Kamerbrief inzake de relatie tussen Nederland en Suriname

Graag bieden wij u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 14 december 2007 met kenmerk 07-BuZa-B-079 om een brief inzake de relatie tussen Nederland en Suriname.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Drs. A.G. Koenders

Samenvatting: Samen, zakelijk en betrokken

De betrekkingen tussen Nederland en Suriname zijn goed. De bijzondere band tussen beide landen en volken is een feit vanwege de gedeelde historie, taal, cultuur en familiebanden. Conform de beleidsnotitie ‘Een rijke relatie’ (2004) streeft Nederland naar een zakelijke en betrokken relatie met Suriname. Juist nu beide landen een minder prominente plaats innemen in elkanders buitenlands beleid ontstaat daartoe de ruimte. De contacten tussen Surinaamse en Nederlandse ministeries en bewindspersonen en de vele samenwerkingsverbanden tussen beide samenlevingen zijn daarvan de getuigen. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal voor de verdere vermaatschappelijking van de relatie een Twinningfaciliteit Nederland-Suriname instellen (2008-2011).

De coalitie van veel verschillende partijen, de krappe meerderheid in het parlement en de grote oppositie maken het regeren voor Venetiaan III niet altijd eenvoudig. De start van het proces van de Decembermoorden is een moedige keuze vóór de mensenrechten en benadrukt dat het recht zijn loop moet hebben. Het getuigt ook van respect voor de slachtoffers en hun nabestaanden. De economie van Suriname groeit voorspoedig door hoge inkomsten uit de mijnbouw en een adequaat macro-economisch beleid. De Surinaamse begroting is in evenwicht. De ontwikkeling van de private sector stagneert vanwege het magere investeringsklimaat. De meerderheid van de beroepsbevolking werkt in de publieke sector. De economische groei heeft nog geen duidelijke vermindering van de armoede ten gevolg.

De in 2005 met Suriname overeengekomen afbouw van de brede ontwikkelingssamenwerkingsrelatie binnen vijf jaar blijkt moeilijk haalbaar in het licht van de hoeveelheid resterende Verdragsmiddelen, de beperkte absorptiecapaciteit van Suriname en het belang van een effectieve en doelmatige besteding. Met inachtneming van deze realiteiten blijft beider streven echter gericht op de afgesproken versnelde afbouw. Op dit vlak is voor het eerst in jaren vooruitgang geboekt. De vervroegde aflossing van de NIO-lening lastens de Verdragsmiddelen is daarvan een voorbeeld. Op termijn is begrotingssteun mogelijk een optie. Het beleidsoverleg, dat in 2007 in Den Haag werd gevoerd tussen de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en zijn Surinaamse ambtsgenoot van Planning en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS), is goed en constructief verlopen. In 2008 zal de minister voor OS beleidsoverleg voeren in Suriname.

De afbouw van de ontwikkelingssamenwerking past in de kentering in de relatie tussen Suriname en Nederland. Waar de politieke verhoudingen tussen beide landen vroeger werden bepaald door de ontwikkelingssamenwerking, is deze heden ten dage meer en meer onderdeel van de bredere politieke totaliteit tussen beide landen. Suriname stelt het op prijs door Nederland als een zelfstandige internationaal-politieke actor te worden gezien. Suriname denkt nadrukkelijk na over het eigen buitenlands beleid, met name waar het gaat om de buurlanden, de herkomstlanden en de regionale integratie. In dat kader vinden ook buitenlandspolitieke consultaties plaats tussen de beide ministeries van Buitenlandse Zaken.

Al met al zijn de betrekkingen tussen Nederland en Suriname in rustiger vaarwater gekomen. Dat is een winstpunt voor beide samenlevingen, die zozeer met elkaar zijn verweven. Wij zien het als een taak deze winst te behouden door voortgezette en constructieve samenwerking tussen beide overheden en het stimuleren van de vele en diverse banden tussen beide samenlevingen: samen, zakelijk en betrokken. Deze brede samenwerking komt in de plaats van de ontwikkelingsrelatie, die in de komende jaren verder wordt afgebouwd. De relatie met Suriname zal daarna een breder en meer buitenlandspolitiek karakter krijgen.

Politieke situatie

De regering Venetiaan III (2005) telt acht politieke partijen en beschikt over 29 van de 51 zetels in De Nationale Assemblee (DNA). De grootste oppositiepartij, de Nationale Democratische Partij (NDP), beschikt over 15 zetels in de DNA. De gefragmenteerde coalitie, de krappe meerderheid in het parlement en de grote oppositie maken het besturen voor de regering Venetiaan III niet altijd eenvoudig. Desalniettemin houdt de coalitie stand. De maatschappelijke rust is grotendeels teruggekeerd na de recente acties van onder meer bushouders, leraren, oud-militairen en jongeren. Het proces over de Decembermoorden is eind november 2007 van start gegaan, waarmee Suriname een belangrijke stap heeft gezet ter verdediging van de mensenrechten en tegen straffeloosheid.

Economische situatie

Suriname behoort met een inkomen per hoofd van de bevolking van gemiddeld USD 2.986 (2005) tot de midden inkomens landen. Sinds 2001 is de economische groei van Suriname positief (5,6% in 2006), zijn de wisselkoersen en inflatie gestabiliseerd door een adequaat macro-economisch beleid en is de export toegenomen. De Surinaamse begroting is in evenwicht. De schuldpositie van het land is verbeterd, mede door toedoen van de vervroegde aflossing van de NIO-lening in 2007. De voornaamste oorzaken van de economische groei zijn de hoge wereldmarktprijzen van goud, aluinaarde en olie alsmede een licht stijgende productie in de mijnbouwsector. De afhankelijkheid van Suriname van de mijnbouw is overigens een risico voor de economische stabiliteit. Van diversificatie van de economische basis is tot op heden weinig sprake. Het investeringsklimaat in Suriname blijft mager, met name vanwege complexe wet- en regelgeving en een gebrek aan juridische zekerheden. Bijna 60% van de beroepsbevolking is werkzaam in de publieke sector, inclusief de circa 120 staatsbedrijven.

Armoedebestrijding

Met de 85ste plaats op de Human Development Index 2007 van United Nations Development Programme (UNDP) staat Suriname relatief hoog in de categorie ‘ medium human development’. Turkije staat op plaats 84, Jordanië op 86. Door een tekort aan informatie kan in Suriname niet voor alle MDG’s een trend worden bepaald. Op basis van individuele statistieken zijn er zorgen op het vlak van kindersterfte (MDG 4), moedersterfte (MDG 5) en HIV/AIDS (MDG 6). Een Gini-coë fficient voor Suriname van 0,547 (2004) duidt op een ongelijke inkomensverdeling. Het Surinaamse Meerjaren Ontwikkelings Plan 2006-2011 richt zich bij de bestrijding van armoede vooral op verhoging van de productie en duurzame werkgelegenheid. Er is slechts een beperkt aantal donoren actief in Suriname, dat gezien zijn inkomenspositie niet tot de armste landen wordt gerekend, ook niet binnen Latijns-Amerika en de Cariben. Naast Nederland, als grootste donor, zijn met name de Inter American Development Bank (IDB), de Europese Commissie, UNDP, Frankrijk, China en India in meer of mindere mate actief in Suriname. Naast de bilaterale OS heeft Nederland in 2006 noodhulp verleend ten tijde van de overstromingen in het binnenland, met een bijdrage van Ontwikkelingssamenwerking en de inzet van Defensie.

Beleidsnotitie ‘Een rijke relatie. Suriname en Nederland: heden en toekomst’

In 2004 verscheen de beleidsnotitie Suriname (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 20361, nr. 116), getiteld ‘Een rijke relatie’, die in 2005 met de Tweede Kamer is besproken. Doelstellingen zijn goede betrekkingen en brede samenwerking met Suriname, het effectief en doelmatig besteden van de resterende Verdragsmiddelen, het verminderen van de afhankelijkheid van Suriname van Nederland, alsmede het behartigen van wederzijdse belangen in het kader van het geïntegreerd buitenlands beleid. Qua toonzetting streeft de notitie naar een zakelijke en betrokken relatie. Het woord zakelijk duidt op meer begrip voor elkanders belangen en op minder emotie. In het verleden heeft de emotie te vaak de overhand gekregen in de samenwerking. Het woord betrokken duidt op de blijvende en bijzondere relatie tussen beide landen en volken vanwege hun gedeelde historie, taal, cultuur, familiebanden etc. Deze uitgangspunten zijn nog steeds van kracht. De aanwezigheid van Minister-President Balkenende bij de viering van 30 jaar onafhankelijkheid van de Republiek Suriname in 2005 is daarvan een bewijs: respect voor de onafhankelijke staat Suriname, persoonlijke felicitaties als uitdrukking van een bijzondere relatie.

Ook het personenverkeer tussen Nederland en Suriname illustreert het bijzondere karakter van de relatie. Het aantal rechtstreekse vluchten tussen beide landen is na de liberalisering van het luchtverkeer in 2006 toegenomen van 6 tot 8 per week. Het aantal Nederlanders dat jaarlijks Suriname voor familiebezoek, vakantie en/of zaken bezoekt bedraagt naar schatting 90.000 personen. Vanuit Suriname naar Nederland gaat het jaarlijks om ongeveer 30.000 reizigers. Aan Nederlandse universiteiten en hogescholen studeren circa 1.000 Surinaamse studenten. Het aantal Nederlandse stagiaires in Suriname bedraagt naar schatting ruim 1.000 per jaar. Op enig moment zijn er dus honderden Nederlandse stagiaires tegelijk aanwezig in Suriname. Op jaarbasis wordt vanuit Nederland ongeveer 60-100 miljoen euro overgemaakt naar Suriname, veelal ter ondersteuning van familie en vrienden (de ‘remittances’).

Goede betrekkingen met Suriname en samenwerking op velerlei terreinen

De banden tussen beide samenlevingen zijn omvangrijk en nemen qua inhoud en omvang nog steeds toe. Zo hebben onder meer steden als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag samenwerkingsovereenkomsten met Suriname. Andere voorbeelden zijn de contacten tussen universiteiten, ziekenhuizen, culturele instellingen en talloze verenigingen en stichtingen. Vanwege de speciale relatie tussen beide samenlevingen en het wederzijdse voordeel dat inherent is aan de uitwisseling van kennis, een goed ontwikkeld maatschappelijk middenveld en armoedebestrijding hechten wij belang aan de verdere groei van het maatschappelijk vlechtwerk tussen beide samenlevingen.

Teneinde de verbreding en vermaatschappelijking van de relatie met Suriname verder vorm te geven, en vooruitlopend op de toekomstige brede relatie tussen Nederland en Suriname, heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking met ingang van 1 januari 2008 en voor een periode van vier jaar de Twinningfaciliteit Nederland–Suriname in het leven geroepen. De twinning beoogt de samenwerking tussen Surinaamse en Nederlandse particuliere organisaties op het vlak van bijvoorbeeld taal, cultuur, onderwijs, gezondheid of sport te bevorderen. In die samenwerking dient sprake te zijn van kennisuitwisseling, capaciteitsversterking en armoedebestrijding. Voor subsidies in het kader van deze twinning is voor een periode van vier jaar een bedrag beschikbaar van 2 miljoen euro per jaar, lastens het budget van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. De subsidieverlening in het kader van de Twinning Nederland-Suriname zal geschieden via een nog op te richten ‘loket’, waartoe organisaties zijn uitgenodigd in te schrijven door middel van een publicatie in de Staatscourant van 9 november 2007. Inmiddels is de inschrijvingstermijn gesloten en buigt een selectiecommissie zich over de offertes. Binnen enkele weken zal de besluitvorming plaatsvinden, waarna het loket voor de Twinningfaciliteit Nederland-Suriname voor de periode 2008-2011 van start kan gaan.

Meerdere ministeries en ministers werken samen met hun counterparts in Suriname. Het doel is tweeledig. Ten eerste is het oogmerk capaciteitsopbouw: versterking van de organisatie en de ondersteuning van het beleid van de Surinaamse overheid, uiteraard met inachtneming van het Surinaamse ‘ownership’. Voorbeelden van samenwerking zijn beleidsterreinen als justitie, politie, defensie, landbouw, taal en cultuur. Zo werken de Nederlandse ministeries van Justitie en BZK samen met het Surinaamse ministerie van Justitie & Politie. Het ministerie van Defensie houdt periodiek jungletrainingen in Suriname. In de tweede plaats gaat het om het faciliteren van de relatie tussen beide samenlevingen. Zo zijn er in 2007 stappen gezet om de collegegelden voor Surinaamse studenten in Nederland niet te verhogen. De Twinningfaciliteit Nederland-Suriname is een ander voorbeeld.

De culturele banden tussen Nederland en Suriname blijven hecht. De samenwerking tussen Nederlandse en Surinaamse culturele instanties is groeiende. Het programma Cultuur en Ontwikkeling (C&O) van de Nederlandse ambassade in Paramaribo, ten bedrage van 750.000 € op jaarbasis, concentreert zich op acht culturele velden. Het gaat om gebouwd erfgoed, beeldende kunst, film, podiumkunst, museum, muziek, cultuurstudies en het cluster taal, literatuur, bibliotheek en archief. Het zwaartepunt van het programma ligt bij de opbouw van capaciteit bij zowel de overheid als de culturele instellingen.

Suriname heeft begin 2005 aangegeven de Toescheidingsovereenkomst (TO) te willen beëindigen. De Toescheidingsovereenkomst heeft vooral gefunctioneerd met het oog op het toekennen van nationaliteit. Nederland heeft Suriname aangegeven dat in het geval van een beëindiging overleg noodzakelijk is om erop toe te zien dat in de TO vastgelegde individuele rechten in Suriname van Nederlanders van Surinaamse afkomst voldoende worden gewaarborgd. Dit Nederlandse standpunt is meermalen herhaald in overleggen tussen de Minister-President en President Venetiaan alsmede in contacten tussen de ministers resp. ministeries van Buitenlandse Zaken. In december 2005 heeft in Paramaribo ambtelijk overleg plaatsgevonden over de Surinaamse wens tot beëindiging van de Toescheidingsovereenkomst. Nederland heeft zich daarbij op het voornoemde standpunt gesteld. Dit overleg heeft tot op heden geen ambtelijk vervolg gekregen. De Toescheidingsovereenkomst is dus niet beëindigd. Suriname is overigens bezig met herziening van zijn Vreemdelingenwet. Nederland informeert met regelmaat naar de vorderingen in dit proces, mede met het oog op de relatie tussen deze voorgenomen wetgeving en de rechten van Nederlanders van Surinaamse afkomst conform de Toescheidingsovereenkomst. De oplossing van deze problematiek zou het verkeer tussen beide samenlevingen ten goede komen.

Verminderde afhankelijkheid van Suriname van Nederland

Suriname integreert verder in zijn regio. Zo maakt het land sinds 2006 deel uit van de ‘Caricom Single Market’. Daarnaast verstevigt Suriname zijn bilaterale betrekkingen met buurlanden en de zogenaamde herkomstlanden (China, India en Indonesië). Ook probeert Suriname in de regio een brug te vormen tussen de CARICOM en Zuid-Amerika. Indachtig de voordelen van de Europese integratie en zijn eigen bilaterale betrekkingen onderschrijft Nederland dit beleid. Langzaamaan nemen beide landen een relevante, maar minder prominente plaats in in elkanders buitenlands beleid. Wij menen dat juist deze ontwikkeling ruimte schept voor de opbouw van een zakelijke en betrokken relatie met Suriname.

Behartigen van wederzijdse belangen in het kader van geïntegreerd buitenlands beleid

In 2007 hebben in Paramaribo buitenlandspolitieke consultaties plaatsgevonden. Gespreksonderwerpen waren onder meer de regionale integratie en de bilaterale betrekkingen van beide landen, de hervorming van het VN-stelsel, kandidaturen, het Internationaal Strafhof, vrede en veiligheid, alsmede samenwerking tussen de beide ministeries van Buitenlandse Zaken.

Een belangrijke kentering in de relatie tussen Suriname en Nederland bleek volgens de Surinaamse gesprekspartners dat, daar waar de politieke verhoudingen tussen beide landen vroeger werden bepaald door de ontwikkelingssamenwerkingsrelatie, het nu de OS-relatie is die wordt beïnvloed door ontwikkelingen in de bredere politieke context tussen beide landen. OS wordt daarmee onderdeel van een totaliteit. Suriname stelt het op prijs door Nederland als een zelfstandige internationaal-politieke actor te worden gezien.

Tijdens de consultaties kwam ook de voorgenomen toetreding van Suriname tot het Internationaal Strafhof (ICC) aan de orde. De voorbereidingen zijn getroffen, Suriname verwacht in de eerste helft van dit jaar toe te treden.

Onderdeel van de buitenlandspolitieke consultaties is de samenwerking tussen beide ministeries van Buitenlandse Zaken, waarvoor door Nederland in 2005 een bedrag van 100.000 € beschikbaar is gesteld. Een van de beoogde activiteiten in dit kader is de uitwisseling van kennis, bijvoorbeeld op het vlak van de Europese Unie, verdragen en protocol.

Het streven is de buitenlandspolitieke consultaties, die door beide partijen zeer werden gewaardeerd, voort te zetten. Daartoe zal het Surinaamse ministerie van Buitenlandse Zaken in 2008 worden uitgenodigd voor overleg in Den Haag. De voortzetting van de wederzijdse bezoeken van de ministers van Buitenlandse Zaken van beide landen maakt uiteraard ook deel uit van deze samenwerking.

Suriname ligt in een regio die kampt met grensoverschrijdende problemen als (drugs)criminaliteit, illegaliteit, milieudegradatie en HIV/AIDS. Samenwerking tussen beide overheden kan een deel van de oplossing zijn en is een wederzijds belang, zoals ook aangegeven in de notitie ‘Een rijke relatie’. Op het vlak van de versterking van de rechtsstaat en democratie alsmede de bestrijding van de drugscriminaliteit verloopt de samenwerking succesvol. Wat betreft milieu zet Nederland in op blijvende samenwerking met Suriname bij de instandhouding van het tropisch regenwoud en de biodiversiteit. Zo wordt bijgedragen aan projecten voor het tegengaan van verlies aan biodiversiteit alsmede het behoud van het tropisch bos. Dit laatste past ook in de Nederlandse inzet op het gebied van klimaat.

Effectieve en doelmatige besteding van de resterende Verdragsmiddelen

De in 2005 met Suriname overeengekomen afbouw van de brede OS-relatie binnen vijf jaar wordt bemoeilijkt door de hoeveelheid resterende Verdragsmiddelen (ca. 190 miljoen euro), de beperkte absorptiecapaciteit van Suriname en het belang van een effectieve en doelmatige besteding. Van de vijf sectorplannen in uitvoering (onderwijs, gezondheidszorg, landbouw, huisvesting, rechtsbescherming & veiligheid) is per 1 januari 2008 gemiddeld slechts 12% van het budget uitgegeven. Het sectorplan milieu is nog niet gereed.

Ondanks de trage bestedingen heeft Suriname in het afgelopen jaar diverse succesvolle sectorale activiteiten gerealiseerd. Voorbeelden zijn onder meer de opzet van het agrarisch kredietfonds (sector landbouw), grondwerkzaamheden voor de satellietstad Richelieu in Commewijne (sector huisvesting), het renovatieprogramma scholen binnenland (sector onderwijs), de bouw van een moeder- en kindzorgcentrum (sector gezondheid) alsmede RAIO-opleidingen voor de zittende en de staande magistratuur (sector rechtsbescherming & veiligheid). In laatstgenoemde sector is sprake van resultaatvolle samenwerking, zowel tussen ministeries (in Nederland Justitie en BZK, in Suriname Justitie & Politie) als tussen instanties op het vlak van politie, Openbaar Ministerie, rechtspraak, reclassering, brandweer etc.

Mede in het licht van de trage besteding is de vervroegde aflossing per 1 augustus 2007 van de NIO-lening door Suriname positief nieuws. De aflossing van de oude NIO-lening uit 2001 is in mindering gebracht op de resterende V erdragsmiddelen. Het gaat om een bedrag van 72,5 miljoen euro. De transactie bespaart Suriname in totaal 7,1 miljoen euro aan rentebetalingen over de resterende looptijd van deze lening, het verbetert de internationale kredietwaardigheid van Suriname en schept meerjarig ruimte op de Surinaamse begroting voor onder meer de aanleg van dijken.

De afspraken over de vervroegde aflossing van de NIO-lening vonden plaats binnen het kader van het beleidsoverleg, dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking op 12 juni 2007 in Den Haag voerde met zijn Surinaamse counterpart van Planning en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS). Het beleidsoverleg werd gevoerd in een vriendelijke en constructieve sfeer, waar ruimte was voor dialoog en verkenningen met betrekking tot de toekomstige relatie tussen Nederland en Suriname. Afgesproken is om ook buiten het formele overleg met elkaar te (blijven) communiceren. Onderkend werd dat éénjaarlijks in plaats van tweejaarlijks beleidsoverleg op termijn wellicht mogelijk is. De Kamer is over het beleidsoverleg per brief geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 20361, nr. 127).

Modernisering van de overheid, oftewel ‘Public Sector Reform’ (PSR), staat in Suriname al lang op de agenda, en maakt ook deel uit van het Surinaamse Meerjaren Ontwikkelings Plan (MOP). Maar liefst 60% van de beroepsbevolking is werkzaam in de publieke sector. De Verdragsmiddelen die zijn gereserveerd voor PSR kunnen vooralsnog niet worden ingezet, aangezien de programma’s voor PSR nog niet van de grond zijn gekomen. De reservering binnen de Verdragsmiddelen bedraagt maximaal 40 miljoen euro, waarvan 20 miljoen op basis van begrotingssteun. Ook flankerende trajecten zoals pensioenhervorming en een Algemene Ziektekosten Verzekering lijken vertraging op te lopen. Nederland heeft steeds aangegeven ook dergelijke deeltrajecten in het kader van PSR (mede) te willen financieren en desgewenst expertise beschikbaar te willen stellen.

Met inachtneming van de voornoemde realiteiten blijft het streven van Nederland en Suriname gericht op de overeengekomen versnelde afbouw van de brede OS-relatie.