Beantwoording vragen van het lid Çörüz over de Spaanse arrestatiebevelen voor 40 Rwandese militairen
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Çörüz over de Spaanse arrestatiebevelen voor 40 Rwandese militairen. Deze vragen werden ingezonden op 9 juni 2008 met kenmerk 2070822250.
De minister van Buitenlandse Zaken,De minister van Justitie,
Drs. M.J.M. VerhagenDr. E.M.H. Hirsch Ballin
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Hirsch Ballin, minister van Justitie, op vragen van het lid Çörüz (CDA) over arrestatiebevelen voor 40 Rwandese militairen.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een Spaanse rechter internationale arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd voor 40 Rwandese militairen? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Op welke wijze zet u zich op dit moment in deze concrete zaak er voor in om conform uw mensenrechtenstrategie ‘Naar een menswaardig bestaan’ straffeloosheid van verdachten van genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid te voorkomen?
Antwoord
Nederland hecht groot belang aan het voorkomen van straffeloosheid, zoals ook in de mensenrechtenstrategie tot uitdrukking is gebracht. Inspanningen op dit terrein zullen, zoals aan de Kamer geschreven door de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Justitie in hun brief van 13 juni 20081, de komende periode worden voortgezet en ge ïntensiveerd. Zoals aangegeven in genoemde brief kan in Nederland strafrechtelijk worden opgetreden tegen verdachten van internationale misdrijven (genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid) of kunnen verdachten op verdragsbasis worden uitgeleverd. Sinds het uitvaardigen van de Spaanse arrestatiebevelen heeft Nederland nog geen concrete aanleiding gehad om op de arrestatiebevelen actie te ondernemen.
Vraag 3
Hoe wil de regering er voor zorgen dat tijdens de bijeenkomst eind juni 2008 van de vertegenwoordigers van Interpol in Wenen de internationale arrestatiebevelen ten aanzien van de gezochte Rwandese militairen aan de orde komen en dat hier actie op wordt ondernomen?
Antwoord
Voor zover bekend heeft er eind juni geen Interpol-bijeenkomst over dit onderwerp in Wenen plaatsgevonden.
Vraag 4
Op welke wijze stimuleert de Nederlandse regering in bilateraal dan wel multilateraal verband dat de Rwandese regering meewerkt aan de berechting van deze misdadigers door middel van hun opsporing en uitlevering?
Antwoord
De Nederlandse ambassade in Rwanda brengt het onderwerp van vervolging regelmatig ter sprake in de dialoog met de overheid. Nederland onderstreept daarbij het belang om niet slechts de misdrijven van genocide – sec te vervolgen, maar ook de misdrijven begaan door andere partijen tijdens en na de genocide van 1994.
Nederland is bovendien één van de belangrijkste donoren van de justitiesector in Rwanda. Zaken als capaciteitsopbouw, training, institutionele ontwikkeling en verbeterde toegang tot het recht zijn hierbij aandachtsvelden. In het recente verleden was Nederlandse hulp met name gericht op verbetering van de kwaliteit van de zogenoemde gacaca rechtspraak. In de toekomst zal Nederlandse hulp ook gericht zijn op capaciteitsvergroting en kwaliteitsverbetering van de rechtspraak in Rwanda in het algemeen.
Vraag 5
Kunt u toelichten hoe het mogelijk is dat verdachten van genocide nu posten bekleden als Rwanda’s ambassadeur in India en tweede man van Unamid, VN-missie in Darfur. Vindt er bij dit soort functies geen voorafgaande screening plaats? Zo neen, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit in de toekomst wel gebeurt? En welke actie gaat u ondernemen om de VN-functionaris te vervangen?
Antwoord
De benoeming van deze personen is in beginsel een zaak van de Rwandese, de Indiase en VN-autoriteiten. De betreffende accreditatie en benoeming vonden plaats voordat sprake was van de Spaanse aanklachten en arrestatiebevelen.
1) de Volkskrant, 5 juni 2008 ‘Genocideverdachte werkt nu voor de VN’
1: TK, 2007–08, 31 200 VI, nr. 160, p. 4.