Kamerbrief inzake geannoteerde agenda ten behoeve van het Algemeen Overleg Informele OS-Raad d.d. 10 september 2008

Graag bied ik u hierbij aan de geannoteerde agenda inzake het ‘High Level Event on the Millennium Development Goals’ ten behoeve van het Algemeen Overleg Informele Ontwikkelingsraad van 10 september 2008 (agendapunt 2).

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders

AO Informele OS-raad
Geannoteerde agenda t.b.v. agenda punt 2, ‘High Level Event on Millennium Development Goals’

Op 25 september 2008 vindt in New York het zgn. ‘High-level Event on the Millennium Development Goals’ (MDG top) plaats. Het belangrijkste doel van deze top, zoals beschreven door de SGVN die het initiatief tot deze bijeenkomst heeft genomen, is de stand van zaken op te maken van de voortgang op het terrein van de MDG’s, te identificeren op welke doelen de achterstand het grootst is en vast te stellen welke concrete acties nodig zijn om de doelen te bereiken.

De MDG top, die zal worden voorgezeten door SGVN Ban Ki-Moon, is opgedeeld in drie ronde tafels, te weten ‘armoede en honger’, ‘onderwijs en gezondheid’ en ‘duurzaamheid en milieu’ (environmental sustainability). Behalve de eigenlijke top op 25 september, vinden er in de dagen voorafgaand aan de top meerdere ‘side events’ plaats over aparte doelstellingen of subthema’s die verband houden met de millenniumdoelen. De uitkomsten van deze aparte bijeenkomsten (met een gevarieerde deelname en publiek) zullen zoveel mogelijk dienen als ‘input’ voor de conclusies die aan het einde van de top door de SGVN zullen worden gepresenteerd. Voor de top zijn alle staatshoofden en/of regeringsleiders uitgenodigd. Vanwege alle aparte bijeenkomsten zullen in New York ook vertegenwoordigers van NGO’s, het bedrijfsleven en de private sector, waaronder ook individuele ‘filantropen’, aanwezig zijn.

Overigens valt de MDG top in de week waarin de 63ste AVVN wordt geopend en vertoont daarmee vanzelfsprekend raakvlakken. De inzet van de Nederlandse regering bij de MDG top is dan ook mede gebaseerd op de richtlijnen die daarvoor zijn opgesteld en waarover uw Kamer een brief toeging (Richtlijnen voor de Koninkrijksdelegatie naar de 63ste zitting van de AVVN in New York, kenmerk DVF/PJ-188/08).

Voor Nederland zal de top worden bijgewoond door MP Balkenende en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Koenders. MP Balkenende zal deelnemen aan de ronde tafel over armoede en honger. Het uitgangspunt voor de Nederlandse inbreng tijdens de top zal zijn dat de voortgang die - halverwege 2015 - met de millenniumdoelen is bereikt, een gemengd beeld te zien geeft; over het geheel genomen is veel vooruitgang gemaakt, maar sommige regio’s blijven ernstig achter, zoals Sub-Sahara Afrika. Vandaar ook dat er op 22 september een speciale bijeenkomst plaatsvindt waarin specifiek zal worden gesproken over Afrika’s ontwikkelingsbehoeften. Achterstand is er met name ook in fragiele staten (waarvan er vele in Sub-Sahara Afrika liggen). Maar evenzo moet worden erkend dat, waar op enkele MDG’s goede vooruitgang is geboekt (onderwijs, ziektebestrijding), op andere terreinen sprake is van een forse achterstand (zoals MDG’s 4 en 5). Ook op het gebied van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen (MDG 3) is nog veel te doen.

Er is dan ook een extra inspanning van àlle lidstaten nodig om de doelen in 2015 te kunnen halen. De Nederlandse regering stelt zich op het standpunt dat àlle landen de verplichtingen die zij in 2000 op zich hebben genomen, moeten nakomen. Dat geldt voor de donorlanden, maar ook voor de ontvangende landen. Donorlanden moeten de afspraak nakomen om in 2015 0,7 procent van hun BNI aan OS te besteden; de Nederlandse regering vindt het zorgelijk dat sommige EU-partners de plannen die in 2005 zijn gemaakt over de stapsgewijze verhoging van de hulp niet naleven.

Donorlanden zijn echter niet de enige landen die hun afspraken niet nakomen; ook ontvangende landen moeten hierop worden aangesproken. Dat betekent óók: landen aanspreken op het belang van goed bestuur, op de noodzaak corruptie te bestrijden en op het stellen van de juiste prioriteiten. Als ontwikkelingslanden verzuimen het aantal gezondheidswerkers te verhogen of de gezondheidszorg werkelijk om te vormen zodat die voor allen, dus ook voor de allerarmsten, toegankelijk wordt, zullen de cijfers van moeder- en kindsterfte nooit verbeteren.

Het is daarnaast de opvatting van de Nederlandse regering dat overheden alléén de klus niet kunnen klaren. We hebben behoefte aan andere, ook minder-traditionele partners. Die zijn er, zoals ook wordt geïllustreerd door de aanwezigheid in New York van vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld, de NGO sectoren en het bedrijfsleven. Nederland wil zich m.n. inspannen om de mogelijke vormen van samenwerking met het bedrijfsleven verder te intensiveren. Het afsluiten van publiek-private partnerschappen is een manier van innovatieve financiering van Ontwikkelingssamenwerking die de Nederlandse regering aanspreekt – en die kan bijdragen aan het inlopen van de achterstand op de MDG’s. Nederland heeft reeds ervaring met partnerschappen opgedaan end e ervaring is dat één euro overheidsinvestering veel euro’s uit de private sector kan katalyseren. Nederland wil in NY de aandacht vestigen op deze moderne vorm van ontwikkelingssamenwerking. Dit zal bijvoorbeeld gebeuren door middel van de deelname van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan diverse bijeenkomsten over innovatieve financiering, de mogelijke rol van het bedrijfsleven en de financiële sector. De minister zal onder meer, tezamen met Philips en een Ghanese minister, een presentatie verzorgen van het initiatief ‘Groen licht voor Afrika’, waar Nederland via een Schoklandakkoord aan bijdraagt.

Nederland hecht daarnaast, vanwege eigen expertise en kennis, belang aan verdere vooruitgang op de water en sanitatiedoelstellingen. Dit ook vanwege het belang van die doelstelling voor het behalen van diverse andere MDG’s. Vandaar ook dat Nederland, samen met Japan, Tadjikistan en Duitsland, de organisatie op zich heeft genomen van een aparte bijeenkomst over water en sanitatie. Tijdens deze bijeenkomst wil Nederland onder meer overeenstemming zien te bereiken over een ‘global framework for action’, dat het gemakkelijker moet maken om de jaarlijkse voortgang met het behalen van water en sanitatie MDG’s te meten en tijdig knelpunten te kunnen signaleren. Nederland wil hiermee uitdrukkelijk geen pleidooi houden voor weer een nieuwe overlegstructuur, maar wel voor een strakkere benadering van landen bij het behalen van de MDG’s: die moeten op hun gedrag kunnen worden aangesproken.

Diezelfde noodzaak van het aanspreken van landen op hun verantwoordelijkheid, ziet Nederland als het gaat om de MDG’s die de gezondheid van vrouwen alsmede hun rechten betreffen. Moedersterfte illustreert het verschil tussen arm en rijk op de meest schrijnende manier. Verbetering in de positie van vrouwen hangt hier nauw mee samen. Nederland zal in New York uitdragen dat verandering op deze punten alleen kan worden bereikt als er daadwerkelijk meer investeringen ten behoeve van MDG’s 4 en 5 worden gedaan. Daarbij moet de nadruk op landenniveau liggen. Tegelijkertijd kan echte vooruitgang niet worden bereikt als moeilijke zaken niet bespreekbaar worden gemaakt; seksualiteit en seksueel gedrag, de noodzaak van family planning, de impact van HIV/AIDS, onveilige abortussen maar ook het tegengaan van (seksueel) geweld tegen vrouwen vormen allemaal belangrijke elementen in het bereiken van een ‘gezonde samenleving’. De Wereldbank heeft recent berekend dat moedersterfte met 25 tot 35 procent kan worden teruggebracht als er iets wordt gedaan aan de tot nog niet-beantwoorde behoefte aan gezinsplanning. Ook hier geldt dat het naleven van deze doelstellingen een zaak van ‘accountability’ is; mensen moeten op hun gedrag worden aangesproken.

Dat geldt zéker voor politieke leiders. Naar de mening van de Nederlandse regering is het behalen van de doelstellingen mogelijks míts iedereen zijn huiswerk doet: dit is een mening waar de Nederlandse regering overigens niet alleen in staat. Hij wordt, volgens een recent artikel van ‘chief economist’ Justin Lin, ook gedeeld door de Wereldbank. Volgens hem kan de doelstelling inzake het halveren van de armoede in 2015 nog steeds gehaald worden.

Maar natuurlijk is de uitdaging wel groot. Dat geldt in het bijzonder voor de ‘fragiele staten’. De Nederlandse regering wil zich ook voor deze groep landen in het bijzonder blijven inspannen en zal dat in New York ook duidelijk naar voren brengen. Daarbij zullen de Minister-president en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking benadrukken dat de internationale gemeenschap het zich niet kan permitteren sommige ‘post-conflict’ staten ‘af te schrijven’. Dit vergt realiteitszin over wat er mogelijk is; we moeten ons bewust zijn dat de MDG’s in fragiele staten waarschijnlijk niet allemaal gehaald zullen worden. Er zal allereerst gewerkt moeten worden aan de randvoorwaarden voor duurzame ontwikkeling door het scheppen van stabiliteit. Het is daarnaast essentieel om in fragiele staten, in plaats van op grote overkoepelende doelen, de aandacht te richten op beperktere, middellange termijn doelen. Dit vergt flexibiliteit van de donorgemeenschap, waarbij we bovendien continu oog moeten houden voor de fluïde politieke en veiligheidscontext. Alleen op die manier kunnen de ‘drivers of change’ en kansen worden geïdentificeerd. Deze analyses en kennis moeten bovendien, meer dan voorheen, met de partners worden gedeeld: ook dit is iets waar Nederland in New York in de verschillende bijeenkomsten en (bilaterale) contacten aandacht voor zal vragen.

Concluderend is er, naar de opvatting van de Nederlandse regering, geen reden voor scepsis of ‘bij de pakken neerzitten’. Het belang van deze MDG top is er in gelegen, dat landen, àlle landen, bij voortduring aan de door hen gedane beloften worden herinnerd. Dat is de essentie van de Nederlandse inzet bij de MDG top.