Kamerbrief inzake beantwoording motie Vendrik over klimaatadaptatie in ontwikkelingslanden
Graag bied ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, mijn reactie aan op de motie Vendrik (Kamerstuk 31250, nr.18) over de Nederlandse bijdrage op het gebied van klimaatadaptatie in ontwikkelingslanden, die op 18 september jl. door uw Kamer werd aanvaard.
De motie verzoekt de regering om op korte termijn met een ambitieus voorstel te komen voor de Nederlandse bijdrage op het gebied van klimaatadaptatie in ontwikkelingslanden, zowel beleidsmatig als financieel, alsmede voor de inzet in internationale fora om ook andere industrielanden hiertoe te bewegen.
Het onderwerp adaptatie aan klimaatverandering in ontwikkelingslanden is een essentieel onderwerp in de internationale klimaatonderhandelingen. Onze inzet is dat adaptatie een volwaardige component wordt van een nieuw klimaatakkoord. De financiering dient internationaal zoveel mogelijk te geschieden met nieuwe en additionele middelen, teneinde te voorkomen dat er minder middelen beschikbaar zijn voor het bereiken van de Millennium Ontwikkelingsdoelen. De extra lasten dienen te worden verdeeld op basis van het principe “de vervuiler betaalt”, solidariteit en verantwoordelijkheid. Om te komen tot een succesvol internationaal akkoord is het belangrijk nu de perspectieven te ontwikkelen voor de financiering van adaptatie. Ons eerste doel is om in Kopenhagen tot goede afspraken te komen. Daarvoor hebben wij een aantal beleidslijnen ontwikkeld.
Beleidsmatige inzet
Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) maakt duidelijk dat klimaatverandering nationale en internationale ontwikkelingsdoelen, zoals de Millennium Development Goals, in gevaar brengt. Zelfs met vergaande emissiereducties is een verandering van het mondiale klimaat niet meer te vermijden en daarvan zullen met name de armste en meest kwetsbare landen negatieve gevolgen ondervinden. Hoewel ook bij adaptatie de private sector een rol kan spelen, vindt het kabinet het wenselijk dat de internationale gemeenschap vanuit de publieke sector steun verleent aan ontwikkelingslanden voor het aanpassen aan de klimaatveranderingen. Nederland wil daarin een passende rol spelen. Betere integratie van adaptatie in het nationale en sectorale beleid van ontwikkelingslanden is belangrijk en samenwerking tussen overheden, multilaterale instellingen, de private sector en donoren is daarbij van groot belang. Voor een goede planning van adaptatiebeleid is het essentieel dat ontwikkelingslanden goede systemen voor het verzamelen van klimaatgegevens hebben en meer locatiespecifiek onderzoek doen.
De ontwikkelingsdimensie krijgt de laatste twee jaar veel aandacht in de klimaatonderhandelingen. Bovendien is vorig jaar in Bali afgesproken dat adaptatie een centrale bouwsteen zal zijn van een nieuw klimaatakkoord. Daarbij is duidelijk dat ontwikkelingslanden alleen een nieuw akkoord zullen accepteren als er duidelijkheid is over de middelen en technologie voor adaptatie en mitigatie. Zo hebben de ontwikkelingslanden recentelijk voorstellen ingebracht, waaronder het voorstel om 0.5-1.0 % van het BNP van de ontwikkelde landen te bestemmen voor de financiering van klimaatbeleid in die ontwikkelingslanden.
De Nederlandse prioriteiten op het gebied van adaptatiebeleid in ontwikkelingslanden zijn:
- Het verkrijgen van beter inzicht in de noodzakelijke adaptatiemaatregelen in de praktijk. In reactie op de vraag van partners in ontwikkelingslanden en in samenwerking met andere donoren zet Nederland actief in op het verkrijgen van beter inzicht in de klimaatrisico’s en de wijze waarop deze beter beheersbaar zijn. Dit vindt onder andere plaats binnen de bilaterale samenwerking in de watersector in Bangladesh, Indonesië en Vietnam en in de milieusector in Bolivia, Colombia, Ghana en Indonesië. Via het door ETC uitgevoerde Netherlands Climate Assistance Programme worden 14 landen ondersteund met het voorbereiden, formuleren en uitvoeren van klimaatbeleid en meer in het bijzonder adaptatiebeleid. Het Klimaat Centrum van het Internationale Rode Kruis werkt in 37 landen samen met de nationale comités van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan bij het klimaatbestendig maken van hun noodhulpprogramma’s. Voor het thema duurzame voedselvoorziening werkt Nederland samen met regionale organisaties in Oost-Afrika aan kennisoverdracht en de wijze waarop klimaatverandering mee genomen kan worden in rurale ontwikkeling. Ook draagt Nederland bij aan het Least Developed Countries Fund (LCDF, 10 miljoen euro voor de periode 2006-2009) en het Special Climate Change Fund (SCCF, 2,4 miljoen Euro voor de periode 2004-2008) van het UNFCCC, die worden beheerd door de Global Environment Facility. Daarmee wordt onder andere het opstellen van nationale programma’s voor adaptatie (NAPA’s) gefinancierd. Via het Bank Netherlands Partnership Programme (BNPP) wordt de Wereldbank ondersteund bij het ontwikkelen van beleid op het terrein van klimaatadaptatie.
- Helpen opstellen van OESO-richtlijnen voor de manier waarop adaptatie kan worden geïntegreerd in ontwikkelingssamenwerking. Nederland leidt samen met Zwitserland een OESO-werkgroep die aan het opstellen van deze richtlijnen werkt. Deze richtlijnen worden naar verwachting in mei 2009 gepubliceerd.
- Het bevorderen van samenwerking in Nederland voor de adaptatieagenda in ontwikkelingslanden, middels de uitvoering van het klimaatakkoord dat in 2007 op Schokland werd gesloten. Eerste doel van deze samenwerking is te komen tot nieuwe vormen van samenwerking tussen maatschappelijke organisaties, wetenschappelijke instellingen, bedrijfsleven en overheid in zowel Nederland als de ontwikkelingslanden. Tweede doel is dat de ondertekenaars hun eigen investeringen klimaatbestendig maken. De Nederlandse overheid ondersteunt dit klimaatakkoord door een bijdrage aan het secretariaat. Een aantal partners van het klimaatakkoord hebben voorstellen ingediend voor financiering uit het Schoklandfonds. Deze voorstellen worden op dit moment beoordeeld.
- Het beschikbaar stellen van Nederlandse kennis op het gebied van water- en deltatechnologie, met nadruk op klimaatadaptatie. Dit is één van de thema’s van de kabinetsvisie op het waterbeleid "Nederland veroveren op de toekomst”. Het “Co-operative Programme on Water and Climate” dat gefinancierd wordt uit het programma “Partners voor Water” kan hierbij worden ingezet.
- Het bevorderen van kennisontwikkeling op het gebied van monitoring van klimaatsystemen en het uitvoeren van internationaal onderzoek op dit gebied. Op verzoek van de UNFCCC steunt Nederland via het KNMI verbeteringen van klimaatmonitoring in Afrika met 800 duizend Euro voor de periode 2007-2010.
Financiering van adaptatie
De Nederlandse regering ziet het versterken van de financiële architectuur ter ondersteuning van het internationaal klimaatbeleid als een speerpunt van de eigen inzet. Zonder een solide en coherente financiële architectuur kan internationaal klimaatbeleid niet effectief zijn. Een goed functionerende internationale koolstofmarkt is hierbij het startpunt, niet alleen om een ambitieus klimaatbeleid te kunnen voeren, maar ook om private financiering en technologieverspreiding ten behoeve van mitigatie op gang te brengen. De huidige financiering is sterk gefragmenteerd, onevenwichtig en niet in staat om voldoende middelen te genereren. In het nieuwe klimaatregime moet een gecoördineerde, effectieve en eerlijke financiële architectuur ontwikkeld worden, die optimaal gebruik maakt van de comperatieve kracht van de bestaande instellingen. Deze financiering dient internationaal zoveel mogelijk te geschieden met nieuwe en additionele middelen, ten einde te voorkomen dat er minder fondsen beschikbaar zullen zijn voor het bereiken van de Millennium Ontwikkelingsdoelen.
Financiering is een dwarsdoorsnijdend thema dat een bepalende rol speelt bij het uitwerken van de onderwerpen van het Bali Actie Plan voor de onderdelen mitigatie, adaptatie en technologie, en het bereiken van een door Partijen gedragen akkoord in Kopenhagen eind 2009. De EU en andere ontwikkelde landen willen dat ook de meer ontwikkelde ontwikkelingslanden hun uitstoot afremmen, actie ondernemen op het terrein van adaptatie en het nationale investeringsklimaat zodanig aanpassen dat er “klimaatvriendelijke” investeringen op gang komen. Ontwikkelingslanden stellen daarbij onder meer als voorwaarde dat financiële stromen (publiek en privaat) op gang komen vanuit ontwikkelde landen ten behoeve van mitigatie- en adaptatiemaatregelen, capaciteitsopbouw, overdracht van schone technologie, en onderzoek en kennis.
De Nederlandse activiteiten op het gebied van financiering van adaptatie zijn:
- Het verbeteren van het inzicht in de kosten en baten van adaptatie. Hiervoor financiert Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland een studie die uitgevoerd wordt door de Wereldbank in nauwe samenwerking met onderzoekers in een aantal ontwikkelingslanden waar deelstudies plaatsvinden. De huidige schattingen over de kosten van adaptatie lopen sterk uiteen en zijn vaak gebaseerd op macro economische modellen. Het doel van deze studie is tweeledig. Aan de ene kant moet de studie een beter inzicht verschaffen over de meerkosten van aanpassing aan klimaatverandering. Tegelijkertijd zullen de resultaten ontwikkelingslanden een beter (economisch) inzicht bieden in de verschillende mogelijkheden om negatieve gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan. De studie zal worden uitgevoerd in 8 ontwikkelingslanden waardoor een aanvaardbare onderbouwing van de kosten verwacht mag worden. In de studie zal worden samengewerkt met de voor Nederland belangrijke partnerlanden Bangladesh, Bolivia, Ethiopië, Ghana, Mozambique en Vietnam. De voorlopige resultaten zullen onder andere worden uitgedragen tijdens de UNFCCC COP14 in Póznan in december a.s.
- Begrip voor en nadere operationele invulling van het principe van “de vervuiler betaalt”. Hiervoor wordt een studie uitgevoerd door het Instituut voor Milieu Vraagstukken (IVM) van de Vrije Universiteit Amsterdam. Dit onderzoek richt zich op invulling van het concept van “de vervuiler betaalt” en hoe dit in internationaal verband in het kader van adaptatie toegepast kan worden. Deze studie zal voor het eind van het jaar zijn afgerond.
- Het bevorderen van nieuwe en innovatieve mechanismen voor het genereren van stabiele, voorspelbare en effectieve financiering voor adaptatie in de ontwikkelingslanden. Daartoe hoort het zoeken naar mogelijkheden waarmee een effectieve internationale koolstofmarkt voor mitigatiedoeleinden ook extra middelen voor adaptatie kan genereren. Nederland kijkt verder met belangstelling naar voorstellen, zoals die zijn gepresenteerd door Noorwegen en Mexico. In deze kabinetsperiode zal duidelijkheid worden gegeven over de bestemming van de ETS veilingopbrengsten, bij voorkeur voor eind 2009. We stimuleren en verwelkomen dat andere partijen, zoals de private sector en NGO’s, actief meedenken over de financiering voor adaptatie.
Inzet in internationale fora op klimaatadaptatie.
Nederland draagt steeds actief bij aan de inzet van de Europese Unie in de klimaatonderhandelingen op het gebied van adaptatie. Die inzet komt samen in het door de EU voorgestelde “Framework of Action on Adaptation”. De uitgangspunten van dit voorstel zijn dat adaptatie (a) alleen zin heeft als er ook aan mitigatie wordt gewerkt, (b) een verantwoordelijkheid is van alle landen en (c) nauw moet aansluiten bij nationale ontwikkelingsplannen. Technologie overdracht en financiering van adaptatie zijn belangrijke elementen van het Europese voorstel.
Het is van groot belang dat Nederland en de EU actief verder werken aan de invulling van een coherente, effectieve, efficiënte en eerlijke internationale financiële architectuur. Wij vinden het belangrijk dat er concrete voorstellen op tafel komen voor het realiseren van een internationale koolstofmarkt, en voor additionele, adequate en innovatieve financiering van adaptatie in ontwikkelingslanden. Zo beoogt het EU energie- en klimaatpakket het verder uitbouwen van een koolstofmarkt, welke een potentiële bron is voor het genereren van middelen voor adaptatie. De komende maanden doen zich met name in de EU kansen voor om het draagvlak te vergroten voor een solide financiële architectuur en een toename van middelen. Dit zal gebeuren in de Milieuraad (die daartoe op 20 oktober jl. een belangrijke stap heeft gezet) en in andere relevante ambtelijke en ministeriële bijeenkomsten, zoals de SCIMF, de Ecofin, de Europese Raad, en de bijeenkomst van Ministers van Financiën in Warschau, parallel aan de klimaatconferentie van Partijen bij de UNFCCC in Poznan. Ook draag ik, in goed overleg met collega’s Cramer en Bos, de Nederlandse opvatting uit van het belang van de ontwikkeling van een effectieve, efficiënte en eerlijke structuur en meer geld van de internationale gemeenschap. Daarbij trachten wij het draagvlak te vergroten door intensief overleg met onze collega’s van gelijkgezinde landen, waaronder Denemarken, Duitsland, Finland, Ierland, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk en Zweden.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders