Beantwoording vragen van het lid Spekman over afgifte van visum voor kort verblijf en vestigingsgevaar

Graag bied ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris van Justitie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Spekman over afgifte van visum voor kort verblijf en vestigingsgevaar. Deze vragen werden ingezonden op 20 mei 2008 met kenmerk 2070820520.

Bijlage 1 bevat de antwoorden op vragen 1 en 4 tot en met 10 en is openbaar.

Bijlage 2 bevat de antwoorden op vragen 2 en 3. Omdat deze antwoorden persoonsvertrouwelijke gegevens bevatten, verzoek ik u deze antwoorden ter vertrouwelijke inzage ter beschikking te stellen aan de leden van uw Kamer.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Bijlage 1

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris van Justitie op vragen van het lid Spek man (PvdA) over afgifte van visum voor kort verblijf en vestigingsgevaar.

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van de PREMtime uitzending waarin de heer Van E. aangeeft dat zijn visum voor kort verblijf met als doel bezoek aan zijn kinderen in Nederland is geweigerd omdat er sprake zou zijn van vestigingsgevaar hier te lande? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2
Waarom is in het onderhavige geval betrokkene een visum voor kort verblijf geweigerd vanwege vestigingsgevaar, terwijl hij sterke banden heeft met zijn land van herkomst, zoals de zorg voor zijn ouders en zijn werk aldaar?

Vraag 3
Deelt u de mening dat in onderhavige situatie te snel is aangenomen dat sprake is van vestigingsgevaar en dat het visum ten onrechte is geweigerd? Bent u bereid betrokkene alsnog een visum voor kort verblijf te verlenen zodat hij zijn kinderen in Nederland kan bezoeken?

Antwoord

Vraag 2 en 3 worden op vertrouwelijke wijze separaat aan de Kamer beantwoord, omdat de antwoorden tot de persoon herleidbare gegevens bevatten.

Vraag 4
Is het waar dat vestigingsgevaar een veel voorkomende grond is voor weigering van een visum? Hoeveel visa voor kort verblijf zijn geweigerd vanwege (potentieel) vestigingsgevaar?

Antwoord

Ja. Uit het (Nieuwe) Visuminformatiesysteem blijkt dat er in 2007 bij de Nederlandse vertegenwoordigingen 394.155 aanvragen zijn ingediend voor een visum kort verblijf (de zogenaamde C-visa). Daarvan zijn in totaal 31.108 aanvragen geweigerd, waarvan 11.701 op grond van "vestigingsgevaar". 2)

Vraag 5

Op welke wijze wordt beoordeeld of sprake is van vestigingsgevaar dan wel een niet- tijdige terugkeer van de visumaanvrager? Welke (bijzondere) instructies krijgen diplomatieke of consulaire posten bij de beoordeling van een visumaanvraag op vestigingsgevaar?

Antwoord

Het algemene beoordelingskader van aanvragen om een visum kort verblijf is neergelegd in de Gemeenschappelijke Visuminstructies die in Schengen-verband zijn vastgesteld. Hierin is bepaald dat een visumaanvraag aan het criterium van bestrijding van de illegale immigratie moet worden getoetst. Bij de beoordeling of sprake is van gevaar voor illegale immigratie, oftewel vestigingsgevaar, speelt een aantal factoren een rol, zoals het ontbreken van een (sterke) sociale en economische band van de visumaanvrager met het land van herkomst, eerdere bezoeken van de visumaanvrager waarbij de regels en of duur van het verblijf niet zijn gerespecteerd en het overleggen van valse dan wel vervalste documenten bij de visumaanvraag. Deze en meer factoren zijn neergelegd in paragraaf A2/4.3.3.1 van de Vreemdelingencirculaire. Deze factoren dienen in samenhang te worden bezien, maar kunnen ook reeds op zichzelf leiden tot de conclusie dat tijdige terugkeer niet is gewaarborgd.

De diplomatieke of consulaire posten baseren hun oordeel veelal op een interview met betrokkene en onderzoek naar en beoordeling van de documenten die betrokkene daartoe heeft overgelegd. Ingeval van twijfel omtrent de authenticiteit van de overgelegde documenten en de bewijsstukken, inclusief de juistheid van hun inhoud en omtrent de betrouwbaarheid van de tijdens het interview en/of bij eerdere visumaanvragen afgelegde verklaringen, dient van visumafgifte te worden afgezien.

Vraag 6

Op welke wijze wordt gewaarborgd dat het uitoefenen van gezinsleven in voldoende mate wordt geëerbiedigd?

Antwoord

Slechts in geval van uitzonderlijke omstandigheden zal bij de beoordeling van een aanvraag voor een visum voor kort verblijf het recht op uitoefening van het gezinsleven dienen te worden betrokken. Indien uitoefening van het gezinsleven wordt beoogd ligt het aanvragen van een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf bij het gezinslid meer voor de hand. Alsdan kan ook een afweging worden gemaakt of vanwege het recht op gezinsleven verblijf in Nederland moet worden toegestaan. Indien de visumaanvrager zich beroept op zijn recht op uitoefening van het gezinsleven, zal hij zijn standpunt dienen te onderbouwen.

Indien men het niet eens is met de beslissing op de visumaanvraag kan daartegen, na de bezwaarprocedure doorlopen te hebben (waarbij een volledige heroverweging plaatsvindt), beroep bij de rechter worden aangetekend. Nederlands recht is hierop van toepassing. De visumprocedure biedt derhalve voldoende waarborgen.

Vraag 7

Is het waar dat bij de beoordeling of de tijdige terugkeer voldoende gewaarborgd is reeds op grond van het ontbreken van een (sterke) sociale en economische band met het land van herkomst kan worden geweigerd? In hoeverre dient de visumaanvrager aannemelijk te maken dat hij een (sterke) sociale en economische binding heeft met het land van herkomst? Mag worden aangenomen dat indien de aanvrager familie en werk heeft in het land van herkomst hij tijdig zal terugkeren naar zijn land van herkomst?

Antwoord

De beoordeling dat tijdige terugkeer niet of onvoldoende gewaarborgd is wordt bepaald door een aantal factoren, zoals het ontbreken van een (sterke) sociale en economische band van de visumaanvrager met het land van herkomst, eerdere bezoeken van de visumaanvrager waarbij de regels en of duur van het verblijf niet zijn gerespecteerd en het overleggen van valse dan wel vervalste documenten bij de visumaanvraag. Zie ook het antwoord op vraag 5. Deze factoren dienen in samenhang te worden bezien, maar kunnen ook reeds op zichzelf leiden tot de conclusie dat tijdige terugkeer niet is gewaarborgd. Bij de beoordeling of de aanvrager tijdig zal terugkeren naar zijn land van herkomst, speelt het hebben van een vaste, volwaardige, arbeidsbetrekking of van een eigen (goedlopend) bedrijf, het volgen van een studie, en het hebben van familie in het land van herkomst (en bestemming) een grote rol. Uiteraard is daarbij de graad van verwantschap met de betrokken familieleden van belang evenals de relatie van betrokkene met deze familieleden. Ook worden de duur van het arbeidscontract en het arbeidsverleden of het eigen bedrijf van betrokkene bij de beoordeling betrokken, evenals andere beschikbare informatie die op deze onderwerpen betrekking heeft.

Vraag 8

Wordt een afwijzing van een visum voor kort verblijf wegens vestigingsgevaar in een beschikking door de Visadienst altijd met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd?

Antwoord

De afwijzing van een aanvraag om een visum voor kort verblijf door de Visadienst resulteert altijd in een beschikking waarin de gronden voor afwijzing van de aanvraag worden opgesomd. Deze gronden zijn gebaseerd op de feiten en omstandigheden zoals deze tijdens de behandeling van de aanvraag kenbaar zijn geworden.

In geval sprake is van een bezwaarprocedure zullen -naast de reeds bekend zijnde gegevens uit de aanvraagprocedure- ook de in bezwaar naar voren gebrachte nieuwe feiten en omstandigheden bij de beoordeling worden betrokken. Indien het bezwaar ongegrond wordt verklaard, wordt de weigeringsgrond altijd nader onderbouwd. In de betreffende beschikking zal dan gewezen worden op de specifieke feiten en omstandigheden die tot het eindoordeel hebben geleid.

Vraag 9

Is het waar dat de Visadienst onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Justitie en de minister van Buitenlandse Zaken valt? In hoeverre is de staatssecretaris van Justitie verantwoordelijk voor de behandeling van een visumaanvraag voor kort verblijf?

Antwoord

Als hoofd van de Visadienst, is het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gemandateerd om namens de minister van Buitenlandse Zaken te beslissen op aanvragen voor een visum kort verblijf. De behandeling van een visumaanvraag voor kort verblijf valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken.

Vraag 10

Hoe gaat u voorkomen dat er - zoals in de situatie van de heer Van E. – door de diplomatieke of consulaire posten te snel vestigingsgevaar wordt aangenomen en om deze reden een visum voor kort verblijf wordt geweigerd?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 3. De diplomatieke en consulaire posten zijn geï nstrueerd elke aanvraag zorgvuldig te beoordelen.

1) PREMtime, 14 mei 2008

2) Onder de noemer “vestigingsgevaar” worden thans tevens de weigeringsgronden verstaan: “tijdige terugkeer niet gewaarborgd” en “vestiging beoogd”. Ook gecombineerde weigeringsgronden waarin “tijdige terugkeer niet gewaarborgd” is gebruikt naast een andere weigeringsgrond, zijn onder de noemer “vestigingsgevaar” geschaard.