Beantwoording vragen Van der Staaij en Voordewind over de godsdienstvrijheid in Turkije en de falende rol van de Turkse overheid ter zake
Graag bied ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris voor Europese Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij en Voordewind over de godsdienstvrijheid in Turkije en de falende rol van de Turkse overheid ter zake. Deze vragen werden ingezonden op 22 juli 2008 met kenmerk 2070826000.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken mede namens de staatssecretaris voor Europese Zaken, op vragen van de leden Van der Staaij en Voordewind (SGP en ChristenUnie) over de godsdienstvrijheid in Turkije en de falende rol van de Turkse overheid ter zake.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het laatste rapport van de mensenrechtenorganisatie Jubilee Campaign ten aanzien van de godsdienstvrijheid in Turkije? 1) Hoe beoordeelt u de inhoud van dit rapport, met name voor zover die betrekking heeft op de falende rol van de Turkse overheid ten aanzien van het beschermen van de godsdienstvrijheid?
Vraag 2
Deelt u de belangrijkste conclusie uit het rapport dat het afgelopen jaar géén werkelijke verbeteringen zijn opgetreden in de situatie van de godsdienstvrijheid in Turkije?
Antwoord
Op het gebied van godsdienstvrijheid zijn ten opzichte van vorig jaar weinig positieve ontwikkelingen te noemen. Het godsdienstonderwijs op de scholen gaat nauwelijks in op andere godsdiensten dan het sunni geloof. Bovendien kunnen religieuze minderheden, zowel moslim als niet-moslim, nog steeds geen gebedshuizen (kerken, synagogen, cemhuizen) oprichten. De in februari 2008 van kracht geworden nieuwe Wet op de Stichtingen kan een verbetering inhouden t.a.v. de eigendomsrechten voor religieuze minderheden; dit zal echter in de praktijk moeten blijken. De aanvullende regelgeving die nadere uitwerking moet geven aan deze nieuwe wet is nog niet in werking getreden.
Vraag 3
Is het waar dat in het bijzonder de Joodse en christelijke gemeenschappen in Turkije thans het meest met bedreigingen en geweld te kampen hebben? Hoe verklaart u deze trend?
Vraag 4
Deelt u de conclusie, dat in het bijzonder de Turkse media een heel negatieve rol spelen bij de beïnvloeding van de publieke opinie ten aanzien van religieuze minderheden?
Vraag 5
Deelt u de constatering van het genoemde rapport, dat - ondanks een groeiende trend van haat en geweld jegens bepaalde religieuze minderheden in Turkije - de Turkse overheid officieel nog geen enkel beleid heeft gestart om deze trend te bestrijden? Is het tevens juist, dat de Turkse overheid geen serieuze inspanning verricht om bijvoorbeeld bedreigde voorgangers of individuele leden van minderheden bescherming te bieden, indien daarom wordt verzocht?
Antwoord
Met name de lokale media in onder andere Malatya, Samsun, Adana en Mersin hebben gezorgd voor negatieve berichtgeving over niet-islamitische minderheden. Niet-islamitische godsdiensten worden namelijk door een deel van de Turkse bevolking beschouwd als een bedreiging voor de Islam en de Turkse staat. De Turkse overheid zal meer moeten doen om deze mentaliteit, die ook de oorzaak vormt van de gewelddadigheden jegens deze religieuze minderheden, te veranderen. Naar aanleiding van de toenemende dreiging van niet-islamitische minderheden, w.o. in Malatya, heeft het Turkse ministerie van Binnenlandse Zaken in juni 2007 een circulaire verspreid onder de gouverneurs van alle provincies die tot doel heeft religieuze minderheden en hun gebedshuizen te beschermen. Helaas wordt hieraan onvoldoende uitvoering gegeven in de praktijk.
Vraag 6
Welke conclusies verbindt u aan de bevindingen van dit rapport ten aanzien van de slechte ontwikkelingen rond godsdienstvrijheid in Turkije en de falende c.q. onverschillige rol van de Turkse overheid daarbij?
Vraag 7
Welke consequenties moet deze ontwikkeling in uw ogen hebben voor de mogelijke toetreding van Turkije tot de Europese Unie?
Vraag 8
Bent u bereid - waar mogelijk in internationaal verband - om de slechte positie van religieuze minderheden in Turkije aan de orde te stellen en de Turkse overheid daarop serieus aan te spreken? Zo ja, op welke wijze? Bent u tevens bereid de Turkse overheid aan te spreken op de kwalijke rol die de Turkse media spelen ten aanzien van bepaalde godsdienstige minderheden?
Antwoord
Ik ben het eens met de constatering dat de Turkse overheid niet voldoende doet om hervormingen die moeten leiden tot verbetering van de godsdienstvrijheid daadwerkelijk door te voeren en bij te dragen aan een verandering van de mentaliteit die onder een deel van de Turkse bevolking leeft ten aanzien van andere godsdiensten. Godsdienstvrijheid en de verbetering van de situatie van religieuze minderheden in Turkije zijn dan ook steeds terugkerende onderwerpen in de bilaterale contacten met de Turkse overheid. Bovendien is de vrijheid van godsdienst een van de fundamentele mensenrechten en als zodanig onderdeel van de politieke Kopenhagen-criteria die worden besproken in het kader van de toetredingsonderhandelingen tussen de EU en Turkije.
Vraag 9
In hoeverre is er zicht op - na de uitspraak van het EHRM inzake het weeshuis op het Prinsesseneiland van Buyukade (8-7-2008) - dat religieuze minderheden in Turkije juridisch als rechtspersoon kunnen worden erkend? Bent u bereid om dit concreet te bevorderen en de toepassing van deze genoemde uitspraak in Turkije nauwgezet te volgen?
Antwoord
De Nederlandse regering zal er bilateraal en in de Raad van Europa op blijven aandringen dat vonnissen van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens volledig ten uitvoer worden gelegd en dat de benodigde hervormingen ter verbetering van de positie van religieuze minderheden worden doorgevoerd.
1) ‘Religious freedom in Turkey’, 2008