Beantwoording vragen Van der Staaij over rechtstreekse steun van Pakistan aan de Taliban
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Defensie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van der Staaij over rechtstreekse steun van Pakistan aan Taliban. Deze vragen werden ingezonden op 12 juni 2008 met kenmerk 2070822700.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer van Middelkoop, minister van Defensie, op vragen van het lid Van der Staaij (SGP) over rechtstreekse steun van Pakistan aan Taliban. (Ingezonden 12 juni 2008)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het recente rapport van de Amerikaanse denktank Rand Corp, waarin wordt gesteld dat medewerkers van de Pakistaanse inlichtingendienst ISI en het paramilitaire Frontier Corps rechtstreeks samenwerken met talibanstrijders en niet alleen trainingskampen organiseren, maar ook de Taliban voorzien van inlichtingen, geld en hulp bij grensoverschrijding? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de genoemde onderzoeksresultaten van dit rapport, in het bijzonder het gegeven dat de Pakistaanse inlichtingendienst direct zou samenwerken met de Taliban?
Vraag 3
In hoeverre krijgen de Taliban en andere groeperingen op dit moment enigerlei vorm van hulp vanuit de Pakistaanse regering?
Antwoord
Op basis van vergelijkend historisch onderzoek komt de RAND Corporation tot drie prioritaire aanbevelingen voor het voeren van een effectieve ‘counter-insurgency’ operatie (guerillabestrijding). Ten eerste moet worden geïnvesteerd in goed functionerende nationale veiligheidsdiensten (leger én politie). Ten tweede moet veel aandacht uitgaan naar het versterken van het (legitieme) lokale bestuur. Ten derde moet de externe steun aan opstandelingen worden afgesneden.
Nederland en de internationale gemeenschap ondersteunen deze aanbevelingen die nauw aansluiten bij het gevoerde beleid van de NAVO in Afghanistan (‘ comprehensive approach’ of 3D-beleid). Afghanisering van veiligheid en geï ntegreerd civiel-militaire optreden zijn essentieel om de gewenste resultaten te bereiken.
Bij de analyse van de derde aanbeveling (‘afsnijden externe steun’) besteedt het rapport aandacht aan de situatie in de Pakistaans-Afghaanse grensgebieden. RAND stelt dat er indicaties zijn dat individuen uit Pakistaanse overheidskringen indirect betrokken zouden zijn bij acties van de Taliban en andere extremistische groeperingen in Afghanistan. De regering is bekend met berichten over contacten tussen officieren van de Pakistaanse inlichtingendienst ISI en de Taliban in de jaren negentig. Nederland heeft geen reden te twijfelen aan de intenties van de huidige Pakistaanse regering om de extremisten in de grensgebieden te verstoren en aan te pakken. Dit onderwerp komt steeds aan de orde in de bilaterale contacten tussen Nederland en Pakistan. Pakistaanse strijdkrachten hebben in hun poging de grensstreken te stabiliseren veel slachtoffers te betreuren gehad. Tegelijkertijd kan Nederland niet instaan voor de politieke integriteit van buitenlandse overheidsinstanties en individuele ambtenaren.
Vraag 4
Op welke wijze wordt Pakistan vanuit de internationale gemeenschap en door Nederland onder druk gezet om hiertegen zo krachtig mogelijk op te treden? Geeft Pakistan hieraan gehoor?
Vraag 5
Welke prioriteit wordt er thans gegeven aan het elimineren van de toevluchtsoorden van de Taliban in het Pakistaans-Afghaanse grensgebied? Deelt u de conclusie uit het rapport, dat het elimineren van deze toevluchtsoorden absoluut noodzakelijk is voor het welslagen van de internationale missie in Afghanistan? Welke resultaten worden op dit terrein thans geboekt?
Antwoord
De 2500 kilometer lange grens tussen Afghanistan en Pakistan is voor een groot deel bergachtig en onherbergzaam gebied. Het is technisch onmogelijk een dergelijke grens volledig te controleren of hermetisch af te sluiten. Nederland, de Afghaanse regering, ISAF en de internationale gemeenschap zijn in constante dialoog met de Pakistaanse regering om deze problematiek beheersbaar te maken. Het belang van een regionale aanpak voor de veiligheidsproblemen alsmede geï ntegreerd grensbeheer is onderwerp van voortdurend gesprek. Een en ander kwam onder meer aan de orde tijdens de recente Afghanistan-conferentie in Parijs (12 juni) en de NAVO-top in Boekarest (2-4 april). Ook het Oost- en Zuidcommando van ISAF besteden veel aandacht aan de veiligheid in de grensgebieden. ISAF en het ANA ondernemen concrete stappen om de doorvoer van extremisten en wapens vanuit Pakistan naar Afghanistan te verstoren. Daarnaast geven het VK en de VS training aan zowel de Pakistaanse als de Afghaanse grenspolitie om de grens beter te kunnen controleren en zodoende het verkeer van personen en goederen te kunnen reguleren.
Vraag 6
Bent u het eens met de stelling dat Pakistan ten aanzien van stamoudsten in het grensgebied een zeker verzoeningsbeleid voert? Deelt u de mening van militaire experts dat dit averechts werkt, omdat rebellen in het grensgebied zo de handen vrij krijgen om zich te hergroeperen en te herbewapenen?
Vraag 7
Welke druk wordt er thans – vanuit de internationale gemeenschap en vanuit Nederland – uitgeoefend op Pakistan om daadkrachtig op te treden tegen toevluchtsoorden van de Taliban en te stoppen met het ingezette verzoeningsbeleid ten aanzien van stamoudsten, voor zover dit het bereiken van veiligheid in de regio frustreert?
Antwoord
Nederland steunt het verzoeningsbeleid dat zowel vanuit Kaboel als Islamabad wordt gevoerd en dat tot doel heeft extremistische groeperingen te isoleren van de meer gematigde (en vooral tribaal gemotiveerde) tegenstanders van de respectievelijke regeringen. Dit verzoeningsproces is belangrijk voor een duurzaam herstel van een vreedzame samenleving en de bevordering van nationale en regionale veiligheid. Dit mag echter nooit betekenen dat straffeloosheid of terroristische activiteiten vrij spel krijgen. Vredesonderhandelingen in de grensgebieden moeten daarom gepaard gaan met blijvende stappen om de Taliban in Pakistan te verstoren en met gedegen grenscontroles.
1) Reformatorisch Dagblad, 10 juni 2008