Kamerbrief inzake bestrijding discriminatie op basis van seksuele geaardheid in het buitenland
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 7 november 2007 over de resultaten van het onderzoek naar de rechten van homoseksuelen in partnerlanden (Kamerstuk 31 263 nr. 2, 2007-2008) informeren wij u graag nader over de voortgang van de inspanningen die worden geleverd om te komen tot afschaffing van de strafbaarstelling van homoseksuele handelingen en tot bestrijding van discriminatie op basis van seksuele geaardheid. Deze doelstellingen van het buitenlands beleid zijn ook een prioriteit van de mensenrechtenstrategie ‘Naar een menswaardig bestaan’, die op 5 november jl. aan de Kamer is gestuurd. In het actieplan naar aanleiding van de mensenrechtenstrategie, dat de Kamer begin maart separaat toeging, treft u een nadere invulling aan van de beleidsvoornemens op dit terrein.
Wereldwijde afschaffing van de strafbaarstelling van homoseksualiteit is een zeer ambitieuze doelstelling. Op dit moment zijn homoseksuele handelingen in meer dan tachtig landen strafbaar gesteld. Zeventien van deze landen zijn partnerlanden waarmee Nederland een bilaterale ontwikkelingsrelatie onderhoudt. Dat is één land minder dan in 2007, aangezien Nicaragua met ingang van deze maand een nieuw Wetboek van Strafrecht kent, waaruit het artikel is geschrapt dat homoseksuele handelingen strafbaar stelde. In een aantal landen, waaronder Iran, Jemen, Saudi-Arabië en Soedan, kan zelfs de doodstraf worden opgelegd voor homoseksuele handelingen.
Om in deze en andere landen voortgang te boeken is een behoedzame aanpak vereist; in veel landen rust een groot taboe op het thema, zowel bij de bevolking als binnen de overheid. In een aantal landen zou (openlijke) agendering van dit thema de positie van homoseksuelen eerder in gevaar brengen dan ondersteunen, aangezien het zou kunnen leiden tot een conservatieve terugslag. In alle gevallen vergt resultaat in dit dossier een zeer lange adem.
Daar waar dit verantwoord is vervult Nederland een voortrekkersrol door decriminalisering van homoseksualiteit te bepleiten in de dialoog met de autoriteiten. Hieronder volgen enkele voorbeelden.
De ambassade in Kameroen heeft er voor gezorgd dat tijdens de halfjaarlijkse artikel 8-dialoog, die in het kader van het Cotonou-verdrag wordt gevoerd tussen de EU en Kameroen, de positie van homoseksuelen is besproken. Nederland heeft gepleit voor een toleranter optreden van de overheid en tegen repressieve wetgeving op dit terrein.
De Nederlandse ambassadeur in Marokko heeft de afschaffing van strafbaarstelling van homoseksualiteit bepleit in een gesprek met de minister van Justitie. De minister verwees in reactie hierop naar de in de samenleving heersende gevoelens over dit onderwerp.
In Mozambique wordt momenteel gewerkt aan een herziening van het wetboek van strafrecht. Hierdoor lijkt een opening te bestaan om te komen tot afschaffing van de artikelen over ‘onnatuurlijke seks’. De ambassade heeft afschaffing van strafbaarstelling van homoseksuele handelingen op technisch en politiek niveau aan de orde gesteld. Daarnaast is de post voornemens bij te dragen aan de ondersteuning van een organisatie die op dit terrein actief is.
In Rwanda wordt in informele contacten met de overheid geprobeerd de negatieve mening over homoseksualiteit te veranderen. Daarnaast wordt in EU-verband het onderwerp regelmatig besproken met de Rwandese regering.
In Senegal heeft de ambassade de mogelijkheid van afschaffing van strafbaarstelling van homoseksualiteit aan de orde gesteld bij relevante vertegenwoordigers van de overheid. De post zal in de komende periode blijvende aandacht aan het thema besteden.
In die gevallen waar sprake is van daadwerkelijke arrestatie van personen vanwege hun geaardheid kunnen de ambassades een belangrijke rol spelen, onder meer als monitor van de rechtsgang. Bij dergelijke incidenten in Marokko, Senegal, Egypte en Koeweit heeft Nederland recentelijk actie ondernomen, al dan niet in EU-verband.
Meerdere ambassades zijn voornemens om dit jaar financiële ondersteuning te verlenen aan NGO’s die strijden tegen discriminatie op basis van seksuele geaardheid. Dit gebeurt onder meer in Bangladesh, Bolivia, Cuba, Guatemala, Kameroen, Letland, Litouwen, Mozambique en Nigeria. Via een subsidie aan COC Nederland worden meerdere organisaties in Zuid-Oost Europa en de Kaukasus ondersteund.
Op multilateraal terrein is de strijd tegen discriminatie op basis van seksuele geaardheid eveneens moeizaam. Nederland ondersteunt de aanvragen van homo-belangenorganisaties die een consultatieve status bij ECOSOC nastreven. Momenteel is de aanvraag van het COC in behandeling en voert Nederland een actieve lobby opdat een meerderheid van de leden van ECOSOC zullen instemmen met het verlenen van consultatieve status aan deze organisatie.
Nederland stelt discriminatie op grond van seksuele geaardheid aan de orde in de VN-Mensenrechtenraad. Op 3 maart jl. heb ik, de minister van Buitenlandse Zaken in een toespraak tot de VN-Mensenrechtenraad criminalisering van homoseksualiteit en discriminatie op grond van seksuele geaardheid veroordeeld. Ook heb ik landen opgeroepen om de Yogyakarta Principles, over de toepassing van internationale mensenrechtennormen in relatie tot seksuele geaardheid, te onderschrijven. Tevens onderzoekt Nederland of een eventuele verklaring tegen discriminatie op basis van seksuele geaardheid namens meerdere landen op voldoende steun kan rekenen. Hiertoe zijn reeds contacten gelegd met een aantal landen binnen en buiten Europa.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders