Kamerbrief betreffende aanvullende informatie inzake de vergoeding aan mevrouw Herfkens

Naar aanleiding van het verzoek uit uw Kamer tijdens de regeling van werkzaamheden op 27 februari jl. om aanvullende informatie over de vraag wie nu eigenlijk het initiatief heeft genomen voor de vergoeding aan mevrouw Herfkens, merken wij het volgende op.

De vraag waar het initiatief lag bij de toekenning van de vergoeding aan mevrouw Herfkens heeft nadruk­kelijk aandacht gehad in het onderzoek naar het besluitvormingsproces over de toekenning van de vergoeding aan mevrouw Herfkens. Op ons verzoek, zijn allen die op hoog niveau bij het besluitvor­mingsproces betrokken konden zijn, persoonlijk gehoord. Het gaat daarbij om de toenmalige secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de voormalige permanente vertegenwoordiger in New York en de toenmalige hoofd­directeur van de personeelsdienst. Zij geven aan geen goede herinnering meer te hebben van de exacte toedracht en de volgorde van het besluitvormingsproces in 2002. Zij konden niet aangeven wie deze kwestie had geïnitieerd. Ook is nergens van enige bemoeienis van de zijde van de toenmalige bewindslieden gebleken.

Vast staat dat zowel in Den Haag als op de Nederlandse Permanente Vertegenwoor­di­ging bij de VN in New York in september en oktober 2002 met mevrouw Herfkens over haar con­tractuele relatie en over de vergoedingen is gesproken. Het is uit de dossiers en op basis van het nadere onderzoek niet met zekerheid vast te stellen wie de con­tac­ten over de vergoedingen geïnitieerd heeft.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Drs. A.G. Koenders