Kamerbrief inzake betalingen aan mevrouw Herfkens/ uitvoering motie Gill'ard c.s.
In aansluiting op mijn brief van 27 mei jl. kan ik u in deze brief melden dat deze kwestie in constructief overleg met mevrouw Herfkens is afgehandeld. Verder wil ik u in reactie op het verzoek van uw Kamer van 30 mei jl. informeren over de wijze van uitvoering van de motie Gill’ard c.s (31200-V, nr. 107).
Betalingen aan mevrouw Herfkens
Het verstrekken van vergoedingen aan mevrouw Herfkens en andere Nederlanders die werkzaam waren bij de VN of andere organisaties paste in de betreffende periode in het beleid om de benoeming van Nederlanders op posten bij internationale organisaties te bevorderen, was in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving en kwam ook in andere gevallen voor. Uitgangspunt hierbij was dat medewerkers door een plaatsing bij een internationale organisatie niet in een slechtere inkomenspositie moesten komen dan indien zij in vergelijkbare rang ter plaatse voor de Nederlandse overheid werkzaam zouden zijn geweest.
Om die reden heeft de ambtelijke leiding van het ministerie in 2002 besloten mevrouw Herfkens op basis van het toenmalige beleid met inachtneming van de daarvoor relevante feiten een huurvergoeding en een vergoeding voor de verhuiskosten toe te kennen.
Uit het interne onderzoek dat UNDP heeft ingesteld naar de gang van zaken met betrekking tot de door het ministerie aan mevrouw Herfkens betaalde vergoedingen is gebleken dat door het toekennen, betalen en aanvaarden van deze vergoedingen door
het ministerie en mevrouw Herfkens de toepasselijke VN regels, in het bijzonder de Staff Regulations, zijn overtreden. Daarbij is tevens door UNDP vastgesteld dat er geen sprake van is geweest dat een van de betrokken partijen en meer in het bijzonder niet mevrouw Herfkens de VN-regels bewust heeft overtreden.
Op grond van het onderzoek van UNDP kan worden vastgesteld dat mevrouw Herfkens te goeder trouw en zonder kwade opzet heeft gehandeld. UNDP heeft na afsluiting van het interne onderzoek het vertrouwen uitgesproken in mevrouw Herfkens en aangegeven haar te blijven zien als een belangrijke steunpilaar van het werk van UNDP, meer in het bijzonder met het oog op het bereiken van de in het kader van de Millennium Campagne gestelde doelen.
Achteraf kan wel worden vastgesteld dat zowel mevrouw Herfkens als het ministerie zich van tevoren hadden moeten vergewissen van de regelgeving van de VN terzake.
In deze kwestie is sprake van drie relevante verhoudingen, die tussen het ministerie en mevrouw Herfkens, die tussen mevrouw Herfkens en UNDP en de verhouding tussen de VN-lidstaat Nederland en de VN/UNDP. In de verhouding tussen het ministerie en mevrouw Herfkens is er geen sprake van inbreuk op de BZ-regelgeving of van enigerlei verwijtbaar handelen door mevrouw Herfkens; aan mevrouw Herfkens is in overeenstemming met die regelgeving een vergoeding toegekend. Om die reden heb ik U in mijn brief van 22 februari bericht dat er op basis van de toen bekende feiten onvoldoende aanknopingspunten waren om tot juridische actie over te gaan.
In de verhouding tussen mevrouw Herfkens en UNDP is wel sprake van onterecht ontvangen vergoedingen naast het VN-salaris. Mevrouw Herfkens had de vergoedingen immers conform de Staff Regulation 1.2. niet in ontvangst mogen nemen. Ook in de relatie tussen de VN-lidstaat Nederland en de VN is er sprake van een onterecht gedane betaling. Als VN-lidstaat wordt Nederland geacht zich te onthouden van handelingen die indruisen tegen de letter of de geest van de VN-regelgeving. Het ministerie had de vergoedingen dus niet behoren te betalen. Er is daarom sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid.
In mijn brief van 27 mei heb ik aangegeven dat de conclusies van het UNDP-rapport op één punt nieuwe relevante informatie bevatten, namelijk dat mevrouw Herfkens bij haar indiensttreding bij UNDP de relevante regelgeving heeft gekregen en voor de ontvangst daarvan heeft getekend.
Uit nader contact met UNDP over deze aangelegenheid komen twee zaken naar voren. UNDP heeft nog eens nadrukkelijk bevestigd dat naar haar oordeel mevrouw Herfkens niet op de hoogte was van het feit dat het in ontvangst nemen van de vergoedingen in
strijd was met VN-regelgeving. Ook heeft UNDP nadrukkelijk aangegeven dat zij deze zaak als afgedaan beschouwt. Op grond hiervan heb ik nogmaals juridisch advies ingewonnen. De conclusie is dat er onvoldoende grondslag is voor het terugvorderen van de door het ministerie uitgekeerde vergoedingen.
Vervolgens is tussen mevrouw Herfkens en het ministerie besproken hoe deze kwestie voor alle partijen op bevredigende wijze zou kunnen worden afgehandeld. Dat overleg heeft geleid tot de navolgende uitkomst.
-
-UNDP heeft aangegeven dat het een aanbod zal aanvaarden dat mevrouw Herfkens op haar eigen initiatief aan UNDP heeft gedaan om gedurende een jaar voor een symbolisch jaarsalaris van 1 USD te werken voor de Millennium Development Goals. UNDP heeft daarbij aangetekend dat dit aanbod volledig onverplicht is aangezien UNDP, zoals hierboven gesteld, de zaak als afgedaan beschouwt. Ik meen dat mevrouw Herfkens met dit vrijwillige aanbod toont dat zij zich serieus rekenschap geeft van de politieke dimensie van de discussie over deze kwestie en de mogelijke impact daarvan op het functioneren van de VN Millennium Campagne.
-In het licht van het aanbod van mevrouw Herfkens heb ik mij jegens mevrouw Herfkens bereid verklaard deze zaak verder als afgedaan te beschouwen.
Ik betreur dat in de ontstane publieke discussie ten onrechte de indruk is gewekt dat mevrouw Herfkens jegens het ministerie verwijtbaar heeft gehandeld door vergoedingen aan te nemen. Ik hoop dan ook dat deze oplossing bijdraagt aan het herstel van de reputatieschade die mevrouw Herfkens daardoor heeft geleden en die indirect ook de geloofwaardigheid van de VN Millennium Campagne onder druk zette.
Tot slot meld ik u dat ik in de contacten met mevrouw Herfkens ook mijn waardering uitgesproken heb voor het werk dat mevrouw Herfkens heeft verricht als de SG’s Executive Coordinator for the UN – MDG Campaign. Zij heeft de Millennium Campaign opgebouwd en daarmee een belangrijke bijdrage geleverd aan het tot stand komen van de huidige brede coalitie van landen en particuliere organisaties die zich richt op het behalen van de millenniumdoelstellingen. Zoals bekend, is het behalen van deze doelstellingen een belangrijke prioriteit van de Nederlandse regering. Het werk van mevrouw Herfkens ten behoeve van UNDP heeft dan ook mijn volledige steun.
Uitvoering motie Gill’ard
Ten aanzien van de wijze van uitvoering van de motie Gill’ard c.s. wil ik u als volgt informeren. De motie bevat drie elementen.
Als eerste vraagt de motie de regering al het mogelijke in het werk te stellen onterecht gegeven vergoedingen aan Nederlanders in VN-dienstverband juridisch terug te vorderen. Over de afwikkeling van de kwestie van de betalingen aan mevrouw Herfkens heb ik u hierboven geïnformeerd. In andere gevallen waarbij er sprake is dat er door BZ in strijd met de regels van de internationale organisaties vergoedingen zijn betaald, is mijn uitgangspunt dat alle ambtenaren op een gelijke wijze worden behandeld, ook wanneer het aankomt op eventuele terugvordering. Dat betekent dat per geval zal worden bezien of er mogelijkheden zijn om onterechte vergoedingen terug te vorderen. De juridische haalbaarheid, tijdsverloop, de hoogte van het bedrag en het feit dat de detachering plaatsvond in het kader van een diplomatieke carrière zijn daarbij belangrijke aspecten.
Verder verzoekt de motie de regering ervoor zorg te dragen dat onterecht hoge vergoedingen niet meer kunnen voorkomen en dergelijke suppletie uitsluitend te verstrekken op basis van transparante regelingen en in overeenstemming met de regels van internationale instellingen. Ik heb u eerder gemeld dat nadat begin dit jaar duidelijk was geworden dat er in strijd met de regels door het ministerie van Buitenlandse Zaken vergoedingen waren verstrekt, ik meteen maatregelen heb genomen om op mijn ministerie dergelijke betalingen in de toekomst onmogelijk te maken. Dat betekende in twee gevallen zelfs dat een lopende vergoeding is stopgezet en dat een reeds toegezegde vergoeding niet tot uitbetaling is gekomen. Alleen in geval van overeenstemming met de regels van internationale organisaties kunnen nog vergoedingen worden toegekend. Dit geldt voor alle vergoedingen ongeacht de hoogte, ook minder hoge onterechte vergoedingen acht ik niet wenselijk. Het beleid gaat op dit punt dus verder dan wordt verzocht in de motie.
Tot slot vraagt de motie de regering zich ervoor in te spannen dat de lidstaten de VN-reglementen naleven. Ik heb in het overleg met de Kamer op 17 april jl. aangegeven dat ik hier het belang van zie. Niet alleen moet de VN toezien op naleving van de eigen regels, de VN-lidstaten moeten zich aan die regels houden. Zoals eerder gemeld zeg ik de gevraagde inspanning graag toe, ook omdat ik ongelijke beloningen bij de VN wil voorkomen.
De minister van Buitenlandse Zaken, Drs. M.J.M. Verhagen |