Kamerbrief inzake achtste reguliere zitting VN-mensenrechtenraad
In vervolg op mijn brief van 9 juni 2008, betreffende de inzet van Nederland voor de achtste reguliere zitting van de VN-mensenrechtenraad, Kamerstuk 2007-2008, 26150, nr. 57, informeer ik u hierbij, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, over het verloop en de uitkomsten van de achtste zitting van de Raad, die plaatsvond van 2 tot en met 18 juni.
De achtste reguliere zitting stond in het teken van de plenaire behandeling van de uitkomsten van de eerste twee zittingen van de werkgroep inzake de Universal Periodic Review en de herziening van een aantal thematische en landenmandaten. De prioriteiten voor Nederland waren: verlenging van het mandaat van de speciale rapporteur inzake marteling, de onderwerpen geweld tegen vrouwen en kastendiscriminatie, en de bespreking van ernstige landensituaties, waaronder Birma, Soedan, de Democratische Republiek Congo, Sri Lanka, Zimbabwe en Iran. De Raad behandelde tijdens de achtste zitting ook het rapport van het Nederlandse UPR-examen. Het verslag hiervan wordt uw Kamer separaat toegezonden.
Verlenging mandaten speciale rapporteurs
De Raad heeft alle mandaten voor speciale rapporteurs met consensus verlengd. Het betreft de mandaten van de rapporteurs inzake marteling, mensenrechten en multinationale ondernemingen, buitengerechtelijke executies, de onafhankelijkheid van rechters en advocaten, recht op onderwijs, extreme armoede, mensenhandel en migranten. De in de mandaten opgenomen wijzigingen waren voor Nederland acceptabel.
Herbenoeming mandaathouders
Op de achtste zitting van de Raad stond de herbenoeming van een aantal speciale rapporteurs op het programma. Volgens de gebruikelijke procedure zou voor mandaatverlenging een eenzijdige verklaring van de voorzitter van de Raad volstaan. Een groot aantal landen wilde echter van deze automatische herbenoeming van zittende speciale rapporteurs voor een tweede termijn af. Zij wensten dat herbenoeming zou geschieden volgens een meer inhoudelijke procedure die vergelijkbaar is met de wijze waarop initiële benoemingen plaatsvinden. De reden hiervoor was de onvrede van deze landen, waaronder India en Jordanië, over onder andere het functioneren van specifieke speciale rapporteurs zoals Philip Alston (buitengerechtelijke executies) en Manfred Novak (marteling).
Nederland heeft zich samen met andere EU-landen een fel tegenstander betoond van deze voorgestelde procedurewijziging, uit vrees dat een eventuele inhoudelijke Raadsevaluatie van het werk van speciale rapporteurs in het kader van een herbenoeming de positie en het gezag van deze mandaathouders zou kunnen ondermijnen.
Een compromis werd gevonden in een presidentiële verklaring die stelt dat herbenoeming in beginsel automatisch is, tenzij landen hier bezwaar tegen maken. In dat geval zal de voorzitter het bezwaar aan de Raad voorleggen. Deze verklaring tast het benoemingsrecht van de voorzitter echter niet aan. Met het compromis kon een discussie over specifieke mandaatverlenging van bovengenoemde speciale rapporteurs worden voorkomen.
Landensituaties
De EU heeft mede op aandrang van Nederland aandacht gevraagd voor de verontrustende mensenrechtensituaties in Birma, Noord-Korea, Soedan, Zimbabwe, Sri Lanka, Somalië, Kenia en de Democratische Republiek Congo, Zimbabwe, Wit-Rusland en Iran. Daarnaast heeft Nederland over mensenrechtenschendingen in een aantal van deze landen een nationale verklaring afgelegd.
Democratische Republiek Congo
De EU sprak zijn zorgen uit over de nog altijd ernstige mensenrechtensituatie in de Democratische Republiek Congo (DRC), met name in Oost-Congo. De Unie riep de DRC op de samenwerking met de speciale rapporteurs voort te zetten. In zijn nationale interventie vroeg Nederland daarnaast onder meer aandacht voor de ”war on women” en het wijd verbreide seksuele geweld in de DRC.
Soedan
De EU heeft op aandrang van onder meer Nederland uitgesproken bezorgd te zijn over de grootschalige mensenrechtenschendingen in Soedan en over het recent opgelaaide geweld. Soedan werd opgeroepen volledige uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de Darfur Expert Group. In zijn nationale verklaring sprak Nederland verder zijn bezorgdheid uit over de ongeveer honderd vermoedelijk arbitraire arrestaties na de aanval op Omdurman, uitgevoerd door de Justice and Equality Movement, alsmede over de wijze waarop de Soedanese overheid bij voortduring de vrijheid van meningsuiting schendt.
Sri Lanka
Zowel in zijn nationale verklaring als in EU-verband uitte Nederland zijn bezorgdheid over de verslechterende mensenrechten- en humanitaire situatie in Sri Lanka. Nederland riep Sri Lanka op effectief onderzoek te doen naar beschuldigingen inzake aanvallen op burgers, onder wie mensenrechtenactivisten, en de medewerking aan internationale waarnemers te hervatten.
Iran
De EU, blijvend bezorgd over de mensenrechtensituatie in Iran, veroordeelde onder meer de toename van het aantal doodvonnissen in Iran en riep op tot een onmiddellijk moratorium op de doodstraf, in het bijzonder ten aanzien van minderjarigen. Bezorgdheid werd ook geuit over de discriminatie van religieuze minderheden, waaronder Bahai.
Zimbabwe
Nederland heeft zich zowel via de EU-verklaring als de nationale verklaring kritisch uitgelaten over de zeer slechte mensenrechtensituatie in Zimbabwe. Benadrukt is de Nederlandse bezorgdheid over de van regeringswege geïnstigeerde geweldscampagne, die vrije en eerlijke verkiezingen onmogelijk heeft gemaakt. Nederland riep Zimbabwe op alle speciale VN-rapporteurs tot het land toe te laten.
Birma
Op EU-initiatief nam de Raad met consensus een veroordelende resolutie aan inzake de mensenrechtensituatie in Birma. China was kritisch over het oorspronkelijk EU-voorstel, maar was wel bereid tot onderhandelen. Dit in tegenstelling tot een aantal andere Aziatische landen (zoals India). De belangrijkste onderdelen van de resolutie bleven overeind, waaronder de veroordeling van de voortdurende en systematische schending van mensenrechten en de uiting van zorgen over het huidige politieke proces. Dit op aandrang van verschillende westerse landen, waaronder Nederland.
De Aziatische buurlanden van Birma (India, Filippijnen, Maleisië, Sri Lanka en Indonesië) benadrukten dat zij de resolutie geen effectief middel vinden om tot een constructieve dialoog met Birma te komen.
Somalië
De EU gaf in haar verklaring aan ernstig bezorgd te zijn over de veiligheidssituatie in Somalië en de negatieve gevolgen daarvan op mensenrechten- en humanitair gebied. De Unie riep alle partijen op om in een constructieve dialoog vorm te geven aan een nieuwe grondwet, die voorwerp zal zijn van een referendum in 2009. Nederland drukte in zijn nationale verklaring zijn waardering uit voor de plannen van het Kantoor van de Hoge Commissaris voor Mensenrechten om in juli een missie te sturen naar Somalië ter beoordeling van de mensenrechtensituatie aldaar.
Thematische onderwerpen – geweld tegen vrouwen
Tijdens de achtste zitting van de Raad vonden, mede op initiatief van Nederland, twee paneldiscussies plaats over vrouwenrechten, met speciale aandacht voor moedersterfte en geweld tegen vrouwen. Nederland kan tevreden zijn over de uitkomsten van deze discussies: moedersterfte werd algemeen als een mensenrechtenkwestie gekwalificeerd en eensgezind concludeerden de deelnemende landen dat geweld tegen vrouwen een belangrijker onderdeel moet uitmaken van de Universal Periodic Review en de rapportages van de speciale rapporteurs. De aanpak van laatst genoemde probleem moet binnen de VN gestroomlijnd en geharmoniseerd worden, zo concludeerden de deelnemers. Teleurstellend was dat de Afrikaanse landen nauwelijks aan de discussies deelnamen.
Kastendiscriminatie
De EU is er niet in geslaagd een aanvaardbare formule te vinden waarmee de studie van de Subcommissie van de vroegere Mensenrechtencommissie naar discriminatie gebaseerd op werk of afkomst kon worden doorgestuurd naar de Mensenrechtenraad. Binnen de Raad bestaat onenigheid over de vraag welke studies van de Subcommissie basis moeten vormen voor besluitvorming door de Raad. De EU, sterk voorstander van een resolutie over kastendiscriminatie, zal deze kwestie nu beter voorbereid tijdens de negende zitting van de Raad in september opbrengen.
Facultatief Protocol bij het IVESCR-Verdrag
De Raad heeft met consensus het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake Economische Sociale en Culturele Rechten (IVESCR) doorverwezen naar de Algemene Vergadering van de VN. Het Protocol regelt een alomvattend klachtrecht voor alle in het IVESCR genoemde rechten, inclusief het recht op zelfbeschikking.
Conclusie
Tijdens de achtste zitting is opnieuw gebleken dat Nederland en andere westerse landen rekening moeten houden met de krachtsverhoudingen binnen de Raad, vooral de overheersende rol van de OIC en de Afrikaanse groep. Gegeven deze situatie ben ik voorzichtig positief over de achtste zitting van de Raad.
Positief is dat alle voorliggende mandaten van Speciale Rapporteurs zijn verlengd en dat een aantal zorgwekkende landensituaties aan de orde is gesteld, in het geval van Birma in de vorm van een resolutie. Verder besloot de Raad met consensus het Facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag Inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR) naar de Algemene Vergadering van de VN door te sturen. Ten slotte ben ik tevreden dat de procedure rondom de herbenoeming van mandaathouders, ondanks verzet hiertegen van de Afrikaanse groep, in grote lijnen behouden bleef. Minder positief is dat onder de nieuwe procedure herbenoeming van mandaathouders niet langer vanzelfsprekend is, nu formeel in een verklaring van de voorzitter is vastgelegd dat een land hiertegen bezwaar kan maken.
Vooruitblik
De negende reguliere zitting van de Mensenrechtenraad zal plaatsvinden van 8 tot en met 26 september.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen