Beantwoording vragen van het lid Ten Broeke over de voortgangsrapportage Europees Parlement over de toetredingsonderhandelingen met Kroatië
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Ten Broeke over de voortgangsrapportage Europees Parlement over de toetredingsonderhandelingen met Kroatië. Deze vragen werden ingezonden op 18 januari 2008 met kenmerk 2070808570.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken en de heer Timmermans, staatssecretaris voor Europese Zaken, op vragen van het lid Ten Broeke (VVD) over de voortgangsrapportage Europees Parlement over de toetredingsonderhandelingen met Kroatië.
Vraag 1
Bent u bekend met het laatste rapport van de Oostenrijkse Europarlementariër Hannes Swoboda over de toetredingsonderhandelingen met kandidaat-lidstaat Kroatië waarin hij spreekt over het idealiter afronden van de toetredingsonderhandelingen met Kroatië in 2009 en vervolgens daarbij 2011 noemt als streefdatum voor een mogelijk lidmaatschap van Kroatië van de Europese Unie?
Antwoord
Ik ben bekend met het voortgangsrapport 2006 en het concept voortgangsrapport 2007 dat momenteel voorligt in het Europees Parlement. Hierin wordt geen melding gemaakt van 2011 als streefdatum voor een mogelijk lidmaatschap van Kroatië van de Europese Unie.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het voortijdig noemen van een toetredingsdatum of streefdatum in strijd is met de afspraken die de Europese Raad in december 2006 heeft gemaakt en waarvan de eerbiediging vervolgens, op uitdrukkelijk Nederlands verzoek, in artikel 34 van het Verdrag van Lissabon is opgenomen?
Antwoord
Tijdens de Europese Raad in december 2006 is ondermeer vastgelegd dat de
Unie pas vlak voor het einde van de onderhandelingen streefdata voor toetreding zal vaststellen. In artikel 49 van het Verdrag van Lissabon is opgenomen dat rekening gehouden zal worden met de door de Europese Raad overeengekomen criteria voor toetreding.
Vraag 3
Deelt u, gegeven de verwijzing in het rapport naar de vele onvolkomenheden in de toetredingsonderhandelingen en het gebrek aan vooruitgang dat Kroatië met name na de verkiezingen heeft weten te boeken, de mening van rapporteur Swoboda dat toetreding van Kroatië tot de Europese Unie “zes maanden geleden nog waarschijnlijk” was, maar dat de kans nu “op twintig tot dertig procent” ligt? Welke terreinen zijn het meest zorgwekkend?
Antwoord
De percentages die Swoboda noemde in het interview met de EU Observer op 11 januari 2007 refereerden aan zijn inschatting van de kans dat Kroatië de zelf opgelegde streefdata zou halen. Aangezien het voortijdig noemen van een toetredingsdatum of streefdatum in strijd is met de afspraken die de Europese Raad in december 2006 heeft gemaakt, doet de regering geen uitspraken over de kans dat data worden gehaald.
In de appreciatie van de voortgangsrapportage van de Commissie (kamerstuk 23987, nr. 74, brief van 30 november 2007) heeft de regering aangegeven dat Kroatië weliswaar voortgang heeft gemaakt maar ook nog aanzienlijke hordes moet nemen op o.a. het terrein van hervorming van de rechterlijke macht, versterking van het openbaar bestuur, de strijd tegen corruptie, terugkeer van vluchtelingen, de minderhedenproblematiek en de relatie met de buurlanden. De problemen ten aanzien van structurele hervormingen bijvoorbeeld in de scheepsbouw zijn ook bekend.
Vraag 4
Bent u bereid om de toetredingsonderhandelingen met Kroatië aan te grijpen als een ‘test-case’ van de afspraken die alle EU-lidstaten in december 2006 zijn overeengekomen en van het nieuwe Verdrag van Lissabon waarin het volledig respecteren van de verscherpte uitbreidingscriteria is vastgelegd?
Antwoord
Voor Nederland zijn de afspraken over de toetredingsonderhandelingen die tijdens de Europese Raad van december 2006 zijn gemaakt, leidend. Nederland zal dit ook actief uitdragen.
Vraag 5
Bent u bereid de opening van het visserij-hoofdstuk te blokkeren met een veto zolang Kroatië zijn aanspraken op de Adriatische visserijzone niet opgeeft, daar deze strijdig zijn met de gerechtvaardigde belangen van EU-lidstaat en huidig voorzitter Slovenië?
Antwoord
Het visserij-hoofdstuk kon in 2006 niet geopend worden omdat geen overeenstemming bereikt werd over een Sloveens voorstel voor een openingsijkpunt. Dit voorstel eiste van Kroatië dat het zijn wetgeving inzake commerciële visserij in lijn zou brengen met een bilaterale overeenkomst tussen Slovenië en Kroatië (Agreement between the Republic of Slovenia and the Republic of Croatia on Border Traffic and Cooperation, SOPS akkoord). Kroatië weigert het visserij gedeelte uit te voeren omdat het vooruit zou lopen op uiteindelijke demarcatie van de zeegrenzen. Het voorstel werd door geen andere Lidstaat gesteund.
Daarnaast is sinds 1 januari 2008 een conflict ontstaan over de eenzijdige implementatie van de ecologische- en visserijzone (ZERP) door Kroatië. Op In 2003 heeft Kroatië deze ZERP ingesteld. Daarna is in een trilateraal akkoord met Kroatië, Slovenië en Italië overeengekomen deze zone niet ten aanzien van EU-lidstaten te handhaven. Deze overeenkomst werd in de ER conclusies van juni 2004, tegelijk met de verlening van de status van kandidaat-lidstaat voor Kroatië, verwelkomd. In de aanloop naar de verkiezingen heeft de Kroatische parlement bepaald dat vanaf 1 januari 2008 de ZERP ook op EU lidstaten van toepassing zal zijn. Verschillende onderhandelingsrondes hebben plaatsgehad om deze situatie te vermijden, vooralsnog zonder succes. Thans wordt bezien hoe dit proces kan worden voortgezet.
De onderhandelingen over de individuele hoofdstukken betreffen het acquis met betrekking tot dat specifieke hoofdstuk. Zaken die buiten de technische onderhandelingen over het acquis vallen, zoals grensconflicten, dienen allereerst te worden behandeld in de politieke dialoog waarin wordt bepaald of een kandidaat-lidstaat al dan niet voldoet aan de politieke Kopenhagencriteria. Nederland zal in dat kader nauwlettend toezien of voldaan wordt aan goed nabuurschap, ook waar het grensconflicten betreft.
Vraag 6
Deelt u de mening, zoals geuit door de heer Swoboda ten overstaan van journalisten te Brussel, dat meer druk van de EU op Kroatië gewenst is om “niet in dezelfde fouten te vervallen als ten tijde van de toetredingsonderhandelingen met Bulgarije en Roemenië”?
Antwoord
Nederland heeft lessen geleerd uit de onderhandelingen over de toetreding van de ‘Laken 10’ en Bulgarije en Roemenië. Deze lessen zijn onder andere vertaald in de afspraken die de Europese Raad in december 2006 heeft gemaakt.
Vraag 7
Wilt u er voor zorg dragen dat, indien geen duidelijke vooruitgang wordt geboekt, er ook geen nieuwe onderhandelings-hoofdstukken worden geopend met Kroatië bovenop de zestien reeds geopende hoofdstukken?
Antwoord
Dit is niet aan de orde. Nederland stelt zich in het onderhandelingsproces verantwoordelijk op. Dit betekent dat de regering er strikt op toeziet dat volledig wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden voor opening en sluiting van een bepaald hoofdstuk. De regering zal individuele hoofdstukken niet sluiten voordat noodzakelijke hervormingen zijn doorgevoerd.
Een verantwoordelijke opstelling betekent ook dat indien een land voldoet aan de voorwaarden een hoofdstuk voorlopig gesloten kan worden. Wel is het tot aan de definitieve toetreding mogelijk een hoofdstuk te heropenen.