Beantwoording vragen van het lid Irrgang over de beleidsvoorwaarden van de Wereldbank
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Financiën, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Irrgang over de beleidsvoorwaarden van de Wereldbank. Deze vragen werden ingezonden op 12 december 2007 met kenmerk 2070806540.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
Antwoorden van de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Irrgang (SP) over de beleidsvoorwaarden van de Wereldbank.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het rapport “Untying the knots: How the World Bank is failing to deliver real change on conditionality”? 1)
Antwoord
Het rapport acht ik zeer waardevol aangezien het de Wereldbank zelf, andere donoren en mijzelf met externe informatie voedt voor het debat over het gebruik van conditionaliteiten. Ik constateer dat het rapport tot een veel kritischer beeld van het gebruik van conditionaliteiten door de WB komt dan de WB zelf in een recent hierover verschenen rapport van de WB (‘Conditionality in Development Policy Lending’, november 2007).
Ik ben het eens met de conclusie van het rapport dat het totale aantal condities door de WB in de afgelopen jaren is teruggebracht. Ik ben ook voorstander van meer transparantie in het gebruik van conditionaliteiten door de Bank bij de totstandkoming van de zogenaamde ‘matrices’,zowel naar parlementen en maatschappelijke organisaties toe als naar donoren. Ik ben het ook eens met de conclusie waarin gesteld wordt dat er meer onafhankelijke evaluaties moeten plaatsvinden over het gebruik van beleidsvoorwaarden door de Bank. Een evaluatie naar het gebruik van Poverty Reduction Support Credits van de Bank door de onafhankelijke evaluatiedienst van de Bank, de Independent Evaluation Group (IEG) is momenteel gaande, waarin opnieuw gekeken wordt naar de effectiviteit van het gebruik van conditionaliteiten. Ik ben het niet eens met de aanbeveling van Eurodad om economische beleidsvoorwaarden in alle gevallen af te schaffen (zie antwoord op vraag 4).
Vraag 2
Deelt u nog steeds de mening dat “sinds de jaren tachtig en negentig een enorme verandering heeft plaatsgevonden wat betreft conditionaliteit”? 2) Zo ja, kunt u dit toelichten?
Antwoord
Ja, ik vind, op basis van landenspecifieke ervaringen, dat de Bank vooruitgang heeft geboekt in het gebruik van conditionaliteiten sinds de periode van structurele hervorming in de jaren tachtig en negentig. Op belangrijke onderdelen onderschrijft het Eurodad rapport deze conclusie. Procescondities (‘ schrijf een strategie, kom met een plan’) zijn teruggedrongen. Er is meer nadruk komen te liggen op vooraf uit te voeren acties -vaak van institutionele aard- waardoor er veel meer ruimte is gekomen voor partnerlanden om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de uitvoering. In de condities wordt meer dan in het verleden getracht overeenstemming over de regulerende rol van overheden vast te leggen. Politiek gevoelige condities zoals privatisering van staatsbedrijven, krijgen steeds vaker alleen een plaats in het conditionaliteitsraamwerk als deze sterk verankerd is in nationaal overheidsbeleid. Bovendien worden de effecten van bepaalde beleidsvoornemensop armoede en inkomensverdeling steeds zorgvuldiger geanalyseerd. Tenslotte is, dankzij het werken met de Performance Assessment Frameworks, het aantal condities sterk gereduceerd, is de coherentie verbeterd en is er ook sprake van een significant betere resultaatgerichtheid. Het hervormingsproces binnen de Bank, waarin steeds vaker afstand wordt gedaan van blue print conditieraamwerken, heeft derhalve mijn steun maar verdient tegelijk kritisch te worden gevolgd.Het Eurodad-rapport is daarbij van grote waarde en onderschrijft mijn mening dat met name op het terrein van transparantie en ownership meer inspanning van de gehele donorgemeenschap en ontvangende overheden verwacht mag worden.
Vraag 3
Vormt voor u het feit dat nog steeds 71% van de leningen en subsidies van het zachte leningenloket van de Wereldbank (IDA) voorwaarden in zich dragen in de vorm van gevoelige beleidshervormingen, reden om binnen de Wereldbank de discussie te openen over het aanscherpen van de Good Practice Principles? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit aankaarten?
Antwoord
De Wereldbank is er volgens Eurodad niet in geslaagd een reductie te bewerkstelligen in het gebruik van condities ten aanzien van de sensitive areas zoals privatisering en liberalisering. Het rapport stelt dat 71% van alle programma’s condities bevat die liggen op deze gevoelige terreinen. Deze conclusie strookt niet met de ervaringen die door mij op landenniveau worden opgedaan. Hier zie ik namelijk dat de Bank wel degelijk verder is teruggetreden bij het stellen van condities op gevoelige terreinen en dit dient verder versterkt te worden. Ik constateer dat het percentage dat Eurodad noemt een veel hoger percentage is dan de WB zelf stelt in haar bovengenoemde rapport (30%) en mede het gevolg van het herclassificeren van condities door Eurodad. Dit verschil versterkt bij mij de behoefte aan een deskundig en onafhankelijke evaluatie op dit terrein. Aanscherpen van de Good Practice Principles (GPPs) is daarom in dit stadium nog niet aan de orde. Overigens heeft in de Raad van Bewindvoerders ook de Nederlandse bewindvoerder onlangs gepleit voor een een goede en consequente toepassing van de GPPs. Ook tijdens de laatste IDA-bijeenkomst in Berlijn op 13 en 14 december jl. is dit door verscheidene landen, waaronder Nederland, bepleit. In het draft-Deputies Report wordt nu gesteld (para 71): ‘…to further strengthen and deepen the implementation of the good practice principles’.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de Wereldbank een einde moet maken aan economische beleidsvoorwaarden in haar IDA-leningen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit aankaarten?
Antwoord
Nee, deze mening deel ik niet. Ik vind wel dat economische beleidsvoorwaarden in IDA-leningen zorgvuldig en slechts in beperkte mate moeten worden gehanteerd. Ownership en transparantie zijns hierbij van cruciaal belang. Ik ben dus geen voorstander van het per se afschaffen van het gebruik van iedere vorm van economische conditionaliteit in Wereldbank-programma’s. Privatisering en liberalisering in het bijzonder zijn in het verleden wel te vaak als ‘onze size fits all’ en vanuit een te dogmatische visie opgelegd binnen Wereldbank-programma’s (o.a. IDA), daarmee landenspecifieke situaties en oplossingen ten dele negerend. Ik heb daarom ook recent gepleit, en deze aanbeveling is opgepakt door het Management van de Bank, vooreen herziening van de richtlijnen voor het gebruik van armoede impact analyses (PSIA’s).
Vraag 5
Deelt u de mening dat, om de transparantie van de Wereldbank op het gebied van beleidsvoorwaarden te vergroten, het goed zou zijn om parlementariërs in ontwikkelingslanden en het maatschappelijk middenveld een rol te laten spelen in het nemen van strategische beslissingen aangaande Wereldbankprogramma’s, voorafgaand aan de eventuele implementatie van dergelijke programma’s? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe en wanneer gaat u hiervoor pleiten?
Antwoord
Ja, deze mening deel ik. Het betrekken van parlementen en maatschappelijk middenveld bij strategische beslissingen aangaande Wereldbankprogramma’s, ook voorafgaand aan de implementatie van programma’s, is essentieel voor ownership en effectiviteit van deze programma’s. De regering draagt de primaire verantwoordelijkheid hiervoor maar ik vind ook dat eventuele conditionaliteiten van donoren (Wereldbank incluis) aantoonbaar bij moeten dragen aan het versterken van nationale verantwoordingsmechanismen. Transparantie in de beleidsdialoog en bij het het stellen van conditionaliteiten is daarbij onontbeerlijk. IDA speelt hierbij niet alleen een rol met betrekking tot het verbeteren van haar eigen gebruik van conditionaliteit, maar ook een regisserende rol om gezamenlijke conditionaliteitsraamwerken (matrices, dialoog en beoordelingen) zo te stroomlijnen dat deze bijdragen aan het creëren van vertrouwen en aan sterke partnerschappen met de ontvangende overheid. In het kader van IDA-15 heb ik hier stevig voor gepleit. Het versterken van de rol van nationale parlementen en een rol voor het Parliamentary Network on the World Bank is nu, op verzoek van Nederland, opgenomen in de tekst van het Draft-Deputies Report.
Vraag 6
Bent u bereid om, teneinde de transparantie van de Wereldbank op het gebied van beleidsvoorwaarden te vergroten, binnen de Wereldbank te pleiten voor het publiekelijk toegankelijk maken van hun conditionaliteiten database, bijvoorbeeld op de website van de Wereldbank? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe en wanneer gaat u hiervoor pleiten?
Antwoord
Ik ben groot voorstander van meer transparantie in het gebruik van en onderhandelingen over aantal en type conditionaliteiten in Wereldbank-programma ’s. De beleidsdialoog die de Wereldbank, veelal tezamen met andere donoren, met een ontvangende overheid voert moet veel meer in het publieke domein gevoerd worden. Voor wat betreft het publiekelijk toegankelijk maken van de conditionaliteiten-database van de Wereldbank, vind ik een verzoek hiertoe niet zinvol, aangezien deze database reeds sinds 2006 publiekelijk toegankelijk is op verzoek van geïnteresseerde partijen, zoals ook bij het onderzoek van Eurodad het geval is geweest.
Vraag 7
Bent u bereid uw toezeggingen aan IDA-15 afhankelijk te maken van hervormingen van de Good Practice Principles? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Nee, ik ben geen voorstander van verdere aanscherping of hervormingen van de Good Practice Principles en heb daar de IDA-15 toezeggingen dus ook niet afhankelijk van gemaakt. Wel is het van belang toe te zien op goede en consequente naleving van de principes. Op verzoek van Europese donoren (naast Nederland ook het VK, Duitsland en Noorwegen) zijn de afspraken en teksten hierover in het IDA-Deputies Report aangescherpt (zie ook antwoord op vraag 3).
1) Eurodad, november 2007 (http://www.eurodad.org/whatsnew/reports.aspx?id=1804)
2) Uitspraak minister voor Ontwikkelingssamenwerking tijdens AO IMF/Wereldbank 18 oktober jl.