Kamerbrief inzake antwoorden op schriftelijke kamervragen over de tweede suppletoire begrotingswet 2008

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld over wijziging van de begrotingsstaten 2008 van het ministerie van Buitenlandse Zaken (tweede suppletoire begrotingswet). Deze vragen werden ingezonden op 4 december 2008 onder vermelding van Kamerstuknummer: 31792-V.

De minister van Buitenlandse Zaken, De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Drs. M.J.M. Verhagen Drs. A.G. Koenders

Vraag 6

Kan de bij Buitenlandse Zaken verwachte onderuitputting van 52 miljoen euro binnen de HGIS ingezet worden ter financiering van de kosten van de huidige missie in Uruzgan?

Antwoord

De verwachte onderuitputting van EUR 52 miljoen op de begroting van Buitenlandse Zaken betreft voor een groot deel uitgavenvertraging op lopende programma’s/projecten van BZ. Daarnaast bestaat de onderuitputting voor een deel uit HGIS middelen die op de begroting van BZ staan, maar die onderdeel zijn van de HGIS-besluitvorming bij Voorjaarsnota.

Bij de verdeling van middelen die beschikbaar komen via de eindejaarsmarge is een van de toewijzingscriteria het feit of er al dan niet verplichtingen tegenover de onderuitputting staan. Verder zijn er thans geen aanwijzingen dat er extra middelen nodig zijn voor de financiering van de huidige missie in Uruzgan. De verdeling van middelen uit de HGIS-eindejaarsmarge zal plaatsvinden in de Voorjaarsnota 2009.

Vraag 7

Hoeveel draagt Buitenlandse Zaken precies bij aan het Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens (NIRM)? Waaraan wordt dit deel besteed?

Antwoord

De voorgenomen bijdrage van Buitenlandse Zaken aan het Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens (NIRM) in 2008 is EUR 150.000. Deze bijdrage zal aan de oprichtingskosten worden besteed.

Vraag 8

Kunt u voortaan aangeven welk deel van de mutatie betrekking heeft op het ‘parkeerkarakter’ van artikel 4.2 en welk deel betrekking heeft op de beleidsmatige mutaties?

Antwoord

In de toelichting bij subartikel 4.2 is zoals gebruikelijk een onderscheid gemaakt tussen de beleidsmatige mutaties en de mutaties die samenhangen met het parkeerkarakter van dit artikel. Tot de beleidsmatige mutaties behoren onder meer verhogingen als gevolg van additionele middelen voor de landenprogramma’s voor sector doorsnijdende activiteiten, een voorgenomen bijdrage aan het loket voor fragiele staten binnen de Afrikaanse Ontwikkelingsbank, een additionele bijdrage aan het Early Transitions Country Fund bij de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) en een verhoging van de begrotingssteun aan Mali ten behoeve van een programma op het gebied van rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid. Verder zijn mutaties samenhangende met het parkeerkarakter ook van grote invloed geweest. Het gaat hierbij om verhogingen als gevolg van aangepaste BNP-ramingen in de zomer van 2008 en als gevolg van koersverschillen (c.q. de lage dollarstand in 2008 tot aan oktober jl.). Ook in de toekomst zal dit onderscheid tussen beleidsmatige en overige mutaties blijven worden gemaakt.

Vraag 9

Waar is de nieuwe bijdrage aan UNICEF onder artikel 5 voor bedoeld? Is er een samenhang tussen de verlaging van het programma met 8 miljoen euro en de verhoging van de algemene bijdrage met 6,5 miljoen euro? Met andere woorden, krijgt UNICEF toch 6,5 miljoen euro ondanks het feit dat het programma Education in Emergency niet of vertraagd wordt uitgevoerd?

Antwoord

De 'nieuwe' bijdrage aan UNICEF betreft een ophoging van de algemene vrijwillige bijdrage van Nederland aan UNICEF. Deze bijdrage is ongeoormerkt. Reden voor deze ophoging is dat Nederland veel belang hecht aan de inzet van UNICEF om de situatie van kinderen overal ter wereld te verbeteren door hen toegang te geven tot onderwijs, gezondheidszorg, schoon water en sanitaire voorzieningen en door hen te beschermen tegen geweld en uitbuiting. Aangezien Nederland UNICEF als een van de meest effectieve VN-organisaties beschouwt, is besloten tot een ophoging.

De verlaging van de bijdrage in 2008 aan het Education in Emergency programma is het gevolg van enige vertraging in de uitvoering die werd opgelopen in het startjaar 2007. Deze werkt door in de bevoorschotting in 2008, maar wordt naar verwachting in 2009 ingelopen. Nederland is positief over de huidige voortgang in het programma.

Er is geen verband tussen enerzijds de verhoging van de kernbijdrage en anderzijds het temporiseren van de bijdrage aan het Education in Emergency programma.

Vraag 10

Is bij de verhoging van het saldo bij artikel 5.5 ook de bijdrage voor het WHO departement 'Making Pregnancy Safer' opgenomen, zoals gevraagd in de motie Gill'ard c.s. (31200 V, nr. 39)? Zo ja, hoe groot is deze bijdrage? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ter uitvoering van de motie Gill'ard c.s. (31200 V, nr. 39) wordt een extra bijdrage beschikbaar gesteld aan de WHO voor uitvoering van WHO’s Strategic Objective 4. Hieronder valt “Making Pregnancy Safer”. Het gaat hierbij om EUR 1 miljoen in 2008 en EUR 2 miljoen in 2009.

Bijdragen aan de WHO vallen begrotingstechnisch onder subartikel artikel 5.4. Abusievelijk is bij de toelichting bij subartikel 5.4 in de tweede suppletoire begroting vermeld dat in 2008 EUR 2 miljoen extra zal worden bijgedragen aan het VN “Human Reproduction Programme (HRP)”. Dit moet echter zijn: EUR 1 miljoen voor WHO’s Strategic Objective 4 en EUR 1 miljoen voor HRP.

Vraag 11

Wat gebeurt er met de 110 miljoen euro, begroot voor Education for All/Fast Track Initiative (EFA/FTI)? Kunnen deze gelden worden ingezet voor andere beleidsprioriteiten?

Antwoord

De vrijkomende middelen als gevolg van het niet doorgaan van de voorgenomen bijdrage voor 2008 van EUR 110 miljoen aan het Education for All/ Fast Track Initiative (EFA/FTI) is inderdaad ingezet voor andere uitgaven. Daarom is in de tweede suppletoire begroting subartikel 5.1 voor onderwijs- waar EFA/FTI ook onder valt- per saldo niet met EUR 110 miljoen maar met ca. EUR 98 miljoen verlaagd. Tevens is bij andere subartikelen (bijvoorbeeld subartikel 2.6 voor noodhulp) sprake van verhogingen. Alle mutaties vallen binnen de geldende budgettaire kaders.

Vraag 12

Waarom wordt het centrale programma op het gebied van drinkwater en sanitaire voorzieningen verhoogd, terwijl de landenprogramma’s op hetzelfde gebied vertraging oplopen?

Antwoord

In het kader van de realisatie van de EUR 50 miljoen outputdoelstelling zijn in 2008 extra middelen op centraal niveau voorzien voor de start van het Global Sanitation Fund. Financiering voor dit programma is medio 2008 gecommitteerd voor een bedrag van 37,2 miljoen. In een aantal partnerlanden, waaronder Kenia en Pakistan, is inderdaad vertraging opgetreden in de uitvoering van de sectorprogramma's drinkwater en sanitatie, in de meeste gevallen om redenen van capaciteit en gecompliceerde institutionele hervormingen.

Vraag 13

Kunt u specificeren van welke verkopen er sprake is in Kiev, Parijs en Berlijn?

Antwoord

Het betreft hier de verkoop van de voormalige residenties van de ambassadeurs te Kiev en Berlijn en van de voormalige residentie van de Permanente Vertegenwoordiger bij de OESO te Parijs.