Beantwoording vragen van de leden Boekestijn en Van Baalen over Sudan
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Boekestijn en Van Baalen over Soedan. Deze vragen werden ingezonden op 18 juni 2008 met kenmerk 2070823160.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken en de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van de leden Boekestijn en Van Baalen (VVD) over Soedan.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het rapport “Multi-Donor Trust Funds: Third Progress Report” van de Wereldbank van 23 april 2008?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Gaat er Nederlands geld naar de noodhulp in Darfur?
Antwoord
Ja.
Vraag 3
Hoeveel geld is er door Nederland aan de beide Multi-Donor Trust Funds in Soedan gegeven sinds hun oprichting? Zijn de problemen die het Multi-Donor Trust Fund bij de aanvang had voorgoed overwonnen? Hoe schat u de effectiviteit van de door deze fondsen gefinancierde ontwikkelingsprojecten in?
Antwoord
Nederland heeft tot op heden 150 miljoen euro bijgedragen aan de Multi-Donor Trust Funds, waarvan 75 miljoen aan het nationale MDTF en 75 miljoen aan het MDTF voor Zuid-Soedan. De aanloopproblemen van de MDTF’s (te weinig staf, onbekendheid met de regelgeving van de Wereldbank, onenigheid tussen de VN en de Wereldbank over het afsluiten van contracten) zijn grotendeels opgelost, mede door grote druk van Nederland. Hierdoor is de implementatie van MDTF-programma’ s vanaf 2007 in een stroomversnelling gekomen en zijn er zichtbare resultaten, zoals wegen, overheidsgebouwen, waterputten en tra iningsfaciliteiten voor onderwijzers, artsen en politie. Dit werd bevestigd tijdens het Soedan Consortium in mei jongstleden, waar donoren samen met de Wereldbank, de VN en de Sudanese autoriteiten uitvoerig hebben teruggeblikt op het functioneren van de MDTF’s. Er was algemene overeenstemming dat de MDTF’s na een moeizame start nu gestaag resultaten boeken. Donoren hebben dan ook in ruime mate nieuwe fondsen toegezegd. Dit laat onverlet dat de effectiviteit van de MDTF’s nog verder kan worden verhoogd door een goede doorstroom van beschikbare fondsen naar lokale overheden en gemeenschappen. Als co-voorzitter van het oversight committee van het nationale MDTF en via het Joint Donor Office in Juba benadrukt Nederland het belang van een gedegen decentralisatieproces. Vooral in het geval van Zuid-Soedan dient de capaciteit van de overheid op lokaal niveau verder versterkt te worden.
Vraag 4
Hoeveel geld is er aan Nederlandse ontwikkelingshulp naar Soedan gegaan buiten de Multi- Donor Trust Funds om?
Antwoord
Nederland heeft in de periode 2005 – 2007 naast de bijdrage aan de MDTF’s ruim 220 miljoen euro aan ontwikkelingshulp besteed in Soedan. Deze fondsen zijn aangewend voor humanitaire hulp en voor activiteiten op het gebied van veiligheid, mensenrechten en wederopbouw.
Vraag 5
Heeft de u kennisgenomen van het boek “Dwars door Soedan” van Gerbert van der Aa?
Antwoord
Ja.
Vraag 6
Zijn de geruchten waar dat president Bashir zich bemoeit met de distributie van de noodhulp. Zo ja, gaat het hier ook om Nederlandse hulp?
Antwoord
Er zijn mij geen geruchten bekend dat president Bashir zich persoonlijk met de distributie van humanitaire hulp bemoeit. Niettemin hebben hulporganisaties te maken met bureaucratische procedures en beperkingen van bew egingsvrijheid die hen worden opgelegd door de Sudanese overheid. Sinds het tekenen van het ‘Joint Communiqué’ tussen de VN en de Sudanese regering in maart 2007, zijn de problemen afgenomen. Echter, humanitaire organisaties blijven belemmeringen ondervinden. De Sudanese Humanitarian Aid Committee (HAC) en de VN hebben daarom een handboek opgesteld, waarin de procedures worden beschreven. Hiervoor bestaat bij de (internationale) NGO’s in Sudan veel waardering. Nederland is samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie een van de belangrijkste humanitaire donoren in Sudan.
Vraag 7
Wat is het Nederlandse standpunt ten aanzien van de mogelijk instelling van een “no-fly-zone” in Darfur?
Antwoord
De Nederlandse regering vindt het instellen van een no-fly-zone een optie, indien daar in VN-kader overeenstemming over zou zijn en het onderdeel uit zou maken van een groter pakket van afdwingbare en implementeerbare maatregelen.
Vraag 8
Kunt u een overzicht geven van de overlegorganen waarin Nederland actief is, die zich inzetten voor het vredesproces in Darfur en in Zuid-Soedan? Kunt u een update geven van de vorderingen die gemaakt worden tijdens deze besprekingen?
Antwoord
Nederland maakt onderdeel uit van de Sudan Contact Group (Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Canada, Noorwegen, Frankrijk, Europese Unie en Nederland). Deze groep landen tracht eenduidige standpunten vast te stellen op het gebied van politieke, militaire en ontwikkelingssamenwerking in Soedan.
Nederland is nauw betrokken bij het vredesproces in Darfur, dat onder leiding staat van de AU en VN en heeft een zogenaamde waarnemersstatus tijdens de onderhandelingen. Het doel blijft een inclusief en breed gedragen vredesakkoord. Echter, vanwege het grote wantrouwen tussen de partijen richten de AU en VN zich nu eerst op het organiseren van informele workshops in plaats van formele ond erhandelingen, met als doel vertrouwen kweken tussen de partijen.
Ten aanzien van het vredesproces tussen Noord- en Zuid-Soedan maakt Nederland deel uit van de Assessment and Evaluation Commission (AEC). Deze commissie, waarin zowel de National Congress Party als de Sudanese Peoples Liberation Movement zitting hebben, bespreekt op regelmatige basis de voortgang en knelpunten die zich voordoen bij de implementatie van het Comprehensive Peace Agreement (CPA). Als coördinator van de AEC-werkgroep ‘Drie Gebieden’ zet Nederland zich onder meer in voor een vreedzame oplossing voor Abyei. Zo heeft Nederland, op verzoek van de SPLM en de NCP, onlangs een expert op het gebied van arbitrage ter beschikking gesteld van de partijen. Arbitrage moet leiden tot definitieve vaststelling van de grens van Abyei.
De AEC komt in juli met een mid-term evaluatie over de implementatie van het CPA, waarin aanbevelingen zullen worden gedaan voor de komende jaren.
Vraag 9
Wilt u deze vragen beantwoorden voorafgaande aan het werkbezoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken aan Soedan (5-12 juli a.s.)?
Antwoord
Ja.