Kamerbrief betreffende de situatie in Irak; uitvoering van moties en amendementen

Graag bieden wij u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 1 februari 2008 met kenmerk 08-BuZa-B-010 om per brief geïnformeerd te worden over de situatie in Irak en tevens over de uitvoering van relevante moties en amendementen.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Drs. A.G. Koenders

Inleiding

In deze brief zal eerst worden ingegaan op de stand van zaken bij de uitvoering van een tweetal moties en een amendement met betrekking tot de humanitaire en mensenrechtensituatie die bij de behandeling van de BZ-begroting voor het jaar 2008 door uw Kamer zijn aangenomen. Vervolgens zal een beeld worden geschetst van de actuele situatie in Irak. Dit deels in aanvulling op de informatie in de brief van 4 januari jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 48) inzake de v erlenging Nederlandse militaire bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak (“ NTM-I”) en hetgeen aan de orde is gekomen bij het Algemeen Overleg van 30 januari jl. over hetzelfde onderwerp. Een beschrijving van de veiligheidssituatie zal daarbij grotendeels buiten beschouwing worden gelaten, aangezien dit in voornoemde brief en tijdens het AO reeds aan de orde is gekomen.

Motie-Van Gennip cs. (31 200 V, nr. 27) en amendement-Van der Staaij cs. (31 200 V, nr. 19).

Bij de behandeling van de BZ-begroting is door uw Kamer de motie-Van Gennip (31 200 V, nr. 27) aangenomen waarin de regering wordt verzocht om binnen de EU de opvang van vluchtelingen uit Irak in de regio te agenderen en in te zetten op een EU-plan om betrokken landen beter bij te staan bij de opvang van deze vluchtelingen in hun regio. Voorts is het amendement Van der Staaij cs. (31 200 V, nr. 19) aangenomen om met 6 miljoen euro een impuls te geven aan de noodzakelijke versterking van de humanitaire hulpverlening aan Irakese vluchtelingen in met name Noord-Irak.

Humanitaire situatie / vluchtelingen en intern ontheemden.

De veiligheidssituatie is voor veel Irakezen reden geweest om huis en haard te verlaten en elders een veiliger heenkomen te zoeken. Naar verluidt zijn er circa 2,5 miljoen ontheemden in Irak. Naar schatting zijn 2 miljoen Irakezen gevlucht naar landen in de regio als Syrië en Jordanië. Het grote aantal vluchtelingen zorgt voor verhoogde druk op de lokale bevolking en maakt integratie in de samenleving steeds gecompliceerder. Sinds begin november 2007 zijn tussen de 70.000 en 250.000 vluchtelingen teruggekeerd naar Irak; het exacte aantal kan nog niet worden bepaald. Aangenomen wordt dat de terugkeer voor een belangrijk deel wordt ingegeven door hun financiële situatie die hen niet in staat stelt om langer in Syrië en Jordanië te verblijven. Voorts is het visumbeleid in deze landen verscherpt. De United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) en andere hulporganisaties zijn bereid om hulp te verlenen aan ontheemden en aan vrijwillig teruggekeerde vluchtelingen. UNHCR heeft echter ook aangegeven dat de tijd nog niet is gekomen om terugkeer aan te moedigen. Dat zou alleen mogelijk zijn indien goede omstandigheden voor terugkeer aanwezig zijn. In grote delen van het land blijft de veiligheidssituatie onvoorspelbaar.

De coördinatie van de hulpverlening is de taak van de VN. Hiertoe heeft VN/OCHA (Noodhulp coördinatie mechanisme van de VN) een strategisch raamwerk voor humanitaire actie in Irak opgesteld. OCHA coördineert en publiceert ook het zgn. Consolidated Appeal Proces (CAP). Het CAP is een bundeling van de verschillende appeals van diverse hulporganisaties. Tevens functioneert het als forum voor het ontwikkelen van een strategische benadering voor humanitaire actie en richt zich op nauwe samenwerking tussen de gastregeringen, donoren, NGO’s, Rode Kruis, IOM en VN-organisaties. De grootste posten van het CAP Irak 2008 (USD 265 miljoen) zijn voedsel en onderdak (resp. USD 96.6 miljoen en USD 36.7 miljoen). Het CAP 2008 betreft uitsluitend noodhulp.

EU-plan

Sinds 2003 is de Europese Commissie een actieve voorstander van een multilaterale benadering van hulp aan Irak. Daarvoor is het bovengenoemde strategisch raamwerk van VN/OCHA van belang. De inspanningen van de EU voor Iraakse vluchtelingen zullen dan ook in dit raamwerk dienen te worden ingepast. De regering zal blijven aandringen op versterking van de rol van de VN in de hulpverlening. In december 2007 heeft de VN een nieuwe coördinatiestructuur voor het VN-landenteam Irak en haar partners opgezet met als doel het verbeteren van de afstemming van gemeenschappelijke prioriteiten en het bevorderen van coherentie van de activiteiten van de VN en haar partners.

Nederlandse en EU-bijdragen

In 2007 heeft Nederland 1 miljoen euro bijgedragen aan het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) voor het lenigen van (medische) noden van ontheemden in Irak. Verder verleende Nederland in 2007 een bijdrage van 1 miljoen euro aan UNHCR voor de opvang en bescherming van Iraakse vluchtelingen in Syrië en Jordanië en verleende Nederland een bijdrage van 2 miljoen euro aan IOM (International Organization for Migration) voor de opvang van ontheemden in Irak.

Voorts heeft Nederland in 2007 een bijdrage verleend van 26 miljoen euro aan het “Education in Emergencies programme” van UNICEF. Hiervan kwam ca. USD 2 miljoen ten goede aan de verbetering van onderwijsmogelijkheden voor vluchtelingen en ontheemden in Irak, Syrië en Jordanië.

Ook op indirecte wijze wordt financieel bijgedragen aan de opvang van ontheemden in Irak en vluchtelingen buiten Irak. In 2007 verleende Nederland een ongeoormerkte bijdrage van 40 miljoen euro aan het Central Emergency Response Fund van de VN (CERF). Uit dit fonds werd in 2007 USD 7,5 miljoen aan Irak besteed en respectievelijk USD 1 miljoen en ruim USD 6 miljoen voor voornamelijk Iraakse vluchtelingen in Jordanië en Syrië.

Tenslotte verleent Nederland jaarlijks ook grote ongeoormerkte bijdragen aan organisaties als UNHCR en ICRC. Deze organisaties kunnen de middelen inzetten waar ter wereld de nood het hoogst is, onder andere ten behoeve van de crisis in en rond Irak.

Voor 2008 is indicatief lastens noodhulp 8 miljoen euro voor Irak gereserveerd, waarbij ten behoeve van ontheemden uitvoering zal worden gegeven aan het amendement Van der Staaij. Daarnaast zal 2 miljoen euro beschikbaar worden gesteld voor Iraakse vluchtelingen in de buurlanden. Via het zojuist verschenen CAP zal worden bezien via welke kanalen deze bedragen kunnen worden ingezet.

Ook de EU heeft aangegeven in de toekomst Irak en de buurlanden te blijven ondersteunen bij de opvang van de grote aantallen vluchtelingen. De Europese Commissie heeft eind 2007 besloten 10 miljoen euro beschikbaar te stellen voor de bescherming en basisbehoeften van vluchtelingen in de buurlanden van Irak en 40 miljoen euro voor instanties in Syrië en Jordanië om de grote stroom vluchtelingen op te vangen en daarbij specifiek bij te dragen aan onderwijs en gezondheidszorg. Eveneens verleent de EU ongeoormerkte bijdragen aan UNHCR en ICRC.

Agendering

In de Raadsconclusies van oktober en november 2007 over Irak is mede op verzoek van Nederland een passage opgenomen over de noodzaak hulp te bieden aan de vluchtelingen en ontheemden. Tijdens de bijeenkomst van de RAZEB in november 2007 is door de minister van Buitenlandse Zaken tegenover zijn Iraakse collega zorg uitgesproken over de humanitaire situatie van de Iraakse vluchtelingen in de buurlanden. Hij benadrukte daarbij dat de Commissie en lidstaten ook in de toekomst de nodige hulp zouden moeten bieden.

In Brussel is voorts op werkgroepsniveau overeengekomen om in de komende maanden ook de vluchtelingenproblematiek en de humanitaire hulpverlening in EU-verband nader te bespreken.

Nederland zal overigens ook in EU-verband de Iraakse overheid oproepen om zelf een actieve rol te blijven vervullen in de bescherming van en hulpverlening aan vluchtelingen en intern ontheemden. Irak heeft in 2007 met USD 25 miljoen bijgedragen aan de opvang van Iraakse vluchtelingen in Jordanië en Syrië.

Motie-Voordewind cs. (31 200 V, nr 49)

Bij de behandeling van de BZ-begroting is door uw Kamer tevens de motie-Voordewind (31 200 V, nr. 49) aangenomen waarin de regering wordt verzocht om in het trainingsprogramma voor Irakese militairen en veiligheidsfunctionarissen aandacht te besteden aan de bescherming van etnische en religieuze minderheden en ook de andere NAVO-partners hiertoe te bewegen. Zoals in de eerdergenoemde brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 4 januari werd aangegeven, wordt in de training van de NAVO-trainingsmissie in Irak het belang benadrukt van een onpartijdig en objectief optreden van de veiligheidstroepen ter bescherming van de gehele Iraakse bevolking, inclusief kwetsbare groepen als etnische en religieuze minderheden. Tijdens het AO van 30 januari is benadrukt dat een effectief en onafhankelijk opererend Iraaks veiligheidsapparaat van belang is ter voorkoming van mensenrechtenschendingen. De NAVO-trainingsmissie levert hier een belangrijke bijdrage aan.

Situatie in Irak

Binnenlandspolitieke situatie

Nederland en de Europese Unie steunen de democratisch gekozen Iraakse regering en haar inspanningen om vooruitgang te boeken in het politieke proces, de nationale verzoening te bevorderen, de rechtstaat te versterken en de openba re orde te herstellen.

Zoals werd gesignaleerd in de brief van 4 januari jl., is er tot op heden nog onvoldoende vooruitgang geboekt in het politieke proces. Op belangrijke dossiers als bijvoorbeeld de oliewetgeving en de herziening van de grondwet is nog geen overeenstemming bereikt. Juist de verbeterde veiligheidsituatie zou door de partijen in Irak moeten worden aangegrepen om de benodigde compromissen te sluiten. De meeste dossiers zijn aan elkaar gerelateerd, hetgeen het ook moeilijk maakt op afzonderlijke onderwerpen overeenstemming te bereiken. De belangen zijn voor de verschillende partijen en bevolkingsgroepen bovendien zeer groot. De uitkomst van de discussies op voornoemde dossiers zal van grote invloed zijn op hoe de in de grondwet overeengekomen federale structuur in de praktijk zijn uitwerking zal krijgen, op de machtsverhouding tussen het centrale en de decentrale niveau’s en op de verdeling van inkomsten. Wat de relatie tussen de centrale regering en de regio’s aangaat, is het voorts relevant te vermelden dat het sjiitische ISCI, de grootste regeringspartij, streeft naar de vorming op termijn van een zgn. sjiitische ‘superregio’ in het zuiden van Irak bestaande uit negen in hoofdzaak sjiitische provincies. Onder andere de soennitische partijen, de seculiere partij van oud-premier Allawi en de aan Muqtada al-Sadr verbonden partij, zijn gekant tegen de vorming van een sjiitische regio uit vrees dat dit afbreuk zal doen aan de eenheid van Irak.

Het is wel bemoedigend dat januari 2007 er overeenstemming is bereikt over een herziening van de debaathificatiewetgeving, waardoor een belangrijk deel van soennieten die eerder vanwege hun lidmaatschap van de Baath-partij waren ontslagen uit de lagere rangen bij de overheid, weer hun baan kunnen terugkrijgen of aanspraak kunnen maken op een overheidspensioen. De herziening gaat echter in de ogen van een deel van de soennieten niet ver genoeg en is om die reden ook niet geheel onomstreden.

Voort heeft het Iraakse parlement medio februari 2008 middels een ‘ gekoppelde’ stemming overeenstemming weten te bereiken op een drietal belangrijke onderwerpen: over de begroting voor het jaar 2008, inclusief het percentage dat aan de Koerdische regio zal toevallen; over een wet die amnestie mogelijk moet maken voor een deel van de, merendeels soennitische, gedetineerden in Iraakse gevangenissen; en over de zogenaamde law on governorates not organised into a region, een wet die de bevoegdheden van het provinciale niveau nader omschrijft. In deze wet is ook een bepaling opgenomen die aangeeft dat uiterlijk op 1 oktober aanstaande provinciale verkiezingen dienen plaats te vinden. De inwerkingtreding van de laatstgenoemde wet op korte termijn is echter ongewis geworden, aangezien op 27 februari jl. bekend werd dat de Presidentiële Raad er geen overeenstemming over kon bereiken en de wet heeft teruggestuurd naar het parlement. De begrotingswet en de amnestiewet werden wel goedgekeurd. De haalbaarheid van de datum van 1 oktober as. voor het houden van provinciale verkiezingen, was reeds onder meer afhankelijk van de benodigde technische voorbereidingen, waaronder de benoeming van nieuwe leden van de verkiezingscommissie.

De soennitische en seculiere partijen, evenals de partij verbonden aan Muqtada al-Sadr, trokken zich in de tweede helft van 2007 uit onvrede terug uit de Iraakse regering. De regering Al-Maliki bestaat thans uit twee Koerdische partijen (KDP en PUK) en twee sjiitische partijen (Dawa’a en ISCI). Het blijft van belang dat de regering op afzienbare termijn weer een bredere basis krijgt. Soennitische partijen en de seculiere partij van Allawi zouden thans weer besprekingen voeren met de regering over een eventuele terugkeer, het blijft echter onduidelijk of dit op afzienbare termijn zal geschieden.

De Koerdische regio is veiliger dan de rest van Irak, waardoor de wederopbouw en de economische ontwikkeling daar voorspoediger verlopen dan in de rest van Irak. De verhouding tussen de Koerden en de andere bevolkingsgroepen is de laatste maanden enigszins onder druk komen te staan, met name over een geschil tussen Koerdische Regionale Regering (KRG) en de centrale regering over de bevoegdheidsverdeling voor het afsluiten van oliecontracten. De KRG heeft een aantal overeenkomsten afgesloten met (kleinere) buitenlandse oliebedrijven. De nationale olieminister heeft uitgesproken dat de overeenkomsten ongeldig zijn.

Tot ongenoegen van de Koerdische partijen in Irak is de deadline van 31 december 2007 niet gehaald voor het houden van een referendum over de toekomstige status van de olierijke regio rondom Kirkuk en die van een aantal andere gebieden die grenzen aan de Koerdische regio. Dit onderwerp ligt in de Iraakse politiek zeer gevoelig en een groot deel van de Turkmeense en Arabische bevolking verzet zich tegen het houden van een referendum. De Iraakse politieke partijen zijn eind 2007 overeengekomen om de toepassing van de bepalingen in de grondwet met een half jaar uit te stellen. De speciale vertegenwoordiger van de SGVN speelde bij het bereiken van die overeenstemming een nuttige faciliterende rol. De VN heeft ook voor de komende maanden haar technische assistentie aangeboden. Indien de betrokken partijen in Irak daar mee instemmen, zou de VN mogelijk een bemiddelende rol kunnen vervullen bij het vinden van een breed gedragen oplossing over de toekomstige status van Kirkuk.

Relatie met buurlanden en de internationale gemeenschap

In 2007 hebben twee ministeriële bijeenkomsten van de zogenaamde ‘ uitgebreide’ buurlandenconferenties voor Irak plaatsgevonden. Naast de buurlanden van Irak namen onder andere ook de P5, de G8, de Europese Commissie en het EU-voorzitterschap deel aan de besprekingen. Op de laatste bijeenkomst, in Istanboel in Turkije, is afgesproken om in Bagdad, met ondersteuning van de VN, een follow-up mechanisme te vestigen om alle gemaakte afspraken en toezeggingen op te kunnen volgen. De precieze vormgeving is nog onderwerp van bespreking. Een volgende buurlandenconferentie wordt dit voorjaar verwacht in Koeweit.

Ook de deelname van Syrië en Iran aan de buurlandenconferenties is waardevol. De buurlanden hebben immers zonder meer invloed op de veiligheid en stabiliteit van Irak. Van de kant van de VS zijn geluiden te vernemen dat Syrië zich thans beter inspant, en met meer resultaat, om de instroom van buitenlandse terroristen via Syrië in Irak tegen te gaan. Syrië, en Jordanië, verdienen voorts waardering dat men een groot aantal Iraakse vluchtelingen toestaat in het land te verblijven. De VS signaleren een afname van uit Iran afkomstige wapens en explosieven in Irak. Dit is een bemoedigende trend, al is alleen een daling uiteraard niet voldoende. Iran tracht de politieke en economische banden met Irak te intensiveren en juist ook in het zuiden van Irak is dit zichtbaar. Een bezoek van de Iraanse president Ahmadinejad wordt 2 maart a.s. verwacht; een eerste bezoek van een Iraanse president aan Irak sinds de Iraanse revolutie. Dat Iran als buurland een intensieve relatie tracht op te bouwen met het nieuwe Irak is op zich logisch en wenselijk. Het dient zich daarbij uiteraard wel te beperken tot een constructieve rol, onder meer door de contacten met groeperingen en partijen in Irak te gebruiken om hen te bewegen tot verzoening, actieve deelname aan het politieke proces en tot het afzien van geweld.

Turkije heeft sinds december jl. een aantal luchtaanvallen uitgevoerd tegen de PKK in Noord-Irak en het is zeer recentelijk ook een militaire operatie begonnen met inzet van grondtroepen. Hoewel Turkije het recht op zelfverdediging niet kan worden ontzegd, dient het wel af te zien van disproportionele militaire maatregelen. Voor het probleem met de PKK dienen de Turkse, Iraakse en Amerikaanse regeringen langs diplomatieke weg een gezamenlijke oplossing te vinden. Uitsluitend militaire middelen zullen niet toereikend zijn om de terroristische PKK effectief te kunnen bestrijden. Er zal ook moeten worden gewerkt aan verbetering van de sociale en economische situatie in Zuid-Oost Turkije. Het is bovendien wenselijk dat de huidige militaire acties van Turkije van beperkte duur zullen zijn, zoals Turkije zelf ook eerder heeft aangekondigd.

Het mandaat van de VN-missie in Irak is zomer 2007 hernieuwd, en is, naast bestaande taken als bijvoorbeeld de coördinatie van humanitaire hulpverlening van de internationale gemeenschap uitgebreid met onder andere een verruimde taakomschrijving bij het nationale verzoeningsproces en bij het betrekken van de landen in de regio. De eerdergenoemde inspanningen van de VN ten aanzien van de kwestie Kirkuk, en bijvoorbeeld ook de ondersteuning van de VN voor het in Bagdad op te richten follow-up mechanisme voor de buurlandenconferenties zijn daar goede voorbeelden van.

Mensenrechtensituatie

Hoewel – zoals hiervoor gesteld – sprake is van een verbetering, blijft de situatie in Irak zorgwekkend. Fundamentele vrijheden zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vergadering, vrijheid van godsdienst en overtuiging en gelijke behandeling van man en vrouw zijn in formele zin gewaarborgd, de realiteit is echter dat de mensenrechten in Irak nog steeds op grote schaal worden geschonden.

Ondanks de daling van het aantal aanslagen in de afgelopen maanden, is het aantal slachtoffers nog steeds groot. Het geweld treft de bevolking als geheel, maar ook de diverse religieuze en etnische minderheden waaronder christenen en yezidis en diverse beroepsgroepen als artsen, onderwijzend personeel, rechters en andere overheidsdienaren.

De slechte veiligheidssituatie, maar ook conservatieve normen en waarden hebben de deelname van vrouwen aan politieke activiteiten en het publieke leven in het algemeen negatief beïnvloed. De moorden in 2007 op vrouwen in Basra door religieuze fanatici, waar ik op 7 januari jl. een aantal vragen van uw Kamer over beantwoordde (Kamerstuk 2007-2008, nr. 1006), zijn een schokkend voorbeeld van dat geweld. In de Koerdische regio is de situatie onder meer zorgelijk wat betreft de zogenaamde honor killings. De Koerdische regionale regering heeft zich hier het afgelopen jaar nadrukkelijker tegen uitgesproken en maatregelen aangekondigd. De Nederlandse ambassadeur te Bagdad heeft bij een bezoek december 2007 aan de Koerdische regio nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituatie en zal dit bij toekomstige bezoeken blijven doen, ook wat betreft de positie van minderheden.

Zoals ook door de VN-missie in Irak wordt bericht, geeft de positie van gedetineerden in Irak eveneens aanleiding tot zorg. Velen, ook in de centra van de multinationale troepenmacht zitten al langere tijd vast zonder aanklacht en proces. Er zijn ook meldingen van marteling en mishandeling in Iraakse gevangenissen, met name tijdens het voorarrest. Omdat de meeste gedetineerden soenniet zijn, is het ook een politiek gevoelig thema. Indien de eerdergenoemde wet op amnestieverlening daadwerkelijk wordt uitgevoerd, kan dit een belangrijke bijdrage leveren aan het proces van nationale verzoening.

Wederopbouw en economische situatie

De olieproductie ligt inmiddels op het vooroorlogs peil van 2,5 miljoen vaten per dag. Het hogere productievolume, gekoppeld aan een hogere olieprijs, zorgen voor meer inkomsten. Dit heeft de Iraakse regering in staat gesteld om de voorgestelde begroting voor 2008 met 10 miljard dollar te verhogen ten opzichte van 2007. De hogere inkomsten hebben het voor Irak eveneens mogelijk gemaakt om versneld af te lossen op van het IMF ontvangen leningen.

Voor wederopbouwprojecten zijn vooralsnog voldoende fondsen aanwezig. De veiligheidssituatie vormt immers nog een belangrijke beperking voor de wederopbouw. Als gevolg daarvan heeft de Iraakse overheid het afgelopen jaar miljarden dollars aan middelen voor de wederopbouw niet uitgegeven. Bij de Iraakse overheid is bovendien veel kennis verloren gegaan doordat personeel naar het buitenland is gevlucht of intern ontheemd is geraakt en doordat de de-baathificatie in het verleden te rigoureus is doorgevoerd. De verbeterde veiligheidssituatie zal de Iraakse regering dit jaar hopelijk in staat stellen om de economische wederopbouw en het herstel van basisvoorzieningen in versterkte mate tot uitvoering te brengen.

Appreciatie en het Nederlandse beleid

Voor de toekomst van Irak zou 2008 een doorslaggevend jaar kunnen worden. De mate waarin in het politieke proces verdere vooruitgang kan worden geboekt en waarin de diverse partijen bereid en in staat zullen zijn om de benodigde compromissen te sluiten, zal bepalend zijn voor de toekomst van het land. Vooruitgang in het politieke proces is ook nodig om nationale verzoening te bevorderen. De verdere ontwikkelingen op veiligheidsgebied zullen hier voor een belangrijk deel aan gerelateerd zijn.

De politieke inzet van het Nederlandse beleid -in bilateraal en multilateraal verband- richt zich derhalve op het laten slagen van het politieke proces om daarmee de opbouw van een democratisch en stabiel Irak te realiseren. Voor de huidige problemen van Irak dient binnen dit proces een oplossing gevonden te worden. Het behoud van de eenheid van Irak is daarbij uitgangspunt van beleid. Nederland steunt de opbouw van een effectief functionerend democratisch bestuur dat fundamentele mensenrechten respecteert. De politieke inspanningen van Nederland ten aanzien van de ontwikkelingen in Irak zullen vooral effectief zijn wanneer zij via het EU-spoor lopen. De afgelopen maanden is zowel binnen de EU als van Iraakse zijde de wens uitgesproken om de relatie verder te versterken en gedachtenvorming vindt plaats over de wijze waarop. Onder andere de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst waarover momenteel wordt onderhandeld zal een nuttige bijdrage kunnen leveren. Zowel in bilateraal als EU-verband zal Nederland ook in de toekomst nadrukkelijk aandacht blijven vragen voor de mensenrechtensituatie, waaronder de positie van etnische en religieuze minderheden en kwetsbare groepen als vrouwen.

In toenemende mate heeft juist ook de VN een belangrijke rol te vervullen. Het afgelopen zomer verruimde mandaat voor de VN-missie in Irak is daar getuige van. Het is van belang dat het beleid van Nederland en de EU zo veel als mogelijk de inspanningen van de VN ondersteunt.

Nederland heeft tot op heden wat betreft capaciteitsopbouw onder meer een bijdrage geleverd met onze deelname aan de NAVO-trainingsmissie voor de opbouw van het Iraakse veiligheidsapparaat; met onze deelname aan het EU-Justlex ‘rule of law’ programma ter versterking van de rechtstaat en andere activiteiten als bijvoorbeeld de door Clingendael verzorgde trainingen voor Iraakse diplomaten, trainingen op het terrein van cultureel erfgoed en trainingen gericht op versterking van het maatschappelijk middenveld.

Op middellange en langere termijn heeft Irak veel economisch potentieel. In de eerste plaats vanwege de grote olie en gasreserves -Irak beschikt ook over een groot potentieel voor uitbreiding van de productiecapaciteit- wat mogelijkheden biedt voor Nederlandse bedrijven die actief zijn in de energiesector. In de tweede plaats omdat Irak, mede dankzij de olie-inkomsten, zich kan ontwikkelen tot een relatief welvarend land in de regio.

Nederland streeft derhalve naar een versterking van de bilaterale economische betrekkingen, al legt de veiligheidssituatie momenteel helaas nog aanzienlijke beperkingen op. Het ministerie van Economische Zaken heeft vorig jaar de Irak-faciliteit heropend, die samenwerking tussen Nederlandse en Iraakse bedrijven wil stimuleren. Vanwege de veiligheidsituatie vooralsnog alleen voor de drie provincies die vallen onder de Koerdische regio. Voor projecten was in 2007 een bedrag van 2.250.000 € beschikbaar. Dit heeft geleid tot drie pr ojecten die eind 2007/begin 2008 startten, waarvan twee in de medische sector en één gericht op fruitteelt en -opslag.

Ter versterking van de banden bracht op 21 en 22 januari jl. de Iraakse vice-minister-president Salih een succesvol bezoek aan Nederland op uitnodiging van de minister van Economische Zaken. De heer Salih is binnen de Iraakse regering verantwoordelijk voor diverse economische dossiers waaronder de wederopbouw. Tijdens zijn bezoek vond onder andere een economisch seminar plaats met deelname van diverse Iraakse en Nederlandse bedrijven en overheidsvertegenwoordigers. Uit de opkomst bij het seminar en de contacten die daarbij zijn gelegd, bleek dat de wederzijdse interesse en contacten nog onmiskenbaar aanwezig is.