Beantwoording vragen van de leden Kant en Irrgang over actuele stand van zaken nabestaanden Srebrenica

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Kant en Irrgang over actuele stand van zaken nabestaanden van Srebrenica. Deze vragen werden ingezonden op 25 april 2008 met kenmerk 2070818890.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de leden Kant en Irrgang (SP) over actuele stand van zaken nabestaanden van Srebrenica.

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoord op vragen bij de begroting van Ontwikkelingssamenwerking voor 2008, waarin u stelt open te staan voor debat met de slachtoffers van Srebrenica en waarin u meldt dat er een probleem is met de regering van Bosnië-Herzegowina? 1) Kunt u aangeven wat het gesprek met de nabestaanden van Srebrenica thans heeft opgeleverd? Kunt u tevens melden wat het probleem is met de regering van Bosnië en wat u verwacht te kunnen doen aan een oplossing?

Antwoord

Ja, de ambassade in Sarajevo heeft regelmatig contact met nabestaanden van Srebrenica. Uit de gesprekken met de diverse organisaties die de belangen van de nabestaanden behartigen, komt duidelijk naar voren dat de ontbrekende sociale zekerheid en de mogelijkheden om de slachtoffers te begraven en te herdenken op andere plaatsen dan Srebrenica de belangrijkste aandachtspunten zijn. Nabestaanden die niet aangesloten zijn bij de eerder genoemde organisaties krijgen de gelegenheid ambassademedewerkers en/of de ambassadeur te spreken bij hun bezoeken aan de Srebrenica-regio. Die contacten leveren een goed beeld op van hun dagelijkse leven en de problemen die zij ervaren. Deze kennis wordt gebruikt voor de ontwikkeling en uitvoering van het bilaterale OS-programma, en met name de Srebrenica-component van het programma. Voor meer informatie over activiteiten die onder dit component vallen verwijs ik naar het antwoord op vraag 7. Bij de presentatie van het boek van professor Leydesdorff over vrouwen van Srebrenica heb ik diverse nabestaanden persoonlijk kunnen ontmoeten.

Destijds gaf ik het probleem aan van het feit dat de Bosnische regering onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor de verbetering van de situatie van de nabestaanden. Tevens is het van belang dat de Bosnische regering de door de nabestaanden genoemde aandachtspunten ter harte neemt. De internationale gemeenschap, waaronder Nederland, bepleit een actievere rol van de Bosnische regering. De ambassade in Sarajevo probeert hier aan bij te dragen door samen te werken met de betrokken ministeries en de instanties op centraal en lokaal niveau.

Vraag 2
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het aantal mensen dat terugkeert naar de plaats van herkomst en in het bijzonder naar de regio Srebrenica? Kunt u daarvan de cijfers over 2007 geven? Kunt u aan geven wat thans de belemmeringen zijn om terug te keren? Zijn er voor Nederland mogelijkheden om deze belemmeringen te helpen opheffen? Zo ja, op welke wijze doet u dat? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

UNHCR publiceert meerdere malen per jaar de laatste stand van zaken omtrent terugkeer van vluchtelingen naar en ontheemden in Bosnië-Herzegovina. In 2007 zijn volgens UNHCR 3.899 mensen die in Bosnië-Herzegovina ontheemd waren teruggekeerd naar hun oorspronkelijke woonplaats. Tevens zijn 3.018 personen uit het buitenland teruggekeerd naar Bosnië-Herzegovina. Er zijn geen aparte cijfers voorhanden voor terugkeer naar de regio Srebrenica.

Er zijn factoren die terugkeer bemoeilijken. Bij het faciliteren van terugkeer bepaalt de Bosnische wetgeving dat niet alle vluchtelingen zonder meer recht op een eigen huis hebben, vooral indien deze groep vóór hun vertrek geen huizenbezitter was. Een tweede factor is de economische transitie in Bosnië -Herzegovina sinds 1991 die de aantrekkingskracht van stedelijke gebieden heeft versterkt en leidt tot ontvolking van landelijke gebieden, zoals Srebrenica. Sommige vluchtelingen of ontheemden kiezen niet voor terugkeer naar een mogelijk economisch onzekere toekomst in die rurale gebieden. Dit is ook de reden dat een deel van de Nederlandse en internationale inspanningen is gericht op de economische heropbouw van de Srebrenica-regio. Een andere beweegreden om niet terug te keren naar Srebrenica is het ontbreken van een adequaat sociale zekerheidsstelsel in de entiteit Republika Srpska waar Srebrenica zich bevindt. De Federatie biedt betere voorzieningen waardoor vluchtelingen kiezen om niet naar Republika Srpska terug te keren. De internationale gemeenschap bepleit dan ook dat terugkeerders in aanmerking komen voor sociale uitkeringen van de Federatie.

Nederland schenkt in het bilaterale hulpprogramma aandacht aan de duurzame terugkeer van vluchtelingen, hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 7.

Vraag 3
Hebt u kennisgenomen van de open brief van dertig NGO’s aan het parlement van Bosnië-Herzegowina waarin zij protesteren tegen de salarisverhoging die de parlementariërs zichzelf hebben gegeven? Deelt u de mening dat deze salarisverhoging een demotiverend signaal is voor de burgermaatschappij, zowel Moslims als ook Serviërs die in sterk verpauperde omstandigheden moeten leven? 2)

Antwoord

De open brief van de NGO’s is verschenen naar aanleiding van twee wetten die waren voorgesteld: één over de pensioenen en onkostenvergoedingen van parlementariërs en één over hun salarissen. De eerste wet is na druk van de publieke opinie ingetrokken. De tweede wet was nodig om een aantal technische problemen op te lossen, maar voorzag ook in een salarisverhoging. Dankzij druk vanuit de publieke opinie en van politici zelf is het deel over de salarisverhoging van de wetswijziging afgewezen. Een nieuw voorstel wordt verwacht.

Vraag 4
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de faciliterende rol van de Nederlandse ambassade in Bosnië bij projecten van een aantal Nederlandse organisaties?

Antwoord

De Nederlandse ambassade onderhoudt goede contacten met de Nederlandse organisaties die in Bosnië-Herzegovina actief zijn. De faciliterende rol van de ambassade bestaat o.a. uit informatie-uitwisseling, het delen van netwerken en het introduceren van organisaties bij actoren die voor hen van belang zijn. Zo onderhoudt de ambassade goed contact met SNV, de stichting Out of Area, en Kriterion. In programma’s van de ambassade met lokale partners kunnen Nederlandse organisaties participeren; zo werken Bosnische organisaties samen met PUM, CBI, EVD, DECP en SPARK.

Vraag 5
Is er thans een contract met Snaga Zene gesloten? Zo ja, sinds wanneer en voor hoe lang? Is dit voldoende of zou er nog meer gedaan kunnen worden op het gebied van psychosociale zorg?

Antwoord

Ja, er is een driejarig contract met Snaga Zene gesloten dat tot september 2010 loopt. Snaga Zene is een relatief kleine organisatie en versterking van diens capaciteit is dan ook onderdeel van het project. Snaga Zene bereikt veel kwetsbare mensen in de regio. Met de ondersteuning van Snaga Zene wordt een behoefte vervuld waarin de Bosnische gezondheidszorg onvoldoende kan voorzien. Desondanks is het aannemelijk dat niet iedereen bereikt wordt en dat nieuwe pati ënten zich melden die dergelijke zorg zoeken.

Vraag 6
Wat heeft u gedaan met de resultaten van het onderzoek Inventory of the Psycholosocial Assistance provided to the Survivors of the Srebrenica Fall, 1995 dat in opdracht van uw ambtsvoorganger in 2006 is uitgevoerd? Is het waar dat er nu nog steeds veel gezinnen in ‘collective settlements’ leven en dat de situatie daar steeds slechter wordt? Is het waar dat de situatie voor jongeren uitzichtloos is? Is het waar dat er ook “collective settlements” voor Serviërs zijn en dat deze mensen ook onder slechte omstandigheden leven?

Antwoord

Het genoemde rapport heeft als basis gediend voor de huidige samenwerking met Snaga Zene. De aanbevelingen van het rapport zijn verder vertaald in een programma gericht op de jeugd, in samenwerking met Prijatelji Srebrenice, om via het Jeugd Informatie Centrum in Srebrenica de banden tussen jongeren van verschillende achtergronden te versterken. Tevens is in verschillende terugkeer-programma’s een component opgenomen voor psychosociale hulp.

Inderdaad wonen er nog steeds mensen in “collective centers”. De Bosnische overheid, in samenwerking met de internationale partners, probeert ook voor hun situatie een duurzame oplossing te vinden. De ambassade heeft zich in zijn meerjarige strategie voor de periode 2008-2011 (zie ook het antwoord op vraag 7) gecommitteerd hieraan een bijdrage te leveren. In “collective centers’ verblijven gezinnen en alleenstaanden van alle etnische achtergronden.

Voor de kwestie van duurzame terugkeer verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.

Vraag 7
Bent u bereid in samenwerking met betrokken lokale instanties en NGO’s een integraal meerjarenplan op te zetten direct gericht op de problematiek van overlevenden en nabestaanden van Srebrenica, waarin huisvesting, economische ontwikkeling, opleiding en psychosociale ondersteuning evenredig aan bod komen? Zo ja, kunt u dat plan presenteren? Zo neen, waarom niet? Hoe staat u tegenover het idee dat Nederland in jongerenprojecten die gericht zijn op vakopleiding en entrepreneurschap zou investeren. Is het u bekend dat een drietal ROC’s in Drenthe en Noord-Brabant vergaande plannen in die richting hebben? Zijn er mogelijkheden plannen op dit terrein door u te laten steunen? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord

Het Nederlandse bilaterale programma richt zich op drie pijlers: goed bestuur en mensenrechten; economische ontwikkeling; en Srebrenica en vluchtelingen. Wat betreft de laatste pijler schenkt het programma aandacht aan de sociaal-economische heropbouw van de regio en duurzame terugkeer van vluchtelingen. Tevens wordt aandacht gegeven aan psychosociale zorgverlening, de identificatie van slachtoffers, de constructie van woningen, en de vervolging en berechting van de daders. Deze beleidsprioriteiten en de geïdentificeerde activiteiten zijn voor vier jaar beschreven in een meerjarig strategisch plan (2008-2011). Het meerjarenplan is tot stand gekomen op basis van de opgedane ervaringen en consultaties met betrokken partners, waaronder andere donoren, internationale organisaties en NGO’s. Dit meerjarenplan is op beknopte wijze toegankelijk op de website van de ambassade. De activiteiten van de ambassade die gericht zijn op duurzame terugkeer, beperken zich niet tot de regio van Srebrenica, maar vinden in het gehele land plaats. Voor een overzicht van de huidige en afgesloten projecten die Nederland ondersteunt m.b.t. Srebrenica voor de periode 2006-2008 verwijs ik naar de bijlage bij de antwoorden op de vragen van Halsema en Peters (GroenLinks), dd 4 april 2008, kenmerk 2070816720.

Diverse ROC’s ontwikkelen inderdaad plannen voor vakopleidingen aan jongeren in de opvangcentra voor ontheemden en teruggekeerde vluchtelingen. De ambassade in Sarajevo heeft met regelmaat contact met de ROC’s hierover. Aangezien er tot op heden nog geen voorstellen zijn ingediend, is het te vroeg om te speculeren over de mogelijkheden om deze te ondersteunen.

Vraag 8
Bent u bereid voor 2010 naar Bosnië te gaan om overlevenden en nabestaanden, zij die georganiseerd zijn maar ook nadrukkelijk zij die niet georganiseerd zijn, te bezoeken om met de situatie in ogenschouw te nemen? Zo ja, wanneer? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Ja, ik ben bereid om voor 2010 Bosnië-Herzegovina te bezoeken. Ik kan u echter nog geen exacte datum geven.

1) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2006-2007, nr. 2116
2) Daily Top News From Bosnia, 3 april 2008; “30 NGOs sent an open letter to members of Bosnian parliament”