Beantwoording vragen van het lid Ferrier over de OESO-cijfers ontwikkelingshulp
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Ferrier over de OESO-cijfers ontwikkelingshulp. Deze vragen werden ingezonden op 14 april 2008 met kenmerk 2070817580.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
Antwoorden van de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Ferrier (CDA) over de OESO-cijfers ontwikkelingshulp.
Vraag 1
Kent u het bericht “EU breekt belofte. Minder geld voor ontwikkelingshulp” ?1
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Wat was u reactie hierop in het licht van de bindende afspraken die de EU-lidstaten hadden gemaakt om in snel tempo hun budget voor ontwikkelingssamenwerking op te hogen tot de internationale norm van 0,7% van het BNP? Deelt u de mening dat lidstaten door het niet nakomen van hun belofte zich daarmee opstellen als een niet-betrouwbare overheid?
Antwoord
Het is bijzonder teleurstellend dat de EU-lidstaten in 2007 minder aan offici ë le ontwikkelingssamenwerking hebben besteed dan het jaar ervoor: EUR 46,1 miljard (0,38% BNI EU-27) tegenover 47,7 miljard (0,41% BNI EU-27) in 20062. De positieve trend van forse groei van de totale EU-hulp van de voorafgaande jaren is hiermee doorbroken. Dat is een slecht signaal in een jaar waarin we internationaal de Monterrey-afspraken evalueren en tevens -- halverwege 2015-- de balans opmaken van de verwezenlijking van de Millennium Ontwikkelings Doelen. Overigens zijn de uitgaven van de EU in dollars uitgedrukt nog gestegen; aangezien veel hulp wordt betaald in dollars heeft dit meer dan alleen een rekenkundige betekenis.
Of de concrete beloftes voor verhoging van de gezamenlijke EU-hulp tot 0,7% BNI in 2015 daadwerkelijk zullen worden gebroken valt op dit moment niet vast te stellen. Het in 2002 afgesproken tussendoel voor 2006 (0,39% BNI voor ODA van EU-15) is gehaald. Ook in 2007 is dit percentage behaald, zij het met een zeer kleine marge. Verder is tot nu toe ook de in de Europese Consensus inzake ontwikkeling afgesproken doelstelling gerealiseerd om meer dan de helft van de toename van de hulp in Sub-Sahara Afrika te besteden; inmiddels gaat ook meer dan de helft van de totale EU-hulp naar dit continent.
Het is nu te vroeg om een oordeel te vellen over het behalen van het volgende concrete tussendoel: 0,56% BNI in 2010 voor EU-27, waaronder minimaal 0,51% BNI voor oude lidstaten en 0,17% BNI voor nieuwe lidstaten. Wel is duidelijk dat een aantal lidstaten een veel sterker politiek commitment aan de dag moet gaan leggen om de afgesproken niveaus voor 2010 en 2015 nog te halen en de gezamenlijke beloftes niet te breken.
Vraag 3
Om welke reden(en) hebben individuele EU-lidstaten zich niet gehouden aan deze afspraak? Wat betekent het voor het behalen van de millenniumdoelen en de kwaliteit van de hulp dat de 27 EU-lidstaten 1,6 mld euro minder hebben besteed aan ontwikkelingssamenwerking dan in 2006?
Antwoord
Het is voor de Nederlandse regering niet goed mogelijk om te treden in de overwegingen van regeringen van andere lidstaten wat betreft hun budgettaire prioriteiten. Bekend is dat een flink aantal lidstaten inmiddels concrete plannen heeft ontwikkeld voor meerjarige verhoging van de hulp in het licht van de EU-doelstellingen voor 2010 en 2015. Naast de nieuwe lidstaten Estland, Roemenië, Slovenië en Cyprus, behoren het VK, Spanje, België en Finland tot deze groep. Het VK koerst aan op het bereiken van de 0,7% BNI voor ODA in 2013; in 2007 viel de Britse hulp (door verminderde schuldkwijtschelding) sterk terug ten opzichte van de piek in 2006, maar er is een solide meerjaren planning voor j aarlijkse ophoging naar 0,56% in 2010. Spanje is bezig met een opmerkelijke en gestage uitbreiding van de hulp (EUR 1,1 miljard erbij in 2007) en wil de 0,7% doelstelling in 2012 bereiken. Frankrijk en Finland hadden aanvankelijk ook 2012 als doel, maar hebben dit onlangs losgelaten en noemen nu 2015 als streefdatum. Naast Nederland, geven Zweden, Denemarken en Luxemburg meer dan 0,7% BNI aan officiële hulp. De lidstaten die in 2007 (en ook de jaren ervoor) met uitgaven onder 0,2% BNI het verst verwijderd zijn van de afspraken zijn Griekenland, Italië en Portugal. Duitsland heeft in 2007 een forse toename gerealiseerd (met EUR 0,7 miljard), maar moet nog een sterke uitbreiding op de begrotingen van de komende jaren opnemen om van de huidige 0,37% BNI op de minimale 0,51% BNI in 2010 uit te komen. In enkele van deze landen zullen de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking de snelst groeiende uitgavenpost moeten worden om de doelstelling alsnog te halen, hetgeen politiek een zware taak zal zijn.
Voor het behalen van de millenniumdoelen is terugval van de EU-hulp slecht nieuws. Als het bij deze eenmalige vermindering blijft is de schade nog te overzien. Maar als dit een trend van stagnatie van de hulptoename inluidt dan zal dit zeker effect hebben op de voortgang ten aanzien van de millenniumdoelen. Vooral omdat toename van hulp van OESO-landen buiten de EU met nog grotere onzekerheden is omgeven.
Vraag 4
Bent u bereid er bij uw Europese collega’s er op aan te dringen zich te houden aan de gemaakte afspraak en alsnog de toezegde middelen over te maken? Zo neen, waarom niet? Wat gaat u doen als uw collega’s de afspraken niet gaan nakomen?
Antwoord
Ja, ik vind dat van groot belang. Inmiddels heb ik in mijn interventie tijdens de voorjaarsvergaderingen van de IMF en de Wereldbank aandacht gevraagd voor de stagnerende ODA-prestaties. Tevens heb ik en marge van deze vergaderingen een aantal collega’s hierop aangesproken. Naar aanleiding van de M onterrey-rapportage van de Europese Commissie zal dit onderwerp tijdens de OS-RAZEB van 26-27 mei aanstaande hoog op de agenda staan. Nederland zal in dat kader aandringen op inzichtelijke meerjarige planning per lidstaat van de afgesproken groei van de ODA.
1: De Telegraaf, 4 april 2008
2: ‘The Monterrey process on Financing for Development – The European Union’s contribution to Doha and beyond, Annual progress report 2008’, SEC(2008) 432/2, Brussel, 9 april 2008.