Beantwoording vragen van de leden Vendrik en Duyvendak over de Wereldbank Klimaatfondsen

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Vendrik en Duyvendak over de Wereldbank Klimaatfondsen. Deze vragen werden ingezonden op 18 juni 2008 met kenmerk 2070823050.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mede namens mevrouw Cramer, minister van Ruimte en Milieu, op vragen van de leden Vendrik en Duyvendak (Groen Links) over de Wereldbank Klimaatfondsen.

Vraag 1
Bent u voornemens om een financiële bijdrage te leveren aan de Clean Investment Funds onder beheer van de Wereldbank? Zo ja, hoeveel en op basis van welke overwegingen?

Antwoord
Op 1 juli jl. heeft de Raad van Bestuur van de Wereldbank het voorstel om twee klimaatfondsen op te richten, het Clean Technology Fund en het Strategic Climate Fund aangenomen.

Het voorstel dat mede door druk van Nederland sterk is aangepast, bleek ook aanvaardbaar te zijn voor de leden van de Raad afkomstig uit ontwikkelingslanden. Dit heeft voor Nederland de weg vrij gemaakt om een bijdrage aan de fondsen, als tijdelijke bron van financiering naast de reeds bestaande UNFCCC fondsen, in overweging te nemen.

Vraag 2
Deelt u de mening dat de onderhandelingen rond en de oprichting van klimaatfondsen beter plaats kunnen vinden binnen het kader van het UN Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en Conference of Parties, nu er binnen de UNFCCC onderhandeld wordt over de financiering van technologie voor klimaatverandering?

Antwoord
We moeten komen tot een efficiënte financiële architectuur die voldoende nieuwe en additionele middelen voor klimaatbeleid genereert. Wij delen de mening dat onderhandelingen over financiering van klimaatbeleid, inclusief de discussie over fondsen, primair in UNFCCC thuis horen en daar moeten samenkomen. Dit sluit echter niet op voorhand uit dat tegelijkertijd initiatieven door andere organisaties worden genomen. Belangrijk is wel dat de internationale financiële architectuur die in Kopenhagen overeen wordt gekomen efficiënt en eerlijk is en coherentie brengt in lopende initiatieven. Zowel mitigatie, adaptatie, vermijden ontbossing/herbebossing en verduurzaming van de toegang tot energie zullen in een coherente architectuur voor financiering in aanmerking moeten komen. Vanuit efficiency oogpunt dient proliferatie van fondsen voorkomen te worden en moet er gebouwd worden op de comparatieve voordelen van de multilaterale banken en de VN-instellingen.

Vraag 3
Hoe denkt u te kunnen garanderen dat de oprichting van de Clean Investment Funds geen ondermijnende werking heeft op de onderhandelingen binnen het kader van de UNFCCC, nu de oprichting van de Clean Investment Funds (CIF) onder beheer van de Wereldbank een door de G8 gedomineerd proces is en de G77 en China van mening zijn dat nieuwe CIF- voorstellen van de Wereldbank niet consistent zijn met de UNFCCC? 1)

Antwoord
Wij zijn ons ervan bewust dat ontwikkelingslanden aanvankelijk sceptisch gereageerd hebben op de oprichting van het Clean Technology Fund en het Strategic Climate Fund. In die zin heeft het WB initiatief voor onrust gezorgd in de onderhandelingen. Onze interpretatie van de positie van de G77 en China m.b.t. deze fondsen is dat deze fondsen niet mogen meetellen als het nakomen van de verplichtingen van ontwikkelde landen onder de UNFCCC. Wij verwachten niet dat de positieve beslissing van de Raad van Bestuur van de Wereldbank verandering zal brengen in deze onderhandelingspositie. Deze is immers niet alleen van toepassing op de Wereldbank fondsen. In de komende onderhandelingen zal derhalve een internationale financiële architectuur tot stand moeten komen die samenhang brengt tussen financiering binnen en buiten UNFCCC.

Vraag 4
Hoe denkt u te kunnen garanderen dat de zogenaamde “sunset clause”, die voorziet in de beëindiging van de Clean Investment Funds, niet de prikkel verkleint om klimaatfondsen binnen het kader van UNFCCC op te richten, overwegende dat de Clean Investment Funds pas beëindigd worden op het moment dat andere financiële mechanismen onder het UNFCCC in werking treden? Vindt u dat een “sunset clause” betekenis heeft zonder een vooraf vastgelegde datum voor het beëindigen van de Clean Investment Funds?

Antwoord
De intentie van het voorstel van de Wereldbank is dat de klimaatfondsen een tussentijdse oplossing vormen zolang de onderhandelingen in het kader van de UNFCCC, inclusief over de toekomstige financiële architectuur voor klimaatbeleid, plaatsvinden. Tevens maakt de voorgestelde ‘sunset clause’ er specifiek melding van dat de twee klimaatfondsen geen afbreuk mogen doen aan deze onderhandelingen. Nederland zet zich maximaal in om deze onderhandelingen conform de bestaande afspraken, d.w.z. in december 2009, af te ronden.

Vraag 5
Bent u ervan op de hoogte dat de meest efficiënte kolencentrales tot de meest CO2-intensieve energievormen horen? Bent u op de hoogte van de schadelijke sociale- en milieu-effecten van de gehele levenscyclus van elektriciteitsproductie uit steenkool? Bent u in het kader van klimaatverandering voornemens om met publiek geld de energievoorziening door middel van fossiele brandstoffen te subsidiëren, nu in het voorstel voor een Clean Technology Fund het voornemen wordt geuit om te investeren in de nieuwste generatie kolencentrales?

Antwoord
Afhankelijk van de techniek waarmee kolen worden benut voor de elektriciteit sopwekking kunnen zij behoren tot de meest CO2-intensieve energievormen. Kolen zullen evenwel nog geruime tijd onderdeel uitmaken van de mondiale energiemix. Daarom dient er een maximale inspanning te zijn op schone kolen technologie en CO2-opslag. Het Clean Technology Fund zou hieraan een bijdrage kunnen leveren. Nederland is het met die insteek eens op voorwaarde dat de zachte leningen en eventuele schenkingen worden gebruikt voor de meerkosten voor het verminderen van emissies.

Vraag 6
Bent u ervan op de hoogte dat de toegang van landen tot het Forest Investment Fund binnen de Climate Investment Funds afhankelijk is van deelname aan het World Bank Carbon Partnership Facility? Op welke wijze zult u waarborgen dat emissiecompensatie in ontwikkelingslanden niet ten koste gaat van de landrechten en leefwijze van inheemse volken, overwegende dat de uit de World Bank Carbon Partnership Facility voortkomende toenemende staatscontrole over bossen een bedreiging vormt voor deze landrechten en inheemse volken?

Antwoord
Wij zijn hiervan niet op de hoogte. Het voorstel voor het Strategic Climate Fund vermeldt dat binnen dit fonds een Forest Investment Fund/Program wordt opgericht. Dit fonds/programma is nog niet uitgewerkt. Dit zal geschieden op basis van een brede en transparante consultatie.

Belangrijk punt van aandacht van Nederland in de participatie in het World Bank Carbon Partnership Facility (WBCPF) is de participatie van de van bossen afhankelijke bevolkingsgroepen waaronder inheemse volken. Nederland zal er op toe zien dat bij de uitvoering van activiteiten in het kader van de WBCPF voldoende aandacht gegeven wordt aan dit aspect.

Vraag 7
Bent u ervan op de hoogte dat de Wereldbank nog altijd elk jaar meer investeert in fossiele energieprojecten? 2) Deelt u de mening dat, gezien de negatieve sociale, milieu-, en macro-economische effecten van fossiele energieprojecten, de Wereldbank eerst transparant moet zijn over de directe en indirecte klimaateffecten van haar eigen energieprojecten en moet aantonen haar steun aan fossiele brandstoffen significant te reduceren, alvorens het beheer van enorme klimaatfondsen toevertrouwd te krijgen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De database van OCI (oilaid.priceofoil.org) geeft projecten het etiket 'fossiele energieproject' en suggereert dat deze bijdragen aan verhoging van de uitstoot terwijl zij in feite beogen bij te dragen aan een reductie van de emissies door bijvoorbeeld de efficiency te vergroten en verliezen te beperken. Voorbeelden van deze misrepresentatie zijn i) GEF en Carbon Fund projecten gericht op opslag van methaan, ii) investeringen in gas-aangedreven energiecentrales die ouderwetse kolencentrales vervangen (en zorgen voor 50% minder uitstoot van CO2 per KwH) en iii) hervormingen in de energiesector die gericht zijn op de reductie van technische verliezen bij de generatie en transmissie van elektriciteit. Ook dit laatste heeft vanzelfsprekend een positief effect op emissies.

Cijfers van de Wereldbank zelf laten in 2007, vergeleken met het piekjaar 2006, een forse daling zien van committeringen voor projecten voor fossiele energie, exclusief projecten gericht op energiebesparing. De laatste jaren nemen de investeringen van de Wereldbank in duurzame energie en energiebesparing fors toe. In 2007 is meer geld gecommitteerd voor deze projecten dan voor projecten voor fossiele energie.

Wij zijn het met u eens dat de Wereldbank moet werken aan het in kaart brengen van de directe en indirecte klimaateffecten van al haar activiteiten, inclusief de energieprojecten. De Wereldbank vervult een voortrekkersrol bij het ontwikkelen van methodologieën om de “carbon footprint” in kaart te brengen. Dit is echter geen makkelijke taak en technisch ingewikkeld. Aanstaande oktober, tijdens het Development Committee, zullen wij de strategie ter aanzien van klimaatverandering en economische ontwikkeling bespreken. Op verzoek van de Board, zal deze strategie ook richting moeten geven aan de ontwikkeling van bovengenoemde methodologie en aan het verfijnen van de “carbon shadow pricing” methodologie, waarmee geprobeerd wordt om de lange-termijn maatschappelijke- en milieukosten van het gebruik van fossiele energie in kaart te brengen. Dit doet de Bank in samenwerking met andere actoren, waaronder het World Resources Institute.

1) http://www.twnside.org.sg/title2/finance/twninfofinance20080510.htm
2) Rapport “AIDING OIL, HARMING THE CLIMATE”, december 2007, van Oil Change International, te vinden op: http://priceofoil.org/wp-content/uploads/2007/12/AidingOil_BaliRelease1.pdf