2005, welke aangeeft dat verstorende (belasting)maatregelen om hogere energieprijzen te compenseren moeten worden vermeden, nog steeds van kracht. De Ecofin raad d.d. 3 juni jl. bevestigde deze overeenkomst: marktverstorende fiscale en andere beleidsinterventies moeten worden vermeden omdat zij de noodzakelijke aanpassingen (zoals het kopen van een zuiniger auto) door economische actoren tegengaan.

Daarnaast dient de EU zich volop in te spannen voor een spoedige totstandkoming van het wetgevingspakket klimaat en energie, een sterkere inzet op energie-efficiëntie in het algemeen en op bronbeleid voor auto’s in het bijzonder (waarbij brandstofzuinigheid en klimaatvriendelijkheid hand in hand gaan); stimulering van de introductie van elektrische auto’s. Tenslotte dient de EU een dialoog met producenten aan te gaan over vraag en aanbod en de transparantie van markten. Zo is er op 24 juni a.s. een dialoog met de OPEC voorzien.

Economische, sociale en milieu zaken

Naar aanleiding van het politiek akkoord van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSB) van 9 juni jl. ten aanzien van de arbeidstijdenrichtlijn en de uitzendrichtlijn roept de Europese Raad de Raad en het Europees Parlement op om een gebalanceerd finaal akkoord te bereiken. Het bereikte akkoord van de Raad WSB is het resultaat van jarenlange onderhandelingen.

Nederland hecht veel waarde aan een herziening van de arbeidstijdenrichtlijn en staat positief ten opzichte van een EU-richtlijn over uitzendarbeid waarin gelijke behandeling van uitzendkrachten wordt voorgeschreven en beperkingen en verboden voor toegang van uitzendbureaus tot de arbeidsmarkten van de lidstaten worden weggenomen.

De Europese Raad zal de voortgang verwelkomen die gemaakt tijdens de tussentijdse onderhandelingsbijeenkomsten in Bangkok en Bonn ten aanzien van een wereldwijd en veelomvattend post-2012 klimaatakkoord. De ER zal aanzetten om het tempo van de onderhandelingen te verhogen en nodigt de Commissie uit om hiertoe een strategie te presenteren. Nederland deelt dit streven en benadrukt het belang van voortbouwen op en nader uitwerken van de huidige EU positie.

Ten aanzien van het Europees klimaat- en energiepakket zal de ER tevens de voortgang van het werk tot op heden verwelkomen en benadrukt het belang van nauwe samenwerking met het EP in de aanloop naar een akkoord in lijn met de planning zoals overeengekomen tijdens de Voorjaarsraad 2008.

Vrede, Veiligheid en Justitie

Met betrekking tot Justitie en Binnenlandse Zaken zal de Europese Raad conclusies aannemen over de vorderingen bij het vormgeven van de ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Daarbij komt een breed scala aan onderwerpen aan bod, variërend van een terugblik op de vorderingen op het gebied van de Algehele aanpak van migratie en geïntegreerd grensbeheer tot terrorismebestrijding en de afronding van de toetreding tot Schengen van negen nieuwe lidstaten.

Daarnaast zal de Europese Raad spreken over onderwerpen waar verdere voortgang noodzakelijk is, zoals arbeidsmigratie van hoogopgeleiden, sancties tegen tewerkstelling van illegalen, versterking van de capaciteit van Frontex (het EU buitengrensagentschap), terug- en overname, de werking van Europol en Eurojust en afronding van de tweede generatie van het Schengen informatiesysteem. Nederland kan zich vinden in de voorstellen zoals die nu verwoord zijn.

Westelijke Balkan

De ministers van Buitenlandse Zaken zullen tijdens het diner bij de Europese Raad spreken over Kosovo. Op 15 juni trad de Kosovaarse grondwet in werking. Inmiddels gaf de SGVN zijn visie op de ‘reconfiguratie’ van UNMIK en overname van later door EULEX. Het is niet zeker of de Veiligheids-nood op 20 juni, zoals door Rusland voorgesteld, hierover zal spreken.

De ministers zullen spreken over de stand van zaken met betrekking tot ontplooiing van EULEX Kosovo en de samenwerking met UNMIK. Nederland zal benadrukken dat niet alleen tussen de VN en de EU, maar ook met de NAVO duidelijke afspraken tot stand moeten komen die een spoedige ontplooiing en operationalisering van EULEX in geheel Kosovo kunnen realiseren. Daarbij hecht Nederland er aan dat de afspraken tussen de VN en de EU er niet toe leiden dat er een de facto geografische scheiding van Kosovo optreedt.

Het streven is dat de Europese Raad ook de voortgang in de toenadering van de landen van de Westelijke Balkan zal bevestigen. De inzet van het kabinet zal zijn dat verdere toenadering van de Westelijke Balkan landen afhankelijk blijft van de mate waarin zij vooruitgang boeken met de noodzakelijke hervormingen en voldoen aan alle voorwaarden van de uitbreidingsstrategie van 2006, zoals door de Europese Raad vastgesteld, alsmede de samenwerking met ICTY.

Externe betrekkingen

MDG’s

De Europese Raad zal de inzet ten aanzien van de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG’s) bespreken met het oog op ministeriële conferenties dit jaar in Accra (Third High Level Forum on Aid Effectivenes, 2-4 september a.s.), New York (UN MDG High Level Event, 25 september a.s.) en Doha (Follow-up International Conference on Financing for Development, 29 november - 2 december a.s.).

Een extra-inspanning van donoren en ontwikkelingslanden is vooral in veel Afrikaanse landen nodig om de MDG’s in 2015 te kunnen halen. De EU heeft de ambitie om hieraan een sterke bijdrage te leveren. Daartoe is een EU Actieagenda voor de MDG’s voorzien.

In die actieagenda zal worden aangegeven welke specifieke bijdrage de EU wil leveren op het gebied van onder meer landbouw/voedsel, onderwijs, gezondheidszorg en rechten van vrouwen. Nederland zet erop in dat die bijdrage in de actieagenda zo scherp mogelijk wordt geformuleerd.

Verder vindt Nederland het van groot belang dat lidstaten die dat nog niet hebben gedaan op korte termijn nationale tijdschema’s opstellen voor de groei van hun hulpvolume om de in 2005 afgesproken omvang in 2010 en 2015 te bereiken.

Barcelona-proces: Unie voor de Mediterrane Regio

De Europese Raad zal voorts spreken over een intensivering van de relaties met de overige landen rondom de Middellaandse Zee, mede naar aanleiding van het initiatief van de Franse president. De vernieuwde aanpak, onder de werktitel “ Barcelona proces: Unie voor de Mediterrane Regio” beoogt, naast het vergroten van het ownership van de Mediterrane partners, de totstandkoming van concrete en zichtbare projecten.

Deze projecten zullen gericht zijn op het bevorderen van regionale samenhang, economische integratie en infrastructurele interconnecties, in het bijzonder op het gebied van transport, milieu, civiele bescherming en zonne-energie.

De mededeling van de Europese Commissie van 20 mei 2008 inzake de Unie voor de Mediterrane regio (COM (2008) 319 final) zal door de Europese Raad worden verwelkomd. Zoals verzocht tijdens de Europese Raad van 13-14 maart jl., doet de Commissie hierin voorstellen voor inhoudelijke en institutionele vormgeving van het ”Barcelona-proces: Unie voor de Mediterrane regio”. De verworvenheden van het Barcelona-proces blijven behouden. De verwachting is dat het Franse initiatief hieraan een nieuw politiek élan zal geven.

Mede met het oog hierop is het de bedoeling dat de Mediterrane partnerlanden meer zeggenschap krijgen op projectmatig, organisatorisch en institutioneel gebied. Daarnaast beoogt de Unie voor de Mediterrane regio additionele concrete en zichtbare projecten te ontwikkelen ter bevordering van de regionale samenwerking. De voorstellen van de Commissie worden momenteel in Raadskader besproken. Het is de bedoeling dat het “Barcelona-proces: Unie voor de Mediterrane Regio” op 13 juli a.s. tijdens een speciale top in Parijs officieel opgericht wordt.

Nederland steunt in grote lijnen de voorstellen van de Commissie en hoopt dat de Unie voor de Mediterrane regio daadwerkelijk de verwachte nieuwe politieke impuls zal geven aan de Euromediterrane samenwerking. Nederland acht het van groot belang dat het Barcelona-acquis behouden blijft en dat alle landen die deel uitmaken van het Barcelona-proces op gelijke voet zullen kunnen participeren in de toekomstige Unie voor de Mediterrane regio. Dit is des te meer van belang bij de realisatie van de voorstellen voor co-voorzitterschap en het opzetten van een secretariaat evenals participatie in projecten. Voorts stelt Nederland als voorwaarde dat het co-voorzitterschap van EU-zijde in lijn zal zijn met de bepalingen van het Verdrag van Lissabon wanneer deze in werking treedt. Aan de zijde van de mediterrane partners dienen alle deelnemende landen in aanmerking te komen voor het co-voorzitterschap. Nederland wenst een lichte optuiging van het secretariaat. Bij dit alles moet worden gewaakt voor duplicatie met al lopende initiatieven en moet zo kostenefficiënt mogelijk worden geopereerd.

Oostelijke dimensie ENP

Nederland onderkent het belang van intensieve relaties met de oostelijk buurlanden van de Unie en staat daarom positief tegenover versterking van de oostelijke dimensie van het ENP, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Essentieel is dat dit niet vooruitloopt op lidmaatschapsperspectief. De Commissie zal de opdracht krijgen om een voorstel uit te werken.

Nederland zal benadrukken dat deze versterkte regionale samenwerking binnen het ENP zal moeten plaatsvinden, dat overlap met bestaande regionale samenwerkingsstructuren moet worden vermeden en dat er geen extra communautaire middelen mogen worden vrijgemaakt. De Commissie zal de opdracht krijgen om een voorstel uit te werken.

(eventueel) Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT)

Op 18 juni a.s. vindt, op initiatief van het Sloveense EU-voorzitterschap, een informele lunch plaats met Europese ministers van Onderwijs over de zetelkwestie van het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Het voorzitterschap hoopt tijdens deze bijeenkomst consensus te bereiken over de vestigingsplaats van de zetel van het EIT. Indien het voorzitterschap daarin slaagt, zal het na de vergadering onmiddellijk een intergouvernementele conferentie beleggen om het besluit formeel te bekrachtigen. Vooralsnog gaat het voorzitterschap ervan uit dat de kwestie niet tijdens de Europese Raad ter sprake zal komen.