Beantwoording vragen van het lid Peters over het Israëlische nederzettingenbeleid
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Peters over het Israëlische nederzettingenbeleid. Deze vragen werden ingezonden op 15 april 2008 met kenmerk 2070817730.
De minister van Buitenlandse Zaken,
drs. M.J.M. Verhagen
Vragen van het lid Peters (GroenLinks) aan de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken over het Israë lische nederzettingenbeleid. (Ingezonden 15 april 2008)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Israël de kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, heeft geïntensiveerd sinds het Israëlisch-Palestijnse vredesoverleg is hervat1? 1)
Antwoord
Ik ben bekend met het Volkskrant-artikel waar u aan refereert.
Vraag 2
Klopt het dat premier Olmert persoonlijk de grootschalige uitbreiding van nederzetting heeft toegezegd, ondanks zijn eerdere belofte dat alle bouwplannen zouden worden bevroren?
Antwoord
De Israëlische regering heeft toegezegd dat er geen nieuwe nederzettingen gebouwd worden, geen land onteigend wordt voor nederzettingenbouw en dat bestaande nederzettingen niet uitgebreid worden buiten oorspronkelijk goedgekeurde plannen. Israël houdt echter wel de optie open te blijven bouwen binnen bestaande nederzettingenblokken op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem.
Vraag 3
Deelt u de mening dat wanneer de EU binnenkort praat over een vernieuwde samenwerkingsrelatie met Israël, de EU moet eisen dat dergelijke illegale bouwactiviteiten worden gestaakt, aangezien zij in strijd zijn met internationaal recht en bovendien het vredesoverleg met de Palestijnen negatief beïnvloeden?
Antwoord
Nederland dringt, in EU-verband en bilateraal, voortdurend bij Israël aan op sto pzetting van bouwactiviteiten in de bezette gebieden. Zoals ik ook heb aangegeven in antwoord op eerdere vragen van het lid Van Gennip (ref. brief van 31 maart jl.) heb ik ook tijdens mijn laatste bezoek aan Israël gewezen op het belang te komen tot ontmanteling van de outposts en beëindiging van de uitbreiding van nederzettingen, inclusief die in Oost-Jeruzalem. Iedere uitbreiding van nederzettingen, binnen of buiten de grenzen van de al bestaande nederzettingen, is in strijd met de routekaart en legt een hypotheek op de onderhandelingen die met Annapolis een nieuwe impuls hebben gekregen. Dergelijke bouwplannen gaan ten koste van het vertrouwen in het vredesproces en Nederland zal Israël hier op blijven aanspreken, ik zal dit ook doen tijdens mijn bezoek aan het land in mei van dit jaar.
In dit kader heb ik in de RAZEB van 28 januari 2008 kritiek geuit inzake het besluit de nederzettingen uit te breiden. Deze kritiek is opgenomen in de conclusies van die RAZEB. Ook het Kwartet heeft in zijn laatste verklaring grote zorg uitgesproken over de uitbreiding van nederzettingen en heeft Israël opgeroepen alle nederzettingen-activiteit te bevriezen en outposts die na 2001 zijn opgericht te ontmantelen.
Zoals ik in antwoord op eerdere vragen over de samenwerkingsrelatie met Isra ël heb aangegeven (ref. mijn brief DAM-230/08 van 24 april 2008), is Nederland van mening dat een verbreding en verdieping van de samenwerking tussen Israël en de EU op politiek, economisch en technologisch gebied positief kan bijdragen aan het Annapolis-proces, net als het verlenen van substantiële steun aan de (weder)opbouw van een levensvatbare Palestijnse staat. Nederland en de EU zijn van mening dat intensivering van de relaties op zijn plaats is, uitgaande van een positieve opstelling van Israël in het vredesproces. Ik ben ervan overtuigd dat een dergelijke positieve benadering meer resultaat oplevert dan eenzijdig eisen aan Israël te stellen.
Vraag 4
Kunt u de bevindingen van de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem bevestigen dat de nederzetting in Hebron en de gedragingen van kolonisten en het Israëlische leger ernstige mensenrechtenschendingen veroorzaken, waardoor het leven van de plaatselijke Palestijnse bevolking ondragelijk is geworden?2 2) Zo neen, hoe zijn naar uw mening de levensomstandigheden van de plaatselijke Palestijnse bevolking veranderd sinds de ingebruikname van de flat in Hebron door kolonisten?
Antwoord
De aanwezigheid van kolonisten in een dichtbevolkt deel van Hebron leidt tot een aanzienlijke verslechtering de levensomstandigheden voor de Palestijnse inwoners van de stad. De Palestijnse bevolking is regelmatig slachtoffer van door kolonisten geïnitieerde vijandigheden. De maatregelen die zijn genomen om de kolonisten te beschermen leiden tot vergaande beperking van de bewegingsvrijheid van de Palestijnen en vormen een ernstige belemmering van economische bedrijvigheid.
Vraag 5
Herinnert u zich uw antwoorden op mijn vragen betreffende de stichting van een nieuwe nederzetting in Hebron, naar aanleiding van de bezetting door kolonisten van een flatgebouw?3
Antwoord
Ja.
Vraag 6
Heeft het hooggerechtshof inmiddels uitspraak gedaan over het bevel van de minister van Defensie tot ontruiming van Hebron? Kan op basis hiervan ontruiming plaatsvinden? Zo ja, wat is daarvan de strekking?4
Antwoord
Over het pand, waar sinds 29 maart 2007 ruim honderd kolonisten wonen, lopen meerdere rechtszaken, waarvan een aanhangig is gemaakt bij de militaire rechtbank over het betrekken van het pand door de kolonisten en een ander bij de burgerlijke rechter over de vraag wie de wettige eigenaar is van het gebouw. Op 17 januari jl. besloot het Hooggerechtshof te wachten met een uitspraak tot de militaire rechtbank een uitspraak zou doen. Een besluit tot ontruiming bij de militaire rechtbank zou immers het reageren op de petitie bij het Hof overbodig maken. Op 27 april 2008 heeft het Hooggerechtshof de betrokken partijen gelast het Hof uiterlijk 30 juni 2008 te informeren over de stand van zaken, waarna het eventueel een bevel tot ontruiming zou kunnen afgeven.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat deze nederzetting, één jaar na stichting, nog steeds bestaat en intussen is aangesloten op het elektriciteitsnetwerk, is gerenoveerd en door het Israëlische leger wordt beschermd? Bent u nog steeds van mening dat dit flatgebouw niet te kwalificeren valt als “permanente verandering”, in de zin van het Haagse oorlogsreglement, zoals u aangeeft in uw antwoorden op mijn vragen van 3 april 2007?5
Antwoord
Zoals ik in antwoord op vraag 3 heb aangegeven, acht de regering het Israë lische nederzettingbeleid een obstakel voor het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen. Dit geldt in het bijzonder voor nederzettingactiviteiten in politiek gevoelige plaatsen als Hebron. Ik hoop dan ook dat de juridische procedures binnen afzienbare termijn leiden tot ontruiming van het pand.
Vraag 8
Bent u bereid de uitbreidingen van de Israëlische nederzettingen in het algemeen en die van de flat in Hebron in het bijzonder op Europees niveau aan te kaarten, mede in het licht van de lopende onderhandelingen over uitbreiding van de samenwerkingsrelatie met Israël? Welke acties onderneemt u om Israëls beleid ter plekke te monitoren?
Antwoord
Voor wat betreft uw vraag over het aankaarten van nederzettingen, mede in het licht van de lopende onderhandelingen over uitbreiding van de samenwerkingsrelatie met Israël, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3.
Voor wat betreft uw vraag over het monitoren van Israëlisch beleid ter plekke,geldt dat Hebron, net als andere steden op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza regelmatig bezocht worden door medewerkers van de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah om poolshoogte te nemen. Tijdens deze bezoeken wordt ook gesproken met de Palestijnse inwoners. De Nederlandse ambassade in Tel Aviv en de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah volgen daarnaast de juridische procedures en onderhouden contacten met organisaties die zich met deze kwestie bezighouden, waaronder B’tselem.
1: Israël bouwt extra huizen op Westoever en in oosten Jeruzalem, De Volkskrant, 1 april 2008
2: Hebron: The settlement in the A-Ras neighborhood is one year old, B’ Tselem, 19 maart 2008
3: Aanhangsel Handelingen nr. 1401, vergaderjaar 2006-2007
4: Aanhansel Handelingen nr. 2239, vergaderjaar 2006-2007
5: Aanhangsel Handelingen nr. 1401, vergaderjaar 2006-2007