Beantwoording vragen van Pechtold over vermeende genocide en bijkomende problemen voor vluchtelingen in Ethiopië

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Pechtold over vermeende genocide en bijkomende problemen voor vluchtelingen in Ethiopië. Deze vragen werden ingezonden op 18 december 2007 met kenmerk 2070806900.

De minister van Buitenlandse Zaken, De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Drs. M.J.M. Verhagen Drs. A.G. Koenders

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken en de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Pechtold (D66) over vermeende genocide en bijkomende problemen voor vluchtelingen in Ethiopi ë.

Vraag 1

Wat is uw reactie op de politieke spanningen in de Ogaden en de daaruit voortkomende gewelddadigheden, waarbij meerdere dorpen zijn platgebrand door militairen van het Ethiopische leger? 1)

Antwoord

Tot op heden is er geen hard bewijs voor grootschalige schendingen van de mensenrechten in de Ogaden. Wel hebben ernstige incidenten plaatsgevonden. Er is beperkt toegang tot het gebied, waardoor de informatievoorziening onvolledig is (zie ook antwoord vraag 2). Ook recente verbeteringen in de informatievoorziening geven geen indicatie van grootschalige schendingen, zoals het systematisch platbranden van dorpen. De humanitaire organisaties die nu werkzaam zijn in de Ogaden hebben hier geen aanwijzingen voor gevonden. Er kunnen echter pas definitieve uitspraken hierover worden gedaan wanneer er weer volledige toegang tot het gebied is. De Ethiopische regering en het ONLF blijven elkaar ondertussen beschuldigen via de media. De Ethiopische regering erkent dat er incidenteel mensenrechtenschendingen hebben plaatsgevonden in de strijd tegen het ONLF. De regering zegt de schendingen te onderzoeken en zegt dat de betrokkenen zullen worden bestraft. Wij volgen de situatie nauwgezet en Nederland zet zich in om de toegang tot het gebied te verbeteren (zie antwoord vraag 2). De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal daarom begin maart naar Ethiopië reizen en de Ogaden bezoeken.

Vraag 2

Wat is uw reactie op de situatie in deze regio, waar grote aantallen vluchtelingen moeten overleven en een humanitaire crisis is ontstaan voor deze groep? 2)

Antwoord

Nederland maakt zich grote zorgen over de humanitaire- en mensenrechtensituatie in de Ethiopische Somali-regio, waarvan de Ogaden deel uitmaakt.

De spanningen in de Somali-regio in Ethiopië zijn opgelopen na twee aanslagen van het Ogaden National Liberation Front (ONLF) in april en mei 2007. De Ethiopische regering heeft hierna besloten om tegen het ONLF op te treden. Tijdens de acties werden grote delen van het Ogaden gebied afgesloten. Commercieel verkeer werd aan banden gelegd en ook humanitaire organisaties werden beperkt in hun bewegingsvrijheid of werd de toegang tot het gebied ontzegd. Bovendien is de Somali-regio een uitgestrekt en onherbergzaam gebied met een grotendeels nomadische bevolking. Dit maakt het ook onder de beste omstandigheden moeilijk toegankelijk.

De Nederlandse inzet richt zich, samen met die van de internationale gemeenschap, op volledige toegang tot het gebied, om humanitaire hulp te leveren en een beter zicht te krijgen op de humanitaire- en mensenrechtensituatie, en op het opheffen van de handelsbelemmeringen.

In september 2007 heeft een VN Fact Finding missie het gebied bezocht met als doel beter zicht te krijgen op de situatie. De missie concludeerde dat de beperkingen van het commerciële verkeer een negatieve invloed hadden op de beschikbaarheid van voedsel en medische zorg en op de inkomens van de bevolking . De missie heeft geen bewijzen gezien van grootschalige mensenrechtenschendingen, maar heeft vanwege de beperkte duur en reikwijdte van de missie hier ook geen systematisch onderzoek naar kunnen doen. De Ethiopische regering is verzocht de beschuldigingen van mensenrechtenschendingen te onderzoeken. Meerdere onderzoeksmissies van de Ethiopische mensenrechtencommissie zijn naar de regio geweest, maar hebben zich beperkt tot de regionale hoofdstad Jijiga. De internationale gemeenschap dringt erop aan ook buiten dit gebied onderzoek te doen.

De Ethiopische overheid heeft de aanbevelingen van de VN-missie inzake de humanitaire aspecten overgenomen en werkt nog aan de uitvoering. De handelsbeperkingen zijn inmiddels verlicht. In samenwerking met de VN wordt gewerkt aan de voedselvoorziening. Op dit moment zijn de maatregelen voldoende om 75% van de bevolking te bereiken. Ook heeft de regering inmiddels de meeste non-gouvernementele hulporganisaties weer toegelaten tot het gebied. Echter, nog lang niet alle aanbevelingen van de VN-missie zijn uitgevoerd. Dit ligt grotendeels aan bureaucratische obstakels aan overheidszijde, maar ook aan de humanitaire hulpverlening door de VN, die aanvankelijk langzaam op gang kwam.

Specifiek bestond de Nederlandse inzet de afgelopen maanden uit de volgende onderdelen. Nederland heeft de Ethiopische overheid regelmatig aangesproken op haar verantwoordelijkheid. Dit gebeurt in bilateraal en in multilateraal verband, zoals tijdens de artikel 8 dialoog van EU-ambassadeurs met Minister President Meles Zenawi. Daarnaast heeft Nederland de situatie regelmatig aangekaart bij de VN.

Ook heeft de Nederlandse ambassadeur in Ethiopië in oktober 2007 en in januari 2008 een bezoek gebracht aan de regionale hoofdstad Jijiga en daar bij vertegenwoordigers van de lokale overheid aangedrongen op snelle verbetering van de humanitaire toegang. Hij heeft met VN-organisaties en particuliere hulporganisaties ter plekke gesproken. Eind oktober bracht de Adjunct Secretaris Generaal van de VN voor Humanitaire Zaken, Sir John Holmes, een bezoek aan de regio en sprak hij met de Ethiopische regering op het hoogste niveau over de noodzaak tot snelle actie. Tijdens dit bezoek heeft de Nederlandse ambassadeur de aanvankelijk trage start van de hulpverlening van de VN in het veld besproken. Overigens is hier inmiddels verbetering in opgetreden.

Bovendien maakt Nederland deel uit van een donorwerkgroep die regelmatig met de regering op hoog niveau bijeenkomt om de bureaucratische belemmeringen voor hulporganisaties te bespreken.

Nederland heeft eind 2007 besloten een additionele bijdrage van € 1.000.350 te geven aan het Humanitarian Response Fund (HRF) voor Ethiopië waarmee de totale Nederlandse bijdrage aan dit fonds voor 2007 uitkomt op ruim € 2.750.000. Dit Fonds is in maart 2006 in het leven geroepen en wordt beheerd door de VN organisatie OCHA. Het doel van dit fonds is snelle en efficiënte humanitaire hulpverlening aan kwetsbare groepen. Een deel hiervan gaat naar de Somali-regio.

Inmiddels beginnen de genomen maatregelen een positief effect te hebben op de humanitaire situatie. Daardoor komt er ook meer informatie beschikbaar om de beschuldigingen van grootschalige mensenrechtenschendingen te toetsen.

Vraag 3

Bent u van mening dat deze groep noodbescherming dient te krijgen? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om hiervoor te zorgen?

Vraag 4

Bent u bereid er bij uw Europese ambtsgenoten op aan te dringen om preventieve maatregelen te nemen ter voorkoming van geweldsescalatie in dit gebied?

Vraag 5

Welke stappen worden al ondernomen door internationale organisaties en partners om noodvoorziening te bewerkstelligen en geweldsescalatie te voorkomen?

Antwoord

De civiele bevolking dient altijd beschermd te worden tegen gewelddadig optreden, van wie dat gewelddadig optreden ook komt. De situatie in de Somali-regio blijft vooralsnog vanuit mensenrechten- en humanitair perspectief zorgelijk. Nederland zet zich daarom in voor verbetering van de situatie zoals beschreven in antwoord op vraag 1 en 2.

In EU kader vraagt Nederland geregeld aandacht voor de situatie in Ethiopië en Nederland heeft binnen de EU het initiatief genomen om de Ethiopische autoriteiten aan te spreken op de humanitaire situatie en op mensenrechtenkwesties.

De humanitaire inspanningen ten behoeve van de Somali-regio staan onder leiding van de Verenigde Naties. De conclusie van Sir John Holmes, na zijn bezoek aan de regio was dat, alhoewel toegang voor NGO’s tot de regio verbeterd is, de situatie zorgelijk blijft.

Daarnaast is een punt van grote zorg dat de regering burgermilities inzet in de strijd tegen de ONLF. De regering moedigt clanleiders, gemeenschappen en ambtenaren aan om zich te verzetten tegen het ONLF en ziet dit als een effectieve methode om het ONLF te isoleren. Donoren, waaronder Nederland, hebben hier hun zorgen over uitgesproken, omdat dit de situatie onbeheersbaar kan maken. Door de grote beschikbaarheid van kleine wapens in de regio bestaat het risico dat gemeenschappen elkaar op eigen houtje gaan bestrijden en de regering de controle verliest.

Buiten de activiteiten zoals beschreven zijn ons inziens vooralsnog geen andere (preventieve) maatregelen mogelijk. Om geweldsescalatie te voorkomen, blijft verbeteren van humanitaire toegang, waardoor ook beter zicht komt op de situatie ter plekke, een eerste vereiste. Zolang niet goed duidelijk is wat er gaande is kunnen ook geen maatregelen genomen worden om geweldsescalatie te voorkomen. In dat kader proberen de internationale gemeenschap en lokale bemiddelaars ook contact te leggen met de ONLF, om deze groep ook aan te kunnen spreken op haar verantwoordelijkheid te streven naar een vreedzame realisatie van haar politieke doelen. Overigens zijn er in de afgelopen jaren pogingen geweest tot een dialoog tussen de Ethiopische regering en het ONLF. Hoewel partijen tot twee maal toe initiële contacten hadden gelegd, zijn de besprekingen op niets uitgelopen.

De Ethiopische autoriteiten zijn zich terdege bewust van de aandacht van een groot aantal belangrijke partners en donoren voor de situatie in de Somali-regio. Nederland zal zich er voor blijven inspannen dat deze aandacht niet verslapt.

1) The Independent, 17 oktober 2007 “Ethiopia’s ‘own Darfur as villagers flee government-backed violence.”

2) Reuters Africa, 29 november 2007 “Ethiopia’s Meles denies rights abuses in Ogaden